ECLI:NL:RBAMS:2024:3472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
AMS 24/731 en AMS 24/732
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting ongegrond verklaard; onvoldoende gemotiveerd beroepschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroepschrift van eiseres, die bezwaar had aangetekend tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De rechtbank ontving het beroepschrift op 19 januari 2024, gericht tegen twee uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, beide gedateerd op 19 december 2023. Eiseres had in haar beroepschrift geen gronden vermeld en verzocht om een termijn van acht weken voor het indienen van de gronden. De griffier heeft eiseres op 30 januari 2024 verzocht om de gronden binnen vier weken in te dienen, maar eiseres vroeg om uitstel, wat op 1 maart 2024 werd afgewezen omdat de opgegeven reden geen uitzonderlijke omstandigheid vormde. Eiseres heeft vervolgens op 15 mei 2024 een laatste termijn van één week gekregen om de gronden in te dienen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de loutere verwijzing naar algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het ontbreken van een gemotiveerd standpunt over de proceskostenvergoeding onvoldoende zijn om het beroepschrift te onderbouwen. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/731 en AMS 24/732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , te Haarlem, eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 19 januari 2024 een beroepschrift van eiseres ontvangen dat is gericht tegen twee uitspraken op bezwaar van verweerder, beide gedateerd op 19 december 2023 (de bestreden uitspraken). De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder meerdere zaaknummers.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaken omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
Wat is er gebeurd?
2. Eiseres heeft op 19 januari 2024 beroep ingesteld tegen twee uitspraken op bezwaar over naheffingsaanslagen parkeerbelasting waarbij de bezwaren ongegrond zijn verklaard. Eiseres heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld. Eiseres heeft verzocht om een termijn van acht weken voor het indienen van de gronden van het beroep.
3. De griffier heeft eiseres op 30 januari 2024 verzocht de gronden van het beroep in bovenvermelde zaken binnen vier weken in te dienen. Eiseres heeft op 19 februari 2024 om uitstel verzocht tot en met 26 maart 2024. Als reden heeft eiseres aangevoerd dat zij te maken heeft met een groter dan gebruikelijke hoeveelheid zaken waarin op korte termijn proceshandelingen verricht dienen te worden. Op 23 februari 2024 is opnieuw om uitstel door eiseres verzocht. De griffier heeft het verzoek om uitstel op 1 maart 2024 afgewezen. De reden van de afwijzing is dat dat de door eiseres opgegeven reden geen uitzonderlijke omstandigheid vormt.
4. De griffier heeft in zijn brief van 1 maart 2024, waarin het uitstelverzoek wordt afgewezen, verzuimd eiseres een laatste termijn van één week te bieden. Naar aanleiding van deze casus is gebleken dat niet alle brieven zijn omgezet naar het proces digitaal procederen. De griffier heeft eiseres om die reden op 15 mei 2024 een laatste termijn van één week geboden. In de brieven van 30 januari 2024 en 15 mei 2024 is ook aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien eiseres niet aan het verzoek tot indiening van de gronden voldoet en evenmin tijdig een verzoek om uitstel heeft gedaan.
Op 22 mei 2024 heeft eiseres – andermaal – gereageerd met een protest tegen de afwijzing van het uitstelverzoek. De rechtbank heeft geen (aanvulling op de) gronden van het beroep ontvangen.
Beoordeling
5. In de brief van 1 maart 2024 heeft eiseres een begin van gronden aangevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van onbevoegdelijke besluitvorming, diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur benoemd en zij heeft zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte een proceskostenvergoeding achterwege is gebleven. Eiseres heeft hetgeen zij heeft aangevoerd niet onderbouwd. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om het beroepschrift (voldoende) gemotiveerd te achten. Volgens vaste jurisprudentie is de loutere verwijzing naar algemene beginselen van behoorlijk bestuur onvoldoende om te voldoen aan artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. [2] Hetzelfde geldt voor een ongemotiveerd standpunt over bevoegdheid en de aanspraak op een proceskostenvergoeding wanneer geen sprake is van een (gedeeltelijk) tegemoetkomen in de bezwaarfase. Het voorgaande betekent dat de griffier eiseres terecht een herstelverzuim heeft geboden.
6.1
Eiseres is het niet eens met de handelwijze van de rechtbank en heeft daarover een klacht bij het gerechtsbestuur ingediend. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid. [3] Eiseres is voorts van oordeel dat haar een uitstel van vier weken is geboden, wat eiseres mondeling op 26 februari 2024 door een medewerker van de griffie is toegezegd.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat een grote werkvoorraad bij de gemachtigde geen uitzonderlijke omstandigheid vormt. Het ligt op de weg van de gemachtigde diens werkzaamheden zodanig te organiseren dat de gemachtigde in de aangenomen zaken op tijd de benodigde werkzaamheden kan verrichten. Van overmacht is de rechtbank niet gebleken.
6.3
De rechtbank acht in deze zaken de herstelverzuimbrieven van 30 januari 2024 en van 15 mei 2024 van belang. Ook wanneer moet worden uitgegaan dat op 26 februari 2024 mondeling een uitstel van vier weken zou zijn toegezegd, bevat de brief van 15 mei 2024 een fatale termijn. Eiseres heeft naar aanleiding van de brief van 15 mei 2024 geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de gronden van het beroep in te dienen dan wel aan te vullen. Eiseres heeft, vier maanden na de indiening van het beroepschrift, nagelaten het beroepschrift voldoende te motiveren zodat verweerder om een verweerschrift kan worden gevraagd en de zaken inhoudelijk kunnen worden behandeld. [4]
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 juni 2024
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.met vaste jurisprudentie wordt bedoeld uitspraken van (hogere) bestuursrechters in vergelijkbare
3.als bedoeld in artikel 1.7 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken, zoals dat luidt per
4.inhoudelijke behandeling met toepassing van artikel 8:54 Awb, artikel 8:57 Awb dan wel ter zitting