ECLI:NL:RBAMS:2024:3526

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
13/022349-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel en witwassen met gebruik van versleutelde communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten gerelateerd aan drugshandel en witwassen. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het uitvoeren van harddrugs, waaronder heroïne en cocaïne, en het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen. Daarnaast is hij aangeklaagd voor het witwassen van een geldbedrag van € 5.000,- en een Rolex horloge ter waarde van € 10.500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs naar het buitenland, met gebruik van versleutelde communicatie via SkyECC. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op chats en andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en het witwassen aantonen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/022349-22
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende op het adres [adres 1] ,
hierna ook: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024. Op 7 mei 2024 is het onderzoek gesloten. De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, op de terechtzitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/332075-21) en [medeverdachte 2] (13/029288-22).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Oppe en van wat verdachte en zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting van 12 mei 2023 – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 62 kilogram heroïne en/of 12 kilogram cocaïne in de periode van 17 september 2020 tot en met 15 februari 2021 te Amsterdam en/of Utrecht;
2. het medeplegen van het opzettelijk zonder handelsvergunning althans het opzettelijk zonder registratie in voorraad hebben, verkopen, afleveren, ter hand stellen, invoeren en/of anderszins binnen of buiten het Nederlandse grondgebied brengen van 10 kilogram ketamine, zijnde een geneesmiddel althans een werkzame stof, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020 te Utrecht;
3. het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22 kilogram heroïne en/of 8 kilogram cocaïne in de periode van 6 oktober 2020 tot en met 12 februari 2021 te Amsterdam en/of Utrecht;
4. het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 5 kilogram cocaïne naar Australië in de periode van 28 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 te Amsterdam, Utrecht en/of Etten-Leur;
5. het medeplegen van het witwassen van € 5.000,-, € 1.280,- en een horloge van het merk Rolex op in de periode van 18 januari 2022 tot en met 10 maart 2022 te Amsterdam en/of Schiphol.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De inleiding

De verdachten in het onderzoek Glassteen zijn [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Het onderzoek Glassteen is gestart naar aanleiding van bevindingen uit het onderzoek Argus. In dat onderzoek zijn versleutelde berichten verzonden via aanbieder SkyECC beschikbaar gekomen en (deels) leesbaar gemaakt. Uit die berichten zijn diverse nieuwe verdenkingen ontstaan. In deze zaak richt het onderzoek zich op het SkyECC-account met de naam [accountnaam 1] . Op basis van de berichten die van en naar dit account en contactpersonen van dit account zijn verzonden, heeft de politie het vermoeden gekregen dat onder andere de gebruikers van de SkyECCaccounts [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 1] , [accountnaam 4] en [accountnaam 5] harddrugs hebben uitgevoerd, in harddrugs hebben gehandeld en voor de handel in harddrugs voorbereidingshandelingen hebben getroffen. De politie vermoedt dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van [accountnaam 1] , [verdachte] van [accountnaam 2] en [accountnaam 3] en [medeverdachte 2] van [accountnaam 4] en [accountnaam 5] . De politie heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet kunnen traceren. [verdachte] ontkent een SkyECCaccount te hebben gebruikt.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] in de ten last gelegde periode de gebruiker van de SkyECC-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] is geweest. Verder is er niet voldaan aan het bewijsminimum, omdat de berichten afkomstig zijn uit één bron en het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die de inhoud van de berichten ondersteunen. Daarnaast kan op basis van de berichten niet worden vastgesteld dat de gesprekken over drugs en ketamine gaan, dat de handel in harddrugs en ketamine voltooid is, dat er voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van harddrugs hebben plaatsgevonden en dat [verdachte] zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Hooguit kan worden bewezen dat hij een bemiddelende rol heeft gehad en zich als medeplichtige heeft schuldig gemaakt, maar dit is niet tenlastegelegd. Voorts kan niet worden bewezen dat [verdachte] de geldbedragen en het horloge heeft witgewassen, omdat dat deze voorwerpen niet afkomstig zijn uit enig (eigen) misdrijf.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het uitvoeren van harddrugs (feit 1) en ketamine (feit 2), het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne (feit 3) en het treffen van voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne (feit 4). Ook heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 5.000,- en een Rolex horloge (feit 5). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.1.
Identificatie van de gebruiker van SkyECC-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3]
Bij het beantwoorden van de vraag of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend
bewezen kunnen worden, zijn de ontsleutelde berichten in het procesdossier van belang.
Daarom moet worden bezien of [verdachte] in de ten laste gelegde periode kan worden
geïdentificeerd als de gebruiker van SkyECC-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] .
De rechtbank stelt op grond vast dat de SkyECC-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] in gebruik waren bij dezelfde persoon. De SkyECC-accounts gebruikten dezelfde gebruikersnaam, sloten op elkaar aan wat betreft de perioden van actief gebruik en hadden tientallen overeenkomstige contacten. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt verworpen.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode als enige de SkyECC-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] in gebruik heeft gehad. Anders dan [verdachte] heeft verklaard en de raadsman betoogt, laat de optelsom van indicaties zien dat het om [verdachte] gaat, te weten:
( i) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 2] op twee vluchten, terwijl [verdachte] één van de twee personen was die bij beide vluchten als passagier stond vermeld;
(ii) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 2] op het adres [adres 2] , terwijl dit adres op 66 meter afstand van het toenmalige GBAadres van [verdachte] ligt, te weten [adres 3] ;
(iii) de plaatsing van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 2] op het adres [adres 4] , terwijl dit adres op 387 meter afstand van het huidige GBAadres van [verdachte] ligt, te weten [adres 1] ;
(iv) het communiceren door SkyECC-account [accountnaam 3] dat hij nog buiten is en dat hij om 9 uur al binnen had moeten zijn, terwijl [verdachte] een boete heeft gekregen voor het overtreden van de avondklok;
( v) het communiceren door SkyECC-account [accountnaam 3] dat hij in een Toyota hoge auto rijdt, terwijl [verdachte] twee keer in een Toyota Couple High Rider is gecontroleerd;
(vi) het gesprek tussen SkyECC-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 5] over het rijden in een rs3, terwijl [verdachte] en [medeverdachte 2] in een Audi RS3 zijn gecontroleerd; en
(vii) het intensieve contact tussen de gebruikers van SkyECC-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] en [accountnaam 4] en [accountnaam 5] , terwijl [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] samen twee keer zijn gecontroleerd door de politie.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verhuizing van [verdachte] van [straatnaam 1] naar [straatnaam 2] niet direct is te zien in de APN-gegevens. De rechtbank constateert, net zoals de raadsman, dat er een gat van twee maanden tussen de inschrijving op het GBAadres en de APNgegevens zit, maar komt daardoor niet tot een andere conclusie nu het moment van inschrijving op een nieuw GBAadres niet per se overeen hoeft te komen met een feitelijke verhuisdatum.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman, dat [verdachte] niet als gebruiker van SkyECCaccounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] kan worden geïdentificeerd, verworpen.
4.3.2.1. Identificatie van gebruikers van de andere SkyECC-accounts
Op basis van de vonnissen die zijn gewezen in de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 7 mei 2024 stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker van SkyECCaccount [accountnaam 1] is geweest en [medeverdachte 2] de gebruiker van SkyECCaccounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] .
Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt [accountnaam 1] hierna aangeduid als [medeverdachte 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] als [verdachte] en [accountnaam 4] en [accountnaam 5] als [medeverdachte 2] .
4.3.3.
Algemene overwegingen
Het bewijsminimumTen aanzien van het verweer van de raadsman, dat het bewijs afkomstig is uit één bron, te weten de SkyECCberichten, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank merkt op dat er meerdere gesprekken zijn gevoerd met verschillende tegencontacten op verschillende data. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de berichten ondersteunen. Verder zijn diverse processen-verbaal van de politie voor het bewijs gebruikt. Er is dus sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee is voldaan aan het bewijsminimum. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Geen beschikking over gedeelte van dataset
De raadsman heeft betoogt dat de chats die SkyECC-account [accountnaam 3] met de gebruikers van SkyECC-accounts [accountnaam 6] , [accountnaam 7] en [accountnaam 5] heeft gevoerd niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat de dataset van deze chats niet bestaat en daardoor de chats niet door de verdediging kunnen worden gecontroleerd.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek en het bewijs zijn gebaseerd op de dataset van het SkyECCaccount [accountnaam 1] , waaruit de door de raadsman genoemde chats naar voren zijn gekomen. De raadsman heeft toegang tot deze dataset gehad en is daarmee in staat gesteld om het bewijs te kunnen controleren. Gelet daarop mogen voornoemde chats voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De inhoud van de chatsTen aanzien van het verweer van de raadsman, dat de inhoud van de berichten niet over de handel in harddrugs en ketamine gaan, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de onderschepte chats gaan over (internationale) handel in harddrugs en ketamine. Er wordt onder andere gesproken over ‘bits’, ‘pieces’, ‘bottoms’, ‘botts’, ‘brown’, ‘tops’ en ‘kets’, ‘ket’, ‘keta’ en ‘ketamine’. Termen die kenmerkend zijn voor de handel in cocaïne, heroïne en ketamine. Ook worden er in de chats verschillende prijzen genoemd, die zijn te herleiden naar de prijzen van verdovende middelen en het transporteren daarvan. Daarnaast zijn in de chats een aantal foto’s aangetroffen, waarop blijkens het ‘proces-verbaal van bevindingen herkenning cocaïne’, verpakte blokken cocaïne zijn te zien. Tevens zijn er foto’s van een bruine substantie of bruine blokken aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat heroïne bruin van kleur is. Verder is in de chats uitleg gegeven over de wijze waarop pakketjes worden verzonden. Daarbij is aangegeven dat de verdachten een contact hebben bij een postbedrijf (“we have somebody working inside”) en dat ‘hun’ systeem veilig is aangezien er geen gebruik wordt gemaakt van speurhonden (“sniffer dogs”), röntgenapparatuur (“xray machines”) of douaneagentschappen (“customs agencys”).
4.3.4.
De uitvoer van harddrugs (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 17 september 2020 tot en met 15 februari 2021 zich heeft schuldig gemaakt aan de uitvoer van totaal 12 kilogram cocaïne en 62 kilogram heroïne vanuit Nederland naar het buitenland.
De rechtbank stelt vast dat er in een periode van ongeveer vijf maanden tien voltooide transporten van cocaïne en heroïne van Nederland naar Engeland, Ierland, Wales en Australië hebben plaatsgevonden. Voorafgaand aan enkele transporten, blijkt uit de chats, worden de verdovende middelen afgeleverd bij [verdachte] of [medeverdachte 2] . Dat de transporten zijn vertrokken, stelt de rechtbank vast aan de hand van de berichten waarin wordt aangegeven dat de pakketten zijn verzonden (“package is gone”), dat updates over de reisbewegingen van de pakketten worden gegeven (“its still not giving a tracking, but for sure today”; “past boarder of NL. Probably they are preparing the package for departure from Brussel”) en dat afbeeldingen van de tracking informatie van het postbedrijf worden gestuurd. Vervolgens blijkt uit de chats dat de transporten zijn geslaagd, omdat er wordt gestuurd dat de pakketten zijn ontvangen (“it’s delivered”; “they recieved it”; “is arrived in mel”).
Medeplegen[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn vanaf het begin van het proces betrokken geweest, zo blijkt uit de inhoud van de chats. Zij hebben in de ten laste gelegde periode samengewerkt teneinde de uitvoer van de verdovende middelen te realiseren. Ieder had daarin zijn eigen taak. [medeverdachte 1] had een leidende en coördinerende rol. Hij had contact met zowel de verzendende als de ontvangende partij. Aan beide partijen gaf hij instructies. Zo stuurde [medeverdachte 1] op 1 oktober 2020 naar [verdachte] dat hij de volgende keer duidelijke afspraken moet maken en als er wat veranderd dat hij dit aan hem moet laten weten, zodat hij, [medeverdachte 1] , dit met iedereen kan bespreken. [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden een uitvoerende rol. Zij werden aangestuurd door [medeverdachte 1] . Zij ontvingen de verdovende middelen en verzonden de pakketten via een contact bij het postbedrijf. Ook onderhielden zij contact met de ontvangende partij over de voortgang van de transporten. In het geval van problemen werd [verdachte] door [medeverdachte 1] daarop aangesproken. Zo stuurde [medeverdachte 1] op 26 november 2020, naar aanleiding van verwarring over de bezorging van een pakket, naar [verdachte] dat [verdachte] de ontvangende partij duidelijkheid moet geven over het transportsysteem, anders zouden ze hun mensen gaan verliezen.
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt. Ook hebben zij nauw en bewust samengewerkt met de andere SkyECCaccounts die in de chats naar voren komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
4.3.5.
Het verkopen en buiten het Nederlandse grondgebied brengen van ketamine (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , van 1 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020 zich heeft schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van 10 kilogram ketamine.
Op 2 oktober 2020 is 10 kilogram ketamine afgeleverd bij [medeverdachte 2] in Utrecht. Dat deze overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, blijkt uit de chats. Op voornoemde datum stuurde [medeverdachte 2] dat hij vandaag een geldbedrag voor een ander transport en 10 kilogram ketamine heeft ontvangen (“I only got 2.200€ and 10ket today”). Dat de ketamine vervolgens buiten het grondgebied van Nederland is gebracht volgt ook uit de chats. Op 5 oktober 2020 stuurde [medeverdachte 2] dat hij druk bezig is met het sorteren van de ketamine (“I am busy now sorting 10ket”) en dat het diezelfde dag zal worden verstuurd (“both are leaving today”). Daarbij stuurde hij afbeeldingen van postpakketten. Op 6 oktober 2020 laat [medeverdachte 2] in de chat weten dat de ketamine voor Ierland is bedoeld. Waarop [verdachte] aangeeft dat de ketamine op 8 oktober 2020 op de plaats van bestemming wordt bezorgd.
Medeplegen
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn bij het transport van de ketamine betrokken geweest. [medeverdachte 1] heeft een coördinerende rol gehad door contact te houden met de verzendende en de ontvangende partij. Hij heeft de overdracht van de ketamine aangestuurd en aangegeven dat het zo snel mogelijk moest worden verstuurd (“same adres; “you see my guy”; “please fix it today”). Zowel [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben een uitvoerende rol gehad. Zij communiceerden over het tijdstip en de plaats van de overdracht, waarna [medeverdachte 2] de ketamine in ontvangst heeft genomen en per post heeft verstuurd. Vervolgens heeft [verdachte] de voortgang van het transport in de gaten gehouden en naar de ontvangende partij gecommuniceerd.
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt, zodat ook het medeplegen kan worden bewezen.
GeneesmiddelenwetKetamine wordt gebruikt als (dissociatief) tripmiddel (partydrug), en als een middel tegen pijn of als narcosemiddel in de (dier)geneeskunde en valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet. Onder feit 2 is tenlastegelegd dat [verdachte] zich primair schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van de chats, vast dat de ketamine in poedervorm is uitgevoerd naar het buitenland. Gelet daarop kan de ketamine niet worden beschouwd als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet en kan het overtreden van artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet niet worden bewezen. [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.
Subsidiair is onder feit 2 tenlastegelegd dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Voor een bewezenverklaring daarvan moet kunnen worden vastgesteld dat de ketamine een werkzame stof is in de zin van de Geneesmiddelenwet en dat [verdachte] niet beschikte over een registratie voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in voornoemd artikel. Gelet op bovenstaande vaststelling, dat de ketamine uit poeder bestond, stelt de rechtbank vast dat de ketamine een werkzame stof is. Verder blijkt niet uit het dossier dat aan [verdachte] desbetreffende registratie is afgegeven. Overtreding van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet kan daarom worden bewezen.
4.3.6.
Voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van cocaïne (feit 4)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , van 28 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 zich heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de uitvoer van 5 kilogram cocaïne naar Australië.
Uit de chats blijkt dat het de bedoeling was om 5 kilogram cocaïne uit te voeren naar Australië, terwijl er 1 kilogram cocaïne op de plaats van bestemming is aangekomen. [medeverdachte 1] heeft contact, zowel per chat als fysiek, onderhouden met de opdrachtgever (SkyECCaccount [accountnaam 8] over de voorgenomen uitvoer (“let’s fire one off [naam 6] to test te line to my people in Melbourne”; “let’s do a small tot test the line 5 or 6 kg”). Daarnaast heeft [verdachte] contact met de opdrachtgever over het overdragen van de 5 kilogram cocaïne en het over het verpakken de cocaïne. Dat de overdracht en het gereed maken van de cocaïne voor de verzending daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, stelt de rechtbank vast op basis van de berichten en de afbeeldingen die [verdachte] heeft gestuurd (“this bags goes in the box of the print machine”; “this are the bags that contain the cocaine, every bag doest contain 1 kgs”). Ook [medeverdachte 2] heeft contact gehad met de opdrachtgever door informatie te verschaffen over de reisbeweging van het pakket met de cocaïne. Op deze manier hebben [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] inlichtingen tot het plegen van dat feit getracht te verschaffen en voorwerpen voorhanden gehad (namelijk de cocaïne) waarvan [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Medeplegen
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt, zodat er sprake is geweest van medeplegen.
4.3.7.
Het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne (feit 3)
Op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank onder 4.3.4. en 4.3.6. heeft overwogen, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , samen met onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 6 oktober 2020 tot en met 12 februari 2021 zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 22 kilogram heroïne en 8 kilogram cocaïne. Uit inhoud van de chats volgt dat [verdachte] wist van de heroïne en cocaïne en hij daar ook over kon beschikken.
4.3.8.
Het witwassen van een geldbedrag en een horloge (feit 5)
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich in de periode van 18 januari 2022 tot en met 10 maart 2022 heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 5.000,- en een Rolex horloge.
Goederen voorhanden gehad
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] het geldbedrag van € 5.000,- en het Rolex horloge voorhanden heeft gehad. Het Rolex horloge vertegenwoordigt een waarde van € 10.500,-.
Witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan geen specifiek misdrijf worden vastgesteld waaruit het geldbedrag en het horloge afkomstig zouden kunnen zijn. Ook als niet een concreet misdrijf aan te wijzen valt, kan onder omstandigheden worden bewezen dat in dit geval het geldbedrag en het horloge van misdrijf afkomstig zijn. Er moet dan sprake zijn van een witwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden waaronder het geldbedrag en het horloge zijn aangetroffen. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van het geldbedrag en het horloge. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, is het Openbaar Ministerie aan zet om nader onderzoek naar de herkomst van het geldbedrag en het horloge te doen.
[verdachte] is als verdachte in beeld gekomen in een onderzoek naar de handel en uitvoer in harddrugs en ketamine. Naar aanleiding van die verdenking is de financiële situatie van [verdachte] in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode onvoldoende legaal inkomen had om te beschikken over voornoemd geldbedrag en horloge. Daarnaast is het geldbedrag dat onder [verdachte] is aangetroffen op een ongebruikelijke wijze verpakt, te weten in cellofaanfolie, in een schoen, in een koffer. Verder is vastgesteld dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (het voorbereiden van) de uitvoer van en de handel in harddrugs alsook medeplegen van de uitvoer van ketamine (feiten 1, 2, 3 en 4). Deze omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Daarom mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geldbedrag en het horloge.
Verklaring van [verdachte]Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft [verdachte] verklaard dat het geldbedrag afkomstig is van zijn spaargeld. Hij heeft geen verklaring gegeven over de legale herkomst van dit spaargeld en de legale herkomst van het horloge.
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van [verdachte] ten aanzien van het geldbedrag is niet concreet, niet verifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Bij deze stand van zaken concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst van het geldbedrag en het horloge de enige aanvaardbare verklaring is, nu het witwasvermoeden niet door [verdachte] is weerlegd. Onder bovenvermelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] ook wist dat de het geldbedrag en het horloge van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht in het licht van het voorgaande bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] het geldbedrag van € 5.000,- en het horloge samen met een ander heeft witgewassen. Er is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen kan daarom niet worden bewezen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen vermoeden van witwassen voor het geldbedrag van € 1.280,- geldt, omdat dit geldbedrag niet aanzienlijk hoog is of op een ongebruikelijke wijze verpakt is aangetroffen onder [verdachte] . Dit leidt ertoe dat [verdachte] wordt vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van € 1.280,-.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 17 september 2020 tot en met 15 februari 2021 te Amsterdam en Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland hebben gebracht
- 4 kilogram heroïne naar Engeland (1A: 17 september 2020 tot en met 24 september 2020),
- 10 kilogram heroïne naar Engeland (1B: 25 september 2020 tot en met 1 oktober 2020),
- 9 kilogram heroïne naar Engeland (1C: 29 september 2020 tot en met 7 oktober 2020),
- 7 kilogram heroïne naar Wales (1D: 5 oktober 2020 tot en met tot en met 9 oktober 2020),
- 8 kilogram cocaïne en 2 kilogram heroïne naar Engeland (1E: 13 tot en met 16 oktober 2020),
- 15 kilogram heroïne naar Wales (1F: 24 oktober 2020 tot en met 2 november 2020),
- 15 kilogram heroïne naar Engeland (1G: 27 oktober 2020 tot en met 29 oktober 2020),
- 3 kilogram cocaïne naar Wales (1H: 23 november 2020 tot en met 26 november 2020) en
- 1 kilogram cocaïne naar Australië (1I: 28 januari 2021 tot en met 20 februari 2021);
2.
in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zonder registratie een werkzame stof, te weten 10 kilogram ketamine, buiten het Nederlands grondgebied hebben gebracht;
3.
in de periode van 6 oktober 2020 tot en met 12 februari 2021 te Amsterdam en Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig hebben gehad
- 7 kilogram heroïne (3A: 6 oktober 2020),
- 15 kilogram heroïne (3B: 27 tot en met 28 oktober 2020),
- 3 kilogram cocaïne (3C: 23 november 2020),
- 5 kilogram cocaïne (3D: 8 tot en met 12 februari 2021);
4.
in de periode van 28 januari 2021 tot en met 12 februari 2021, te Amsterdam en Utrecht en Etten-Leur, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- zich en anderen inlichtingen tot het plegen van dat feiten hebben getracht te verschaffen en
- stoffen voorhanden hebben gehad waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte met zijn mededaders (al dan niet via anderen) in voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaatsen contacten gelegd en onderhouden met personen inzake de verkoop en afname en vervoer en levering van 5 kilogram cocaïne naar Australië;
5.
in de periode van 18 januari 2022 tot en met 10 maart 2022 te Amsterdam en Schiphol een geldbedrag van € 5.000,- en een horloge (merk Rolex Oyster Perpetua Datejust t.w.v. € 10.500,-), voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om rekening te houden met de eendaadse samenloop van feiten 1, 3 en 4. Verder moeten de ondergeschikte rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden worden meegewogen in de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich bezig gehouden met de uitvoer van cocaïne en heroïne. Hij heeft dat samen met anderen gedaan en hij heeft hierin zijn eigen rol gehad. [verdachte] was van het begin tot het eind betrokken bij de transporten. Hij had samen met de [medeverdachte 2] een uitvoerende rol. Zij namen instructies aan van [medeverdachte 1] , die een coördinerende en leidende rol had. In dit opzicht verschilt de rol van [verdachte] en [medeverdachte 2] met die van [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet hierin aanleiding om aan [verdachte] en [medeverdachte 2] een lagere straf op te leggen. De werkwijze van de verdachten was professioneel. Zij communiceerden met telefoons via versleutelde SkyECC-accounts. Daarmee hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van de handel in drugs.
De handel in harddrugs heeft een ontwrichtende invloed op de samenlevering. Niet alleen op het gebied van gezondheid en welzijn, maar ook op de veiligheid en het financiële stelsel. Drugsgebruik is namelijk niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar gaat ook veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast als gevolg. Veel liquidaties in het criminele circuit, zijn direct of indirect, het gevolg van conflicten in de wereld van de drugshandel.
Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan witwassen van € 5.000,- en een Rolex horloge ter waarde van € 10.500,-. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving.
Verder heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitvoeren van ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen.
[verdachte] heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de feiten. Hij heeft de feiten ontkend en hij heeft vragen niet willen beantwoorden. De rechtbank heeft de indruk dat [verdachte] aldus heeft gepoogd de strafrechtelijke dans te ontspringen.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie (‘strafblad’) van [verdachte] van 15februari 2024 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De strafoplegging
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, en de rol van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden passend en geboden.

9.Het beslag

Onder [verdachte] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Verbeurd verklaren
Het in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 5.000,- en het Rolex horloge (nummers 1 en 2 op de beslaglijst) moeten verbeurd worden verklaard, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 5 bewezengeachte is begaan.
Onttrekken aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggeven Google Pixel telefoon (nummer 5 op de beslaglijst) moet aan het verkeer worden onttrokken, omdat er afbeeldingen met betrekking tot verdovende middelen op deze telefoon zijn aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang, nu de telefoon kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten zoals onder feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen is geacht.
Teruggave aan verdachte
Het in beslag genomen en niet teruggeven geldbedrag van € 1.280,- (nummer 3 op de beslaglijst) moet aan [verdachte] worden teruggegeven, omdat hij van witwassen van dit geldbedrag wordt vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat de Apple telefoons gebruikt zijn bij de bewezen geachte feiten. Het bezit van deze telefoons is op zichzelf niet in strijd met de wet of het openbaar belang. Daarom moeten de in beslag genomen en niet teruggegeven Apple telefoons (nummers 4 en 6 op de beslaglijst) aan [verdachte] worden teruggegeven.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de
artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 55, 57, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet, artikelen 1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, 3 en 4:
eendaadse samenloop van
1.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
3.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
4.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
ten aanzien van feit 2:medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet
ten aanzien van feit 5:witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart verbeurd:
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160814;, ROLEX);
2. 5000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160831).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
5. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160900, Google pixel).
Gelast de teruggave aan verdachtevan:
3. 1280 EUR; (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160829);
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160892, Wit, merk: Apple);
6. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160895, zwart, merk: Apple iPhone).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2024.
Bijlage I – de tenlastelegging
Aan verdachte
[verdachte]is – na wijziging – ten laste gelegd dat
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 15 februari 2021, te Amsterdam en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, zulks al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet, (onder meer)
- ( ongeveer) 4 kilogram heroïne naar Engeland (1A: periode 17 september 2020 tot en met 24 september 2020), en/of
- ( ongeveer) 10 kilogram heroïne naar Engeland (1B: 25 september 2020 tot en met 1 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 9 kilogram heroïne naar Engeland (1C: 29 september 2020 tot en met 7 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 7 kilogram heroïne naar Wales (1D: 5 oktober 2020 tot en met tot en met 9 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 8 kilogram cocaïne en/of 2 kilogram heroïne naar Engeland (1E: 13 tot en met 16 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 15 kilogram heroïne naar Wales (1F: 24 oktober 2020 tot en met 2 november 2020), en/of
- ( ongeveer) 15 kilogram heroïne naar Engeland (1G: 27 oktober 2020 tot en met 29 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 3 kilogram cocaïne naar Wales (1H: 23 november 2020 tot en met 26 november 2020), en/of
- ( ongeveer) 1 kilogram cocaïne naar Australië (1I: 28 januari 2021 tot en met 20 februari 2021),
althans (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, althans (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 10 kilogram ketamine, althans opzettelijk zonder registratie een werkzame stof, in voorraad heeft/hebben gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft/hebben gesteld en/of heeft ingevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft/hebben gebracht;
3.
hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2020 tot en met 12 februari 2021, te Amsterdam en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (onder meer)
- ( ongeveer) 7 kilogram heroïne (3A: 6 oktober 2020) en/of
- ( ongeveer) 15 kilogram heroïne (3B: 27 tot en met 28 oktober 2020), en/of
- ( ongeveer) 3 kilogram cocaïne (3C: 23 november 2020), en/of
- ( ongeveer) 5 kilogram cocaïne (3D: 8 tot en met 12 februari 2021),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 28 januari 2021 tot en met 12 februari 2021, te Amsterdam en/of Utrecht en/of Etten-Leur, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten (telkens) het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne (zijnde een middel vermeld op bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte (met zijn mededader(s)) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)) in of omstreeks voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaatsen contacten gelegd en/of onderhouden met een of meer andere perso(o)n(en) inzake de productie en/of verkoop en/of afname en/of vervoer en/of levering van 5 kilogram cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne (zijnde een middel vermeld op bij de Opiumwet behorende lijst I) naar Australië;
5.
hij, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 januari 2022 tot en met 10 maart 202
2, te Amsterdam en/of Schiphol, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (onder meer) een of meer geldbedragen, te weten:
- ( ongeveer) 5.000,- euro, en/of
- ( ongeveer) 1.280,- euro, en/of
- een horloge (merk Rolex Oyster Perpetua Datejust t.w.v. €10.500,-), althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven
,en/of voorhanden gehad
,en/of overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerpen gebruik heeft/hebben gemaakt, en/of (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie die voorwerpen voorhanden had, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Bijlage II – de bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte,
[verdachte], de bewezen geachte feiten heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 4
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15748547 van 20 december 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A3 0001-0006.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal wordt het onderzoek beschreven naar de identiteit van de gebruiker van de SkyECC-accounts:
Vermoed wordt dat dit account gebruikt is door [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] .
Opvolgende of voorgaande accounts
Uit onderzoek blijkt dat de accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] vermoedelijk in gebruik waren bij dezelfde persoon. Zowel [accountnaam 2] als [accountnaam 3] heeft ‘ [naam 1] ’ in de gebruikersnaam staan. De Sky accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] sluiten op elkaar aan wat betreft de perioden van actief gebruik. Van de 104 contacten van [accountnaam 2] waren er 63 nog actief in de periode dat [accountnaam 3] in gebruik werd genomen. 51 accounts hiervan hadden contact met zowel [accountnaam 2] als [accountnaam 3] .
Passagierslijsten
Uit onderzoek naar de verkeersgegevens blijkt dat de gebruiker van de telefoon met IMEInummer [nummer 1] vermoedelijk passagier is geweest op de vluchten
Uit onderzoek bleek dat [verdachte] en [naam 3] de enige personen waren die op beide lijsten als passagier vermeld stonden en dat zij samen reisden.
MutatiesDe gebruiker van Sky accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] met de gebruikersnaam ‘ [naam 1] ’, de gebruiker van het Sky account [accountnaam 1] met de gebruikersnaam ‘ [naam 2] ’ en de gebruiker van Sky accounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] met de gebruikersnaam ‘ [naam 4] ’ hadden via SkyECC intensief contact met elkaar. Op 22 februari 2021 en 14 mei 2021 werden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] samen gecontroleerd in Utrecht.
Meest gebruikte Cell-ID’s
Van het IMEI-nummer [nummer 1] zijn APN-gegevens beschikbaar. Van 16 juni 2020 tot en met 17 december 2020 stond de meest gebruikte Cell-ID gedurende de nachtelijke uren op [adres 2] . Van 17 december 2020 tot en met 29
december 2020 stond de meest gebruikte Cell-ID gedurende de nachtelijke uren op [adres 4] . Uit het GBA is gebleken dat [verdachte] vanaf 26 oktober 2020 ingeschreven staat op het adres [adres 1] en daarvoor, vanaf 2002, ingeschreven stond op het adres [adres 3] . [adres 2] ligt op ongeveer 66 meter afstand van de [adres 3] . [adres 4] ligt op ongeveer 387 meter afstand van [adres 1]
.
Mutaties
Op 10 februari 2021 omstreeks 21:52 uur werd [verdachte] op in Utrecht beboet voor het
schenden van de avondklok. Op 10 februari 2021 omstreeks 21:15 uur Nederlandse tijd (20:15 UTC +1) stuurde [accountnaam 3] dat hij later zou antwoorden omdat hij nog buiten was en al om 9 uur binnen had moeten zijn.
Bij de controles op 10 februari 2021 en 22 februari 2021 reed [verdachte] in een Toyota type C-HR met kenteken [kentekennummer] . De letters C-HR staan voor Coupe High Rider. Op 17 februari 2021 chatte [accountnaam 3] met [accountnaam 7] . [accountnaam 7] vroeg wat voor auto er zou komen. [accountnaam 3] stuurde ‘Toyota hoge auto’.
Op 23 februari 2021 omstreeks 21:24 uur werden [verdachte] en [medeverdachte 2] gecontroleerd in een Audi RS3. Op 23 februari 2021 om 21:08 uur Nederlandse tijd (20:08 uur UTC +1), chatten [accountnaam 3] en [accountnaam 5] over het rijden in een rs3.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15541479 van 5 november 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A1 0040-0050.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feit 1:
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15454973 van 11 november 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A1 0027-0039.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15454973 van 5 november 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A1 0051-0073.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feiten 1 en 3:
5.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15441840 van 11 november 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A1 0074-0084.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feiten 1, 3 en 4:
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15443761 van 5 november 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , pag. A1 0085-0103.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feiten 1, 3 en 4:
7.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 14956200 van 14 juni 2021 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [code 1] , pag. C0 0001-0002.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
In het zaakdossier is sprake van één of meerdere foto's van blokken verpakt in/met rubber materiaal en/of (plastic) folie en/of tape, blokken met een stempel en/of onverpakte blokken, wit van kleur. Het is mij ambtshalve bekend dat het materiaal op deze foto's met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestaat uit (samengeperste) cocaïne. Het persen van cocaïne gebeurt in verschillende stadia van de bewerking van cocaïne. Het kan zijn dat de cocaïne in een blokvorm is geperst na de primaire extractie in de bronlanden. Voor het persen van de cocaïne gebruiken verdachten verschillende soorten persen zoals een hydraulische of een handpers. Tijdens het persen van de blokken cocaïne drukt een plaatje het logo in het blok cocaïne. Het plaatje bevindt zich tijdens het persen tussen de pers en de mal. Dit logo (of stempel) wordt gebruikt als (echtheids-)kenmerk van de producent. Na het persen worden deze blokken vervolgens verpakt in diverse soorten materiaal grote rubberen
ballonnen, plastic folie en/of stevig tape.
Ten aanzien van feit 5:
8.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16121997 van 10 maart 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [code 2] , pag. D 0010-0011.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2022 te Schiphol werd [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997, aangehouden. Ik zag dat verdachte een koffer met zich voerde. De verdachte verklaarde ongevraagd dat er in een schoen in de koffer € 5.000,- zat. Ik zag dat de verdachte een schoen uit de koffer pakte en vervolgens het geld eruit haalde. Ik zag dat het geld verpakt zat in zogenaamd cellofaanfolie zat. Ik zag dat dit meerdere briefjes van tien- en twintig euro. Het totaal bedrag bleek inderdaad € 5.000,- te zijn. Ik zag dat in de koffer gedragen schoenen zaten van het merk Yves Saint Laurent, Gucci, Dior en Nike. Tevens zag ik gedragen slippers van het merk Gucci in de koffer. Ik zag in de koffer ook meerdere spijkerbroeken en shirts van het merk Valentino en Balenciaga. Ik zag dat de verdachte een papieren tas met zich droeg. Ik zag dat in de tas onder andere een blouse zat waar het (prijs)kaartje nog aanhing. Ik zag dat de blouse van het merk Burberry was en
dat de prijs € 430,- dan wel € 280,- was.
9.
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL130020212387625 van 10 maart 2022 opgemaakt door opsporingsambtenaar [code 3] , pag. F 0028-0029.
Deze kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2022 te Amsterdam is onder [verdachte] in beslag genomen een horloge, te weten een Rolex Oyster Perpetua, met goednummer 6160814.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief taxatierapport, met documentcode 16417271 van 19 mei 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [code 4] , pag. G 00160018.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
De taxatiewaarde van het horloge Rolex, model Datejust, met nummer 278C0261 (goednummer 6160814) was op 6 mei 2022 € 10.500,-.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15915480 van 26 januari 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [code 5] , pag. C3 0034-0038.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 25 januari 2022 is onder [verdachte] aangetroffen:
In de rolkoffer:
  • Diverse schoenen van de duurdere merken;
  • Garantiebewijs Rolex horloge, serienummer 278C0261, aangekocht op 18 januari 2022;
  • Aankoopbewijs schoenen, ongeveer € 900,-, aangekocht op 18 januari te Loro Piana te Dubai;
  • Aankoopbewijs schoenen, ongeveer € 900,-, aangekocht te Hermes;
  • Aankoopbewijs Cartier brillen, € 1.108,-, aangekocht op 27 december 2021 te Grand Optical te Brussel (bon staat op naam van [verdachte] );
  • Aankoopbewijs tas, aangekocht op 19 januari 2022, Tree House Juicery te Dubai.
12.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16005767 van 15 februari 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [code 6] , pag. C3 0054-0055.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 10 februari 2022 werden de volgende gegevens verstrekt:
[verdachte] is houder van drie bankrekeningen: :
  • [rekeningnummer 1] saldo op 31 december 2021 was € -48,-
  • [rekeningnummer 2] saldo op 31 december 2021 was € 0,-
  • [rekeningnummer 3] saldo op 31 december 2021 was € 1,-
Volgens de gegevens van de Belastingdienst ontvangt [verdachte] huurtoeslag:
2020 € 661,-
2021 € 3.950,-
2022 € 3.946,-
Volgens de gegevens van de Belastingdienst ontvangt [verdachte] zorgtoeslag:
2017 € 1.066,-
2018 € 1.139,-
2019 € 1.090,-
2020 € 1.250,-
2021 € 1.287,-
2022 € 1.336,-
In 2017 heeft [verdachte] tot en met december loon (€ 235,-) ontvangen van [verdachte] V.O.F.
In 2021 heeft [verdachte] tot en met oktober loon (€ 6.401,-) ontvangen van [naam 5] .
Bijlage III – de beslaglijst
Onder
[verdachte]zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen.
1. STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160814;, ROLEX);
2. 5000 EUR; (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160831);
3. 1280 EUR; (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160829);
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160892, Wit, merk: Apple);
5. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160900, Google pixel);
6. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021238762-G6160895, zwart, merk: Apple iPhone).