De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het uitvoeren van harddrugs (feit 1) en ketamine (feit 2), het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 3) en het treffen van voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne (feit 4). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt
3.4.1.De identificatie van de gebruiker SkyECC-account [accountnaam 1]
Bij het beantwoorden van de vraag of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden zijn de ontsleutelde berichten in het procesdossier van belang. Daarom moet worden bezien of [verdachte] in de ten laste gelegde periode kan worden geïdentificeerd als gebruiker van SkyECC-account [accountnaam 1] .
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode als enige het SkyECC-account [accountnaam 1] in gebruik heeft gehad. Anders dan de verdediging betoogt, laat de optelsom van indicaties zien dat het om [verdachte] gaat, te weten
( i) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] op drie vluchten, terwijl [verdachte] als enige persoon op alle drie de vluchten als passagier stond vermeld;
(ii) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] op het adres [adres 2] , terwijl dit adres op 423 meter afstand van het GBAadres van [verdachte] ligt;
(iii) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] in Spanje en op Eindhoven Airport, terwijl [verdachte] op Eindhoven Airport is gecontroleerd en heeft verklaard dat hij een aantal dagen naar Malaga is geweest;
(iv) het bevinden van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] op 230 meter afstand van de parkeerplaats op de Roelantdreef te Utrecht, terwijl [verdachte] op voornoemde parkeerplaats werd gecontroleerd;
( v) het door SkyECC-account [accountnaam 2] communiceren over een mailadres van ‘ [naam 1] ’ waarbij een contact met de bijnaam van het SkyECCaccount [accountnaam 1] , te weten ‘ [naam 2] ’, werd gestuurd, terwijl de voornaam van [verdachte] [voornaam] is en hij meerdere keren naar Malaga is geweest;
(vi) het communiceren door de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] dat hij veel in Spanje zit, terwijl uit de vluchtgegevens blijkt dat [verdachte] meerdere keren van of naar Spanje is gevlogen; en
(vii) het intensieve contact tussen de gebruikers van SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] en [accountnaam 4] en [accountnaam 5] , terwijl [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen twee keer zijn gecontroleerd door de politie.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman, dat [verdachte] niet als gebruiker van SkyECCaccount [accountnaam 1] kan worden geïdentificeerd, verworpen.
3.4.2.1. Identificatie van de gebruikers van de andere SkyECC-accounts
Op basis van de vonnissen die zijn gewezen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 7 mei 2024 stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker van SkyECCaccounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] is geweest en [medeverdachte 2] de gebruiker van SkyECCaccounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] . Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt [accountnaam 1] hierna aangeduid als [verdachte] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] als [medeverdachte 1] en [accountnaam 4] en [accountnaam 5] als [medeverdachte 2] .
3.4.3.Algemene overwegingen
Het bewijsminimumTen aanzien van het verweer van de raadsman, dat het bewijs afkomstig is uit één bron, te weten de SkyECCberichten, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank merkt op dat er meerdere gesprekken zijn gevoerd met verschillende tegencontacten op verschillende data. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de berichten ondersteunen. Verder zijn diverse processen-verbaal van de politie voor het bewijs gebruikt. Er is dus sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee is voldaan aan het bewijsminimum. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De onvolledigheid van de SkyECC-chats
Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat de berichten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt vanwege de onvolledigheid van die berichten, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank constateert dat zij niet de beschikking heeft over alle SkyECC-chats die in verband met de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden, soms ontbreekt een deel van de conversatie. Dit brengt met zich mee dat behoedzaam moet worden omgegaan met de inhoud van de SkyECC-chats. Dit betekent echter niet dat de berichten die wel beschikbaar zijn niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer slaagt dan ook niet en wordt verworpen.
De bewijsmiddelenTen aanzien van het verweer van de raadsman, dat de berichten niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat de berichten in het Engels zijn weergegeven en niet naar het Nederlands zijn vertaald, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de processen-verbaal met daarin de Engelstalige berichten voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat de processenverbaal zelf in het Nederlands zijn opgemaakt. Bovendien is de Engelse taal die in de berichten wordt gebruikt voldoende duidelijk, zoals de raadsman zelf ook heeft verklaard. Een vertaling van de berichten naar de Nederlandse taal is daarom niet nodig. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De inhoud van de chats
Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat de inhoud van de berichten niet over de handel in harddrugs en ketamine gaan, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de onderschepte chats gaan over (internationale) handel in harddrugs en ketamine. Er wordt onder andere gesproken over ‘bits’, ‘pieces’, ‘bottoms’, ‘botts’, ‘brown’, ‘tops’ en ‘kets’, ‘ket’, ‘keta’ en ‘ketamine’. Termen die kenmerkend zijn voor de handel in cocaïne, heroïne en ketamine. Ook worden er in de chats verschillende prijzen genoemd, die zijn te herleiden naar de prijzen van verdovende middelen en ketamine en het transporteren daarvan. Daarnaast zijn in de chats een aantal foto’s aangetroffen, waarop blijkens het ‘proces-verbaal van bevindingen herkenning cocaïne’, verpakte blokken cocaïne zijn te zien. Tevens zijn er foto’s van een bruine substantie of bruine blokken aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat heroïne bruin van kleur is. Verder is in de chats uitleg gegeven over de wijze waarop pakketjes worden verzonden. Daarbij is aangegeven dat de verdachten een contact hebben bij een postbedrijf (“we have somebody working inside”) en dat ‘hun’ systeem veilig is aangezien er geen gebruik wordt gemaakt van speurhonden (“sniffer dogs”), röntgenapparatuur (“xray machines”) of douaneagentschappen (“customs agencys”).
3.4.4.De uitvoer van harddrugs (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 17 september 2020 tot en met 20 februari 2021 zich heeft schuldig gemaakt aan de uitvoer van totaal 15 kilogram cocaïne en 62 kilogram heroïne vanuit Nederland naar het buitenland.
De rechtbank stelt vast dat er in een periode van ongeveer vijf maanden tien voltooide transporten van cocaïne en heroïne van Nederland naar Engeland, Ierland, Wales en Australië hebben plaatsgevonden. Voorafgaand aan enkele transporten, blijkt uit de chats, worden de verdovende middelen afgeleverd bij [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . Dat de transporten zijn vertrokken, stelt de rechtbank vast aan de hand van de berichten waarin wordt aangegeven dat de pakketten zijn verzonden (“package is gone”), dat updates over de reisbewegingen van de pakketten worden gegeven (“its still not giving a tracking, but for sure today”; “past boarder of NL. Probably they are preparing the package for departure from Brussel”) en dat afbeeldingen van de tracking informatie van het postbedrijf worden gestuurd. Vervolgens blijkt uit de chats dat de transporten zijn geslaagd, omdat er wordt gechat dat de pakketten zijn ontvangen (“it’s delivered”; “they recieved it”; “is arrived in mel”).
Medeplegen[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vanaf het begin van het proces betrokken geweest, zo blijkt uit de inhoud van de chats. Zij hebben in de ten laste gelegde periode samengewerkt teneinde de uitvoer van de verdovende middelen te realiseren. Ieder had daarin zijn eigen taak. [verdachte] had een leidende en coördinerende rol. Hij had contact met zowel de verzendende als de ontvangende partij. Aan beide partijen gaf hij instructies. Zo stuurde [verdachte] op 1 oktober 2020 naar [medeverdachte 1] dat hij de volgende keer duidelijke afspraken moet maken en als er wat veranderd dat hij dit aan hem moet laten weten, zodat hij, [verdachte] , dit met iedereen kan bespreken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden een uitvoerende rol. Zij werden aangestuurd door [verdachte] . Zij ontvingen de verdovende middelen en verzonden de pakketten via een contact bij het postbedrijf. Ook onderhielden zij contact met de ontvangende partij over de voortgang van de transporten. In het geval van problemen werd [medeverdachte 1] door [verdachte] daarop aangesproken. Zo stuurde [verdachte] op 26 november 2020, naar aanleiding van verwarring over de bezorging van een pakket, naar [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 1] de ontvangende partij duidelijkheid moet geven over het transportsysteem, anders zouden ze hun mensen gaan verliezen.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt. Ook hebben zij nauw en bewust samengewerkt met de andere SkyECCaccounts die in de chats naar voren komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
3.4.5.Het verkopen en buiten het Nederlandse grondgebied brengen van ketamine (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omstreeks 5 oktober 2020 zich heeft schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van 10 kilogram ketamine.
Op 2 oktober 2020 is 10 kilogram ketamine afgeleverd bij [medeverdachte 2] in Utrecht. Dat deze overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, blijkt uit de chats. Op voornoemde datum stuurde [medeverdachte 2] dat hij vandaag een geldbedrag voor een ander transport en 10 kilogram ketamine heeft ontvangen (“I only got 2.200€ and 10ket today”). Dat de ketamine vervolgens buiten het grondgebied van Nederland is gebracht volgt ook uit de chats. Op 5 oktober 2020 stuurde [medeverdachte 2] dat hij druk bezig is met het sorteren van de ketamine (“I am busy now sorting 10ket”) en dat het diezelfde dag zal worden verstuurd (“both are leaving today”). Daarbij stuurde hij afbeeldingen van postpakketten. Op 6 oktober 2020 laat [medeverdachte 2] in de chat weten dat de ketamine voor Ierland is bedoeld. Waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat de ketamine op 8 oktober 2020 op de plaats van bestemming wordt bezorgd.
Medeplegen
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij het transport van de ketamine betrokken geweest. [verdachte] heeft een coördinerende rol gehad door contact te houden met de verzendende en de ontvangende partij. Daarin heeft hij de overdracht van de ketamine aangestuurd en aangegeven dat het zo snel mogelijk moest worden verstuurd (“same adres; “you see my guy”; “please fix it today”). Zowel [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben een uitvoerende rol gehad. Zij communiceerden over het tijdstip en de plaats van de overdracht, waarna [medeverdachte 2] de ketamine in ontvangst heeft genomen en per post heeft verstuurd. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] de voortgang van het transport in de gaten gehouden en naar de ontvangende partij gecommuniceerd.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt, zodat ook het medeplegen kan worden bewezen
GeneesmiddelenwetKetamine wordt gebruikt als (dissociatief) tripmiddel (partydrug), en als een middel tegen pijn of als narcosemiddel in de (dier)geneeskunde en valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet. Onder feit 2 is ten laste gelegd dat [verdachte] zich primair schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van de chats, vast dat de ketamine in poedervorm is uitgevoerd naar het buitenland. Gelet daarop kan de ketamine niet worden beschouwd als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet en kan het overtreden van artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet niet worden bewezen. [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.
Subsidiair is onder feit 2 tenlastegelegd dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Voor een bewezenverklaring daarvan moet kunnen worden vastgesteld dat de ketamine een werkzame stof is in de zin van de Geneesmiddelenwet en dat [verdachte] niet beschikte over een registratie voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in voornoemd artikel. Gelet op bovenstaande vaststelling, dat de ketamine uit poeder bestond, stelt de rechtbank vast dat de ketamine een werkzame stof is. Verder blijkt niet uit het dossier dat aan [verdachte] desbetreffende registratie is afgegeven. Overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet kan daarom worden bewezen.
3.4.6.Het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , samen met een ander, op 19 november 2020 zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 3 kilogram cocaïne.
Uit de chats volgt dat [verdachte] contact heeft met het SkyECC-account [accountnaam 6] over het aanschaffen van cocaïne (“colo”). Vervolgens blijkt uit de chats dat [verdachte] een afspraak maakt met SkyECC-account [accountnaam 6] om de 3 kilogram cocaïne op te halen in Amsterdam West. Hierna blijkt uit de berichten die [verdachte] heeft gestuurd dat hij de cocaïne in bezit heeft (“heb ze al weg gezet”). De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat [verdachte] wist van de cocaïne en hij daar ook over kon beschikken.
Medeplegen
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] nauw en bewust heeft samen gewerkt met SkyECC-account [accountnaam 6] , zodat sprake is geweest van medeplegen.
3.4.7.Voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne (feit 4)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , van 28 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 zich heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de uitvoer van 5 kilogram cocaïne naar Australië.
Uit de chats blijkt dat het de bedoeling was om 5 kilogram cocaïne uit te voeren naar Australië, terwijl er 1 kilogram cocaïne op de plaats van bestemming is aangekomen. [verdachte] heeft contact, zowel per chat als fysiek, onderhouden met de opdrachtgever (SkyECCaccount [accountnaam 7] ) over de voorgenomen uitvoer (“let’s fire one off DPD to test te line to my people in Melbourne”; “let’s do a small tot test the line 5 or 6 kg”). Daarnaast heeft [medeverdachte 1] contact met de opdrachtgever over het overdragen van de 5 kilogram cocaïne en het over het verpakken de cocaïne. Dat de overdracht en het gereed maken van de cocaïne voor de verzending daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, stelt de rechtbank vast op basis van de berichten en de afbeeldingen die [medeverdachte 1] heeft gestuurd (“this bags goes in the box of the print machine”; “this are the bags that contain the cocaine, every bag doest contain 1 kgs”). Ook [medeverdachte 2] heeft contact gehad met de opdrachtgever door informatie te verschaffen over de reisbeweging van het pakket met de cocaïne. Op deze manier hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] inlichtingen tot het plegen van dat feit getracht te verschaffen en voorwerpen voorhanden gehad (namelijk de cocaïne) waarvan [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Medeplegen
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt, zodat sprake is geweest van medeplegen.