Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Włocławek, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1980, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon beoordeeld. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft, wat hem gelijkstelt aan een Nederlander onder de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft ook de gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon in overweging genomen. Ondanks het feit dat de overlevering in principe mogelijk was, heeft de rechtbank besloten om de overlevering te weigeren. Dit is gedaan op basis van de weigeringsgrond van artikel 6a OLW, die van toepassing is wanneer de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander en er geen reden is om af te wijken van deze gelijkstelling. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland bevolen, waarbij de gevangenhouding van de opgeëiste persoon werd geschorst vanwege zijn gezondheidstoestand.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland gerechtvaardigd is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.