ECLI:NL:RBAMS:2024:3452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
13/131090-24 (aanvullende toestemming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging in Europees strafrecht

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtsulpkamer, een beschikking gegeven in de zaak met parketnummer 13/131090-24. Deze beschikking betreft een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) en betreft twee strafbare feiten die zich hebben voorgedaan in Duitsland, namelijk het medeplegen van plofkraken tussen 21 en 25 november 2022. De overgeleverde persoon, geboren in 1993 en momenteel gedetineerd in Duitsland, heeft de mogelijkheid gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, maar er zijn geen bezwaren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon in Nederland kan worden vervolgd en dat de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden, gezien zijn langdurige verblijf en banden met Nederland. De rechtbank heeft ook een terugkeergarantie ontvangen van de hoofdofficier van justitie in Bamberg, die voldoende werd geacht. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank toestemming verleend voor de uitbreiding van de vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/131090-24
Datum beslissing: 6 juni 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 29 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door de
Landgericht Bamberg(Duitsland) op 8 januari 2024 en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
De overgeleverde persoon is op 20 april 2023, in het bijzijn van zijn advocaat, door het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland) over dit verzoek gehoord. De vertaling van het proces-verbaal van dit verhoor houdt onder meer in:
Mevrouw de officier van justitie eerste klasse:
U hebt zojuist het specialiteitsbeginsel genoemd en u hebt al aangegeven dat u daarvan geen afstand wilt doen. Ik wil u voor de eerlijkheid op dit punt meedelen dat dit specialiteitsbeginsel bestaat en dat we een aanvullend verzoek plannen omdat er tegen de bende een onderzoek loopt inzake 91 delicten. De raadsman krijgt een lijst.
(…)
We willen dit aanvullende verzoek relatief snel indienen en zouden een reactie binnen 2 weken op prijs stellen.
De raadsman geeft aan:
Mijn collega zal dat doen. Hij zal iets schrijven.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan. Het betreft twee strafbare feiten, te weten: het medeplegen van twee plofkraken tussen 21 en 25 november 2022 in Duitsland. Deze twee feiten staan ook vermeld op de lijst van lopende onderzoeken naar strafbare feiten en de rol van de overgeleverde persoon daarbij, waarnaar in het proces-verbaal van verhoor van 20 april 2023 wordt verwezen.
In het begeleidend schrijven bij het verzoek om aanvullende toestemming is door de uitvaardigende justitiële autoriteit voorts vermeld dat de termijn voor het indienen van de opmerkingen en bezwaren is verstreken en dat tot aan dat moment geen bezwaren zijn ingediend.
Uit de inhoud van het proces-verbaal en voormeld begeleidend schrijven leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om – met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon – een beslissing te nemen.
De overgeleverde persoon kan gelijk worden gesteld met een Nederlander. Hij is in het bezit van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond waarvan hij ten minste vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Voorts kan hij in Nederland worden vervolgd voor de feiten waarvoor aanvullende toestemming wordt gevraagd. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft bij brief van 6 mei 2024 bericht dat de opgeëiste persoon naar verwachting niet zijn verblijfsrecht zal verliezen indien hij schuldig wordt bevonden aan de feiten waarvoor aanvullende toestemming wordt gevraagd.
De rechtbank stelt vast dat de overgeleverde persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank kan daarom toestemming verlenen voor uitbreiding van de vervolging, wanneer is gewaarborgd dat de overgeleverde persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De hoofdofficier van justitie in Bamberg (Duitsland) heeft op 7 mei 2024 de volgende garantie gegeven:
Onderwerp:AW: [overgeleverde persoon] - 35 KLs 2110 Js 13375/22
Hierbij geef ik de terugkeergarantie af op grond van artikel 5, lid 3 van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel (2002/584/JBZ) en artikel 6, lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor de twee feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is op 6 juni 2024 genomen door:
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/2 1 PPU en C-429/2 1 PPU, ECLI:EU:C:202 1:876, punt 63.