ECLI:NL:RBAMS:2024:3487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/13/747552 / KG ZA 24-186
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van certificaten en woning na relatiebreuk met geschil over nakoming convenant

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw vordert dat de man de afspraken uit een convenant nakomt dat op 12 december 2023 door haar is ondertekend. De partijen, die van september 2003 tot november 2019 een relatie hebben gehad, hebben gezamenlijk twee meerderjarige kinderen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. De man is eigenaar van een pakket certificaten van aandelen van zijn werkgever. In het convenant is afgesproken dat de vrouw recht heeft op 50% van de waarde van de certificaten en dat de woning aan haar wordt toegedeeld. De man heeft echter een deel van zijn certificaten verkocht zonder de vrouw daarvan op de hoogte te stellen, wat leidt tot een geschil over de nakoming van de afspraken. De vrouw stelt dat de man in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door zijn verplichtingen niet na te komen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man het convenant moet nakomen en veroordeelt hem in de proceskosten. De vordering van de man in reconventie wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747552 / KG ZA 24-186 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 9 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 13 maart 2024,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.P. Hoyng te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024, waar partijen en hun advocaten bij aanwezig waren, heeft de vrouw de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De man heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord en tevens een tegenvordering ingesteld. De vrouw heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de door de vrouw ingediende producties 8 tot en met 10, omdat deze niet 24 uur voorafgaand aan de zitting zijn ingediend. Beslist is dat producties 8 tot en met 10 worden toegelaten, omdat deze zijn ingediend naar aanleiding van nieuwe informatie in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, de producties beperkt van omvang zijn en de man met de inhoud van de producties bekend is, zodat hij niet in zijn procesbelang wordt geschaad.
2. De feiten
2.1.
Partijen hebben van september 2003 tot november 2019 een relatie gehad. Uit hun relatie zijn geboren [meerderjarig kind 1] (hierna: [meerderjarig kind 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] en [meerderjarig kind 2] (hierna: [meerderjarig kind 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] , over wie zij gezamenlijk het gezag hebben. Partijen hebben tijdens hun relatie een hond aangeschaft: [naam hond] , een witte herder van thans 11,5 jaar oud.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
De man is eigenaar van een flink pakket certificaten van aandelen van zijn werkgever.
2.4.
De man is een jaar na het verbreken van de relatie in een huurwoning in de vrije sector gaan wonen. [naam hond] is bij de vrouw gebleven.
2.5.
Partijen zijn op 17 maart 2020 gestart met mediation. Dit heeft geresulteerd in een door partijen opgesteld vijfjarenplan, waarin onder meer staat dat de vrouw recht heeft op 50% van de certificaten van de man. Dit heeft uiteindelijk niet geleid tot definitieve afspraken over de afwikkeling van hun relatie.
2.6.
In de zomer van 2022 zijn partijen onder leiding van hun advocaten opnieuw in gesprek gegaan over de afwikkeling van hun relatie.
2.7.
In oktober 2022 hebben partijen met behulp van hun advocaten overeenstemming bereikt over de afwikkeling van hun relatie. Partijen zijn overeengekomen, voor zover van belang, dat de vrouw de woning krijgt toebedeeld en daarnaast nog een bedrag van € 285.000,00 van de man zal ontvangen ter zake de verdeling van de certificaten van de man.
2.8.
Vanwege omstandigheden heeft het opstellen van een concept convenant door de advocaat van de vrouw langer geduurd. In april 2023 is het concept aan (de advocaat van) de man voorgelegd.
2.9.
Op 4 september 2023 heeft (de advocaat van) de man gereageerd op het concept. In aanvulling op het eerste concept heeft de man aangegeven speelgoed, kinderboeken en oude kinderkleding te willen ontvangen en te willen dat [naam hond] de komende vier jaar bij hem verblijft.
2.10.
Eind september 2023 heeft de advocaat van de man een aangepast concept convenant aan (de advocaat van) de vrouw gestuurd.
2.11.
Daarna is er nog nader overleg geweest tussen partijen en op 7 december 2023 heeft de advocaat van de man het definitieve convenant (hierna: het convenant) aan (de advocaat van) de vrouw gestuurd, dat door de vrouw op 12 december 2023 is ondertekend en is afgegeven op het kantoor van de advocaat van de man. In het convenant staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)
3.1
Partijen hanteren als peildatum voor de samenstelling en waardering van de vermogensbestanddelen de datum dat zij een definitieve overeenkomst hebben bereikt, te weten 16 oktober 2022, de datum van waardebepaling van de certificaten op basis waarvan partijen een overeenkomst zijn aangegaan.
(…)
3.2
De man is eigenaar van certificaten van (…). Partijen stellen de totale waarde van de (…) certificaten vast op € 975.551,-. (…)
3.4
Partijen zijn overeengekomen dat de (…) woning wordt toegedeeld aan de vrouw, waarbij de overwaarde[€ 405.000,-, zoals overeengekomen in artikel 2.6, vzr]
van de woning wordt verrekend met een deel van de waarde van de (…) certificaten.
3.5
Partijen zijn tevens overeengekomen dat de man naast het feit dat hij medewerkt aan de overdracht van zijn onverdeelde deel van de (…) woning aan de vrouw, hij tevens een bedrag van € 285.000,- (…) - te financieren uit de opbrengst van verkoop van een equivalente hoeveelheid (…)certificaten - voldoet aan de vrouw. (…)
(…)
3.11
Aan dit convenant is een lijst(bijlage B)gevoegd met (inboedel)goederen die aan de man toebedeeld zullen worden, althans overgedragen en in zijn macht zullen worden gebracht. De levering en ter beschikkingstelling van de inboedelgoederen aan de man is aan te merken als een definitieve verdeling van alle inboedelgoederen tussen partijen en komt tot stand voorafgaande aan ondertekening van dit convenant door bede partijen.
Levering vindt plaats door feitelijke bezitsverschaffing. Die wordt geacht plaats te hebben gevonden per datum dat de man dit doet weten aan de vrouw.
(…).
2.12.
De man is op 11 februari 2024 langs geweest bij de vrouw om spullen op te halen. Op 15 februari 2024 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw te kennen gegeven dat de man uiterlijk op 15 maart 2024 zal laten weten welke spullen missen, dat de vrouw uiterlijk 15 april 2024 moet meedelen welke spullen zij nog heeft en de man vervolgens op 1 juni 2024 de spullen en [naam hond] zal komen ophalen.
2.13.
In een e-mail van 20 februari 2024 van de hypotheekadviseur van de vrouw staat dat verwacht wordt dat Aegon akkoord zal gaan met ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.14.
Bij e-mail van 7 maart 2024 van zijn advocaat heeft de man een lijst met spullen opgesomd, waarvan de totale waarde door de man wordt begroot op een bedrag van € 1.205,90, die de vrouw volgens de man nog aan hem moet afgeven.
2.15.
In een e-mail van 25 maart 2024 van (de voormalig CEO van) de werkgever van de man staat, voor zover van belang, het volgende:

Mijn oprecht excuses, echter kan ik, noch[naam werkgever, vzr]
, niet nogmaals een uitzondering op de STAK reglementen maken. Ik begrijp je verzoek tot uitbetaling van STAK certificaten, echter de financiële positie van[naam werkgever, vzr]
gezien de torenhoge (…)prijzen, de voorgenomen plannen tot in estering in (…) en de beperkte winstgevendheid/ verlieslatendheid van de organisatie hebben ons doen besluiten je verzoek niet in te willegen.
Destijds heb ik – ondanks een forse reprimande van onze Supervisory Board – op eigen meritus om jou te helpen wel een STAK transactie gedaan. (…) ik ben ontzettend dankbaar (…) echter deze keer kan ik je niet helpen.
(…).
2.16.
De man heeft met beide kinderen op dit moment geen contact dan wel omgang. Met [meerderjarig kind 2] sinds Pasen 2023 niet meer en met [meerderjarig kind 1] sinds de zomer 2023.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert, samengevat:
I. de man te veroordelen, op straffe van een dwangsom, om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de afspraken zoals vastgelegd in het door de vrouw op 12 december 2023 getekende convenant na te komen;
II. vervangende toestemming te verlenen tot levering van de woning aan de vrouw via een door haar aan te wijzen notaris, waarbij de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen en waarbij dit vonnis in de plaats treedt van de leveringshandelingen die de man daartoe zou moeten verrichten;
III. de man te veroordelen in de volledige proceskosten en in de nakosten, beide te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De vrouw heeft, samengevat, het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de inhoud van het convenant. Alle spullen van de man die nog in de woning lagen heeft zij aan de man gegeven. Dat er nog spullen zouden ontbreken, wordt er met de haren bijgesleept. De man dient de afspraken in het convenant na te komen.
3.3.
De man heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd. De vrouw heeft geen spoedeisend belang bij haar vordering. Er is nog geen overeenstemming over de lijst met goederen die aan de man toekomen. Ook [naam hond] bevindt zich nog bij de vrouw terwijl partijen hebben afgesproken dat [naam hond] om het jaar bij de een zal zijn. Pas als de man al zijn spullen en [naam hond] heeft ontvangen, is hij verplicht het convenant te tekenen. De vrouw zal niet in staat zijn bij de levering van de woning het aan de man toekomende deel van de overwaarde, te weten € 202.500,00, aan de man te voldoen. Op verrekening met een vordering van de vrouw op de man kan de vrouw zich niet beroepen. In het convenant is bepaald dat het door de man aan de vrouw te betalen bedrag zal worden gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van de certificaten. De man is op dit moment en ook niet op korte termijn in staat de certificaten te verkopen en de vrouw te betalen. De werkgever is niet bereid mee te werken aan verkoop van de certificaten. De certificaten zijn niet op elk willekeurig moment te verkopen. Dat is ook de reden geweest dat in het convenant is afgesproken dat financiering van hetgeen de man aan de vrouw moet betalen plaatsvindt door verkoop van de certificaten en niet uit een andere bron.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert, onder verwijzing naar zijn verweer in conventie, samengevat:
I. de vrouw te veroordelen tot afgifte van hond [naam hond] aan de man, op straffe van een dwangsom;
II. primair: alsnog gedurende een periode van 14 dagen in de gelegenheid te stellen de goederen genoemd in de e-mail van 7 maart 2024 aan de man ter beschikking te stellen en te leveren, en subsidiair, in het geval de vrouw de goederen niet ter beschikking stelt, zij gehouden is aan de man een bedrag te betalen van € 1.205,90, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
4.2.
De vrouw voert verweer met verwijzing naar haar stellingen in conventie.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Uitgangspunt is dat niemand kan worden verplicht in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Ingevolge artikel 3:178 Burgerlijk Wetboek (BW) kan ieder van de deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen.
5.3.
Uitgangspunt is dat de rechtsverhouding tussen ex-partners wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid.
5.4.
De advocaat van de vrouw heeft het eerste concept van het convenant in april 2023 aan de advocaat van de man gestuurd. Nadien is dat concept nog aangepast door de advocaten van partijen en in december 2023 is definitief overeenstemming bereikt tussen partijen over de inhoud van het convenant. De vrouw heeft het convenant op 12 december 2023 ondertekend. De man is daartoe, ondanks verschillende verzoeken van de vrouw, nog niet overgegaan, omdat hij dat pas wil doen als hij al zijn spullen en [naam hond] heeft ontvangen.
5.5.
Nadat de vrouw de spullen van de man die nog in de woning stonden aan de man had overhandigd, is tussen partijen discussie ontstaan over welke spullen nog zouden ontbreken. De man stelt ten onrechte dat hij pas verplicht is het convenant te ondertekenen als hij al zijn spullen en [naam hond] heeft ontvangen. De spullen zijn namelijk van volstrekt ondergeschikt belang gelet op de aard (hoofdzakelijk oud (kinder)speelgoed) en de (door hem gestelde) waarde (€ 1.205,90) daarvan. Hetzelfde geldt voor [naam hond] . De vrouw heeft ter zitting gezegd dat de hond in beginsel naar de man mag, ook al vinden de kinderen dat heel verdrietig.
5.6.
Niet in geschil is dat partijen zijn overeengekomen dat de waarde van de certificaten van de man tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld. Partijen hebben de totale waarde van de certificaten per peildatum 16 oktober 2022 vastgesteld op € 975.551,00, omdat partijen op die dag overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de certificaten. Ook niet in geschil is dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de man na verrekening van het aan hem toekomende deel van de overwaarde van de woning met het aan de vrouw toekomende deel van de waarde van de certificaten een bedrag van € 285.000,00 aan de vrouw moet betalen. De man stelt dat hij de vrouw niet kan betalen, omdat zijn werkgever niet bereid is de certificaten in te kopen en verkoop van de certificaten aan een derde niet mogelijk is. De vrouw kan zich niet op de afgesproken verrekening beroepen, omdat in het convenant is bepaald dat het door de man aan de vrouw te betalen bedrag zal worden gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van de certificaten en dat is op dit moment dus niet mogelijk, aldus de man.
5.7.
Of uit de onder 2.15 geciteerde e-mail (van de voormalig CEO) van de werkgever van de man voldoende blijkt dat het voor de man niet mogelijk is zijn certificaten te verzilveren, kan in het midden blijven, omdat ter zitting het volgende naar voren is gekomen.
5.8.
Zoals gezegd hebben partijen op 16 oktober 2022 overeenstemming bereikt over de waarde van de certificaten. Gebleken is dat de man in oktober 2022 een woning heeft gekocht voor een bedrag van € 777.000,00, welke woning op 23 december 2022 aan hem is geleverd. De man heeft ter zitting erkend dat hij de woning mede heeft gefinancierd door de verkoop van een deel van de certificaten voor een bedrag van circa € 400.000,00 en dat hij voor ruim € 200.000,00 aan de woning heeft verbouwd. De man heeft de vrouw niet in kennis gesteld van de verkoop van een deel van de certificaten in het laatste kwartaal van 2022.
5.9.
Het verweer van de man dat hij het convenant niet kan nakomen, omdat verkoop van het resterende deel van de certificaten niet mogelijk zou zijn, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die ex-partners jegens elkaar in acht moeten nemen. Het verzilveren van de certificaten voor het bedrag dat de man nodig had om te vrouw te betalen conform de afspraak in het convenant was kennelijk wel mogelijk. De man heeft er echter voor gekozen om een grotere woning te kopen. Dat dit noodzakelijk was, zoals de man ter zitting stelde, is niet gebleken. De vrouw heeft onweersproken aangevoerd dat de man in een huurwoning woonde van ruim 100 m2, waarvoor de man kennelijk ook al circa € 70.000,00 aan certificaten had verzilverd. Voor zover een verhuizing voor de man al noodzakelijk was, had hij het verzilveren van ongeveer de helft van de certificaten met de vrouw moeten bespreken. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl partijen op dat moment onderhandelden over de tekst van het convenant en over de waarde van de certificaten al overeenstemming hadden bereikt.
5.10.
De man kan zich nu niet aan zijn verplichtingen uit het convenant onttrekken door te stellen dat een deel van de spullen, voornamelijk oud (kinder)speelgoed, zou ontbreken en [naam hond] nog niet bij hem is. Deze zaken zijn, zoals gezegd, van ondergeschikt belang. De woning en de certificaten zijn de wezenlijke zaken over de verdeling waarvan partijen afspraken hebben gemaakt.
5.11.
De man moet het convenant nakomen. Met het deel van de certificaten dat de man in 2022 heeft verzilverd had hij aan zijn verplichtingen jegens vrouw uit hoofde van het convenant kunnen voldoen. Dat heeft hij echter niet gedaan en hij heeft de opbrengst volledig ten gunste van zichzelf besteed. Hetgeen hij de vrouw verschuldigd is, zal hij nu maar op andere wijze moeten financieren, desnoods door verkoop van zijn woning, in het geval verdere verzilvering van de certificaten inderdaad niet mogelijk is.
5.12.
Dit alles betekent dat de vordering onder 3.1 onder I van de vrouw zal worden toegewezen, in die zin dat de man het convenant binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zal moeten nakomen. Aannemelijk is dat de man enige tijd nodig heeft te onderzoeken waar hij de financiering vandaan haalt om de vrouw te betalen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Waar de nakoming van het convenant betaling van een geldsom betreft, kan geen dwangsom worden opgelegd en waar het het meewerken aan de levering van (het aandeel van de man) in de woning betreft, zal geen dwangsom worden opgelegd gelet op hetgeen onder 5.13 wordt overwogen.
5.13.
De vordering van de vrouw onder 3.1 onder II zal worden afgewezen. Levering van (het aandeel van de man in) de woning aan de vrouw waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is pas mogelijk als de vrouw geld krijgt van de man. Ter zitting heeft de vrouw gezegd dat ontslag uit de hoofdelijkheid mogelijk is als zij circa € 100.000,00 ontvangt van de man. Echter, het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer de man dit aan de vrouw kan (zal) betalen.
5.14.
De vordering van de man onder 4.1 onder I zal worden afgewezen. Bij een veroordeling van de vrouw tot afgifte van [naam hond] heeft de man geen belang. De vrouw heeft toegezegd dat [naam hond] naar de man mag, als hij zijn deel van de afspraken uit het convenant nakomt. De man wordt echter wel in overweging gegeven tot een andere afspraak te komen over [naam hond] . De vrouw heeft ter zitting verklaard dat de kinderen het verschrikkelijk zouden vinden als [naam hond] bij hen weggaat. De verstandhouding tussen de kinderen en de man, die op dit moment geen omgang hebben, zal naar het zich laat aanzien alleen maar verder verslechteren als de man erop blijft aandringen dat [naam hond] naar hem moet gaan.
5.15.
De vordering van de man onder 4.1 onder II zal eveneens worden afgewezen. Onduidelijk is of de door zijn advocaat in een e-mail van 7 maart 2024 vermelde spullen nog in de woning staan. Zoals gezegd zijn de spullen van ondergeschikt belang en zal toewijzing van deze vordering alleen maar tot – volstrekt onnodige – executiegeschillen leiden.
5.16.
De handelswijze van de man rechtvaardigt een uitzondering op de regel dat in geschillen tussen ex-partners de proceskosten worden gecompenseerd. De man zal daarom in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten in conventie worden aan de zijde van de vrouw begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00
Totaal € 1.741,72.
De kosten in reconventie worden begroot op nihil, omdat niet aannemelijk is dat de vrouw voor haar verweer in reconventie afzonderlijk kosten heeft gemaakt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de afspraken zoals vastgelegd in het door de vrouw op 12 december 2023 getekende convenant na te komen,
6.2.
veroordeelt de man in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 1.741,72, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening indien de man niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en dit vonnis moet worden betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening, tot aan de voldoening,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.6.
veroordeelt de man in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG