ECLI:NL:RBAMS:2024:3453

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
13/114856-24 (aanvullende toestemming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor tenuitvoerlegging van straf in het kader van Europese overlevering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 mei 2024 een beslissing genomen over een verzoek tot toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd aan een overgeleverde persoon. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op 4 april 2024, in het kader van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). De overgeleverde persoon, geboren in 1985 in Hongarije, is gedetineerd in Hongarije en heeft een straf van 2 jaar en 2 maanden opgelegd gekregen voor diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 8 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, en dat de overgeleverde persoon in de gelegenheid is gesteld om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen andere weigeringsgronden aan de orde zijn en dat het hoorrecht van de overgeleverde persoon is geërbiedigd. De rechtbank heeft daarom toestemming verleend voor de tenuitvoerlegging van de straf, waarbij de rechten van de verdediging volledig zijn gerespecteerd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/114856-24
Datum beslissing: 23 mei 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 4 april 2024 strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek (d.d. 5 februari 2024) is op 27 maart 2024 ingediend door
the Law Enforcement Unit of the District Court of Szombathely(Hongarije) en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] (Hongarije),
nu gedetineerd in Hongarije,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
De overgeleverde persoon is op 3 mei 2024 door
the Regional Court of Szombathely(Hongarije) over dit verzoek gehoord. De vertaling van het proces-verbaal van dit verhoor houdt onder meer in:
“The acting judge notifies the convict of the following facts: By Judgement No. 1.B.42/2022/11 delivered on 05 May 2022 the Sárvár District Court imposed on the convict a penalty of imprisonment of 2 years and 2 months for the felony of theft committed as a co-actor and for the misdemeanor of theft committed as a co-actor and deprived the convict of civil rights for 2 years. The Szombathely Regional Court as court of second instance upheld and approved the first instance judgement by Decision No. 13.Bf.86/2022/22 issued on 06 June 2023.
Convict [overgeleverde persoon] -in reply to the question of the acting judge:
I am aware of the subject case. I know for what offences I was sentenced.
The acting judge makes known that the subject proceeding has been instituted against the convict before the Penal Section of the Szombathely Regional Court for the execution of the penalty of imprisonment of 2 years and 2 months mentioned above. The convict has been surrendered by the Netherlands to Hungary on the basis of a European Arrest Warrant issued in another case. The convict has not waived the application of the specialty rule in the subject case, which is why the Penal Section of the Szombathely Regional Court contacted the Dutch authority that ordered the surrender of the convict, requesting their consent. This means that the imprisonment of 2 years and 2 months can be executed only subject to consent to be given by the Dutch judicial authority.
(…)
Convict [overgeleverde persoon] - in reply to the question of the acting judge on whether he has any objection or remark pertaining to the request for consent which he would like the Dutch judicial authority or court to take into consideration:
I was taken home from Germany in 2022 on the basis of an arrest warrant for surrender. (…) I have lodged an application to the Curia in the matter of my case which was in process before the Sárvár District Court. The Curia formally accepted the petition, but I have never received any information so far. I had no opportunity to appear in person at the second instance proceeding. I never spoke with the appointed defense counsel. I think the penalty of imprisonment of 2 years and 2 months for the 2 shoplifting cases is excessively severe. The judgement is not acceptable for me.”
Uit dit proces-verbaal leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om – met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon – een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan. Volgens de aanvullende informatie heeft zich in de beroepsprocedure de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW voorgedaan. Hetgeen de overgeleverde persoon in dit opzicht heeft aangevoerd, is onvoldoende om aan de juistheid van die informatie te twijfelen.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straf van
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is op 23 mei 2024 genomen door:
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/2 1 PPU en C-429/2 1 PPU, ECLI:EU:C:202 1:876, punt 63.