ECLI:NL:RBAMS:2024:345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/13/714130 HA ZA 22-167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de niet-vernietigbaarheid van een artiestenovereenkomst en de rol van de fonogrammenproducent

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een artiest en zijn platenmaatschappij, Top Notch c.s. De artiest, die meerderjarig en handelingsbekwaam was, had een exclusieve artiestenovereenkomst met de vennootschap onder firma in liquidatie, [gedaagde 1] VOF, en vorderde vernietiging van deze overeenkomst op grond van dwaling, misbruik van omstandigheden en het ontbreken van wilsovereenstemming. De rechtbank oordeelde dat de artiest niet kon aantonen dat hij bij het aangaan van de overeenkomst niet begreep waarvoor hij tekende, ondanks zijn jonge leeftijd en beperkte opleiding. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomst niet vernietigbaar was en dat de artiest niet als fonogrammenproducent kon worden aangemerkt, omdat het zwaartepunt van de financiële verantwoordelijkheid bij de platenmaatschappij lag. De vorderingen van de artiest werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de artiest bijgestaan werd door zijn manager en dat hij de overeenkomst zorgvuldig had moeten lezen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/714130 / HA ZA 22-167
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. D.H.S. Donk te Amsterdam,
tegen

1.de vennootschap onder firma in liquidatie[gedaagde 1] V.O.F.,

te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOP NOTCH B.V.,
te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOP NOTCH MUSIC B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Eisende partij wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagde partijen worden gezamenlijk Top Notch c.s. genoemd en afzonderlijk [gedaagde 1] VOF, Top Notch en Top Notch Music .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 november 2022 met de daarin genoemde processtukken,
- de e-mail van de rechtbank van 16 januari 2023 waarbij de akte uitlating voortgang procedure tevens houdende aanvullende producties van [eiser] is geweigerd en de zaak is verwezen naar de rol van 12 april 2023 voor uitlaten voortprocederen of doorhalen,
- het bericht van 12 april 2023 waarbij partijen gezamenlijk verzoeken de zaak drie maanden aan te houden voor verdere schikkingsonderhandelingen,
- het verzoek van [eiser] op de rol van 4 oktober 2023 om vonnis te wijzen,
- het verzoek van Top Notch c.s. op de rol van 4 oktober 2023 om een nadere akte te mogen nemen en de reactie daarop van [eiser] ,
- het bericht van de rechtbank van 10 oktober 2023 waarbij het verzoek om een nadere akte te nemen is afgewezen en de zaak is verwezen naar de rol van 10 januari 2024 voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een Nederlandse artiest. Hij is bij een breder publiek bekend geworden door verschillende nummer 1-hits.
2.2.
[gedaagde 1] VOF hield zich bezig met de exploitatie van onder meer de naburige rechten van artiesten. Haar vennoten waren Top Notch en Universal Music B.V.
2.3.
Op 17 juli 2012 hebben [eiser] en [gedaagde 1] VOF een ‘exclusieve artiestenovereenkomst’ getekend op grond waarvan [gedaagde 1] VOF gerechtigd werd de muziek van [eiser] exclusief te exploiteren in ruil voor een aandeel in de exploitatieopbrengsten. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden (hierna: Algemene Bepalingen) van toepassing.
2.4.
Op 27 februari 2015 zijn [eiser] en [gedaagde 1] VOF een addendum bij de overeenkomst van 17 juli 2012 overeengekomen (hierna samen met de overeenkomst van 17 juli 2012: de Overeenkomst). Het addendum bevat een van de overeenkomst van juli 2012 afwijkende aan [eiser] toekomende vergoeding voor 11 geluids- en beeldopnamen voor het album “New Wave”.
2.5.
Vanaf juni 2017 tot maart 2020 hebben partijen gesproken over aanpassing van de (financiële voorwaarden van de) Overeenkomst, waaronder de royaltyvergoedingen en bijdrage aan de kosten voor video’s.
2.6.
[eiser] heeft in samenwerking met Top Notch c.s. de volgende albums uitgebracht:
I. “De Nacht is nog jong Net als wij voor altijd” met releasedatum 14 november 2014
II. “New Wave” met releasedatum 15 april 2015
III. “WOP” met releasedatum 12 februari 2016
IV. “Remi” met releasedatum 30 juni 2017
V. “NORI” met releasedatum 22 maart 2018
2.7.
Op 26 maart 2020 is Universal Music B.V. gefuseerd met Universal International Music B.V., welke vennootschap onder algemene titel in het vermogen van verdwijnende vennootschap Universal Music B.V. is getreden. Top Notch en Universal International Music B.V. hebben hun rechten en verplichtingen onder de Overeenkomst op 25 juni 2020 overgedragen aan [gedaagde 1] .
2.8.
In een brief van 20 augustus 2020 heeft (de advocaat van) [eiser] (primair) de Overeenkomst vernietigd op grond van dwaling en (subsidiair) ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming.
2.9.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling (die heeft plaatsgevonden op 10 november 2022) heeft Top Notch c.s. ten guste van [eiser] wijzigingen doorgevoerd in de Overeenkomst per datum van totstandkoming (17 juli 2012). Als gevolg van deze aanpassingen krijgt [eiser] vanaf de ingangsdatum van de Overeenkomst een royaltyvergoeding van 20% (als artiest) en 5% (als producer), ongeacht in welk land inkomsten worden gegenereerd. Ook worden er geen technische kosten meer afgetrokken en is geen sprake van een
breakvoor inkomsten uit het buitenland.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair:
I. voor recht verklaart dat de Overeenkomst is vernietigd, althans dat de rechtbank deze vernietigt;
Subsidiair:
II. a) voor recht verklaart dat artikel 2 en 3 van de Overeenkomsten niet van kracht zijn, althans zijn vernietigd en/of door de rechtbank worden vernietigd;
b) voor recht verklaart dat de artikelen 5.1, 5.3 en 6 van de Overeenkomst zijn of worden vernietigd, althans buiten toepassing blijven;
c) voor recht verklaart dat de artikelen 7, 8, 10, 11.1, 11.3, 13.3, 13.4 en 20 lid 1 van de Algemene Bepalingen niet van kracht zijn, althans zijn of worden vernietigd, althans buiten toepassing blijven;
Meer subsidiair:
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van de Overeenkomst zodanig worden gewijzigd dat ieder nadeel voor [eiser] wordt opgeheven;
Nog meer subsidiair:
IV. voor recht verklaart dat de Overeenkomst per 20 augustus 2020 is ontbonden en/of dat artikel 8.2 van de Algemene Bepalingen niet van kracht is en/of wordt vernietigd;
Verder subsidiair:
V. voor recht verklaart dat de Overeenkomst per 14 mei 2016, althans een door de rechtbank te bepalen datum is geëindigd;
Primair, subsidiair, meer, nog meer en verder subsidiair:
VI. a) voor recht verklaart dat [eiser] fonogrammenproducent is van de opnamen van de uitvoeringen conform het overzicht “Tracks [eiser] ” en verder gedaagden hoofdelijk veroordeelt om:
b) binnen zeven dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen teneinde te bewerkstelligen dat [eiser] alle opnamen van zijn uitvoeringen kan (doen) exploiteren;
c) binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een door een registeraccountant op juistheid en volledigheid gecontroleerde opgave te verstrekken van alle opbrengsten welke door Top Notch c.s. uit de exploitatie van de opnamen van uitvoeringen van [eiser] zijn gegenereerd;
d) binnen zeven dagen na het verstrekken van de opgave bedoeld onder c) het gedeelte van de aan [eiser] toekomende opbrengsten te betalen;
e) binnen zeven dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen teneinde te bewerkstelligen dat [eiser] bij de diverse collectieve rechtenorganisaties waaronder Sena als fonogrammenproducent zal worden geregistreerd;
f) binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een door een registeraccountant op juistheid en volledigheid gecontroleerde opgave te verstrekken van alle opbrengsten die gedaagden als fonogrammenproducent hebben ontvangen;
g) binnen zeven dagen na het verstrekken van de opgave als bedoeld onder f) de opbrengsten die gedaagden ten onrechte als fonogrammenproducent hebben ontvangen te betalen aan [eiser] ;
h) binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een door een registeraccountant op juistheid en volledigheid gecontroleerde opgave te verstrekken van alle opbrengsten die gedaagden uit “Non-Recording Activities” van [eiser] hebben gegenereerd;
i) binnen zeven dagen na het verstrekken van de opgave als bedoeld onder h) alle opbrengsten die gedaagden uit hoofde van de exploitatie van de Non-Recording Activities van [eiser] hebben ontvangen te betalen aan [eiser] en verder bepaalt dat;
j) gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 25.000,- per dag dat zij niet tijdig en/of volledig hebben voldaan aan een van de hiervoor onder b) tot en met i) gegeven geboden en;
k) gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Top Notch c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Primair: dwaling, misbruik van omstandigheden en ontbreken wilsovereenstemming
4.1.
[eiser] stelt dat hij de Overeenkomst bij het aangaan in 2012 niet heeft kunnen beoordelen en dat hij niet begreep waarvoor hij tekende. Hij was op dat moment 20 jaar en had een vmbo-kader opleiding afgerond. De overeenkomst telde 14 pagina’s met kleine lettertjes. Weliswaar werd hij geholpen door [naam] , maar [naam] had geen juridische kennis en had evenmin ervaring met artiestenovereenkomsten.
4.2.
Meer specifiek voert [eiser] aan dat hij een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad met betrekking tot afspraken over het fonogrammenproducentschap, de duur van de Overeenkomst, financiële afspraken en de duur van exploitatie. [gedaagde 1] VOF heeft volgens [eiser] gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht en mededelingsplicht doordat zij heeft nagelaten hem over essentiële punten in te lichten, opzettelijk zaken heeft verzwegen en [eiser] niet heeft geadviseerd om de overeenkomst door een advocaat of jurist te laten beoordelen. [eiser] verbindt hieraan de conclusie dat sprake is van dwaling, misbruik van omstandigheden en het ontbreken van een met zijn verklaring overeenstemmende wil.
4.3.
In de kern komen de argumenten die [eiser] aanvoert erop neer dat hij vindt dat de gemaakte afspraken onredelijk zijn. Dat rechtvaardigt evenwel geen beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst. Het rechtvaardigt evenmin een beroep op een vernietigingsgrond. Op het moment van aangaan van de Overeenkomst was [eiser] meerderjarig en handelingsbekwaam. De tekst van de Overeenkomst is op zich duidelijk en het lettertype goed leesbaar. [eiser] heeft uitdrukkelijk ingestemd met (de afzonderlijke bepalingen van) de Overeenkomst. Bovendien werd hij bijgestaan door [naam] , die kort na ondertekening – officieel – zijn manager werd. Voor zover [naam] niet in staat was [eiser] adequaat te adviseren, komt dat voor risico van [eiser] . Van hem mocht verwacht worden dat hij de Overeenkomst zorgvuldig doorlas en dat hij bij onduidelijkheden om opheldering had gevraagd of deskundige bijstand had gezocht. Het lag onder deze omstandigheden niet op de weg van [gedaagde 1] VOF om de overeenkomst punt voor punt met [eiser] door te lopen. De leeftijd en opleiding van [eiser] brachten geen verruiming van de mededelingsplicht mee.
4.4.
Dit betekent dat het beroep van [eiser] op dwaling en misbruik van omstandigheden niet opgaat. Niet gebleken is dat [eiser] bij het aangaan van de Overeenkomst een – aan [gedaagde 1] VOF toe te rekenen – verkeerde voorstelling van zaken had. De door [eiser] aangedragen omstandigheden kwalificeren evenmin als bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat het beroep op misbruik van omstandigheden ook om die reden faalt. Tot slot mocht [gedaagde 1] VOF onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid uitgaan van instemming van [eiser] met de bepalingen van de Overeenkomst, zodat gelet op het bepaalde in artikel 3:35 BW [eiser] geen beroep toekomt op het ontbreken van een met zijn verklaring overeenstemmende wil.
[eiser] heeft nog betoogd dat [gedaagde 1] VOF ook in strijd met een op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld. Het schenden van een zorgplicht zou echter hooguit kunnen leiden tot een toerekenbare tekortkoming, maar is geen grond voor dwaling of misbruik van omstandigheden.
4.5.
Dit betekent dat de buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling (zie hiervoor 2.8) zonder rechtsgevolg is gebleven en dat het primair gevorderde (zie 3.1 onder I) wordt afgewezen.
Subsidiair: artikel 25f Auteurswet en redelijkheid en billijkheid
4.6.
De subsidiaire vordering van [eiser] is gericht tegen verschillende afzonderlijke bepalingen van de Overeenkomst en de Algemene Bepalingen. [eiser] stelt onder meer dat bepaalde bedingen niet van kracht zijn, omdat partijen over die bepalingen geen wilsovereenstemming hebben bereikt. Ook verzoekt [eiser] afzonderlijke bepalingen te vernietigen wegens dwaling.
4.7.
Voor zover de argumenten van [eiser] dezelfde zijn als de argumenten die hij aan zijn primaire vordering ten grondslag heeft gelegd, geldt hetgeen in het voorgaande is overwogen ten aanzien van het ontbreken van wilsovereenstemming en dwaling ook hier. Die argumenten worden hieronder niet (nogmaals) afzonderlijk beoordeeld. In aanvulling daarop wordt in het algemeen overwogen als volgt.
4.8.
In het midden kan blijven of de bedingen uit de Algemene Bepalingen waarnaar [eiser] verwijst zijn aan te merken als kernbedingen. Ook als sprake is van kernbedingen blijkt namelijk uit niets dat de wil van [eiser] gericht was op iets anders dan op hetgeen is overeengekomen. In de Overeenkomst wordt verwezen naar de toepasselijkheid van de Algemene Bepalingen en [eiser] heeft iedere bladzijde van de Algemene Bepalingen van een paraaf voorzien. [gedaagde 1] VOF mocht er dan ook op vertrouwen dat de wil van [eiser] overeenstemde met zijn verklaring (als bedoeld in artikel 3:35 BW). Mogelijk heeft [eiser] – achteraf gezien – spijt van wat hij is overeengekomen, maar dat rechtvaardigt geen beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming bij het aangaan van de Overeenkomst.
4.9.
Hieronder beoordeelt de rechtbank de stellingen van [eiser] ten aanzien van specifieke bepalingen uit de Overeenkomst en de Algemene Bepalingen voor zover die in het voorgaande nog niet aan de orde zijn geweest.
Artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst
4.10.
[eiser] beroept zich op vernietigbaarheid van artikel 2 en 3 van de Overeenkomst wegens strijd met artikel 25f lid 1 en 2 Auteurswet (Aw). De desbetreffende artikelen luiden als volgt, voor zover relevant:

Artikel 2 – Looptijd van de Overeenkomst
2.1
De Overeenkomst treedt in werking op datum van ondertekening (…) en eindigt 18
(…) maanden na release van het laatste Album als bedoeld in artikel 3.1.
2.2
Inden de Maatschappij
(Top Notch VOF, rechtbank)haar optie(s) als bedoeld in
artikel 3.2 opneemt, wordt de Overeenkomst onder dezelfde voorwaarden en
condities stilzwijgend verlengd tot 18 (…) maanden na release van het betreffende
optionele Album.
Artikel 3 – Aantal Opnamen
3.1
De Artiest
( [eiser] , rechtbank)zal ten behoeve van de vervaardiging van
Opnamen door de Maatschappij zoveel Titels uitvoeren als in onderling overleg
tussen de Artiest en de Maatschappij zal worden besloten. Het totale aantal door de
Artiest uit te voeren Titels zal echter tenminste voldoende zijn om 1 (…) Album
samen te stellen.
3.2
De Artist verleent de Maatschappij de exclusieve optie op nog 3 (…) Albums,
welke opties per afzonderlijk Album door de Maatschappij dienen te worden
opgenomen. De optie op een Album zal telkens binnen 18 (…) maanden na release
in Nederland van het voorafgaande Album dienen te worden opgenomen.”
4.11.
Volgens [eiser] is de duur of looptijd van de Overeenkomst met deze artikelen afhankelijk gesteld van diverse in de toekomst gelegen onzekere factoren. Daarmee is sprake van een onvoldoende bepaalde termijn in de zin van artikel 25f lid 1 Aw. Bovendien leidt toepassing van de verlengingsopties tot een onredelijk lange termijn.
4.12.
Op grond van artikel 25f lid 1 Aw is het niet toegestaan om in een exploitatieovereenkomst voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn opties te bedingen ten aanzien van toekomstige werken. Met een onvoldoende bepaalde termijn wordt gedoeld op een termijn die een maker niet in staat stelt de periode te bepalen waarin de exploitant aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van de maker. Daarvan is in dit geval geen sprake. Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst gaat de periode waarin Top Notch c.s. aanspraak kan maken op exploitatie van de werken van [eiser] in op het moment van ondertekenen van de Overeenkomst en deze periode eindigt uiterlijk 18 maanden nadat Top Notch c.s. haar derde optierecht heeft ingeroepen. De Overeenkomst geeft aldus recht op exploitatie van werken die worden vervaardigd gedurende de (bepaalbare) looptijd daarvan.
4.13.
De artikelen zijn evenmin vernietigbaar op grond van artikel 25f lid 2 Aw. Dat artikel bepaalt dat een beding dat, gelet op de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen of de overige omstandigheden van het geval, voor de maker onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat hierbij een lichtere toets moet worden gehanteerd dan op grond van artikel 6:2 BW geldt. De rechter moet bij zijn beoordeling alle relevante omstandigheden van het geval betrekken. Ter onderbouwing van zijn beroep op vernietigbaarheid wijst [eiser] op zijn populariteit vanaf 2014, hetgeen in combinatie met de afwezigheid van betaling van voorschotten leidt tot disproportioneel nadelige gevolgen van de verlengingsclausules. Die omstandigheid – wat daarvan ook zij – kan evenwel niet leiden tot vernietigbaarheid, omdat de toets aan artikel 25f lid 2 naar haar aard een beoordeling inhoudt van omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst (
ex tunc). Artikel 25f lid 2 Aw heeft geen betrekking op omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van contractsluiting, zoals de toegenomen populariteit van [eiser] bij een groter publiek. Het daarnaast aangevoerde argument dat de royaltyvergoedingen onjuist en misleidend zijn weergegeven kan evenmin tot vernietiging op deze grond leiden om de redenen die zijn vermeld bij de beoordeling van het primair gevorderde (onder 4.3 en 4.4).
4.14.
Ten aanzien van de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst voert [eiser] tot slot aan dat toepassing van deze bedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [eiser] doet daarmee een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 lid 2 en/of artikel 6:248 BW.
4.15.
[eiser] onderbouwt zijn betoog in de eerste plaats met een verwijzing naar de omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van zijn beroep op dwaling. De leeftijd en het opleidingsniveau van [eiser] op het moment van sluiten van de Overeenkomst rechtvaardigen evenwel ook geen beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Datzelfde geldt voor de overige omstandigheden die [eiser] aan zijn beroep ten grondslag heeft gelegd. Voor de motivering wordt verwezen naar hetgeen eerder is overwogen, kort gezegd: [eiser] was meerderjarig, handelingsbekwaam en werd bijgestaan door [naam] .
4.16.
Bovendien kunnen bij de beoordeling of de toepassing van een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, anders dan bij de beoordeling of een beding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 25f lid 2 Aw, ook omstandigheden worden meegewogen die zich na de contractsluiting hebben voorgedaan, zoals de wijze waarop de overeenkomst is uitgevoerd. Dat betekent in dit geval dat in de beoordeling meegewogen wordt dat Top Notch c.s. de financiële bepalingen van de Overeenkomst met terugwerkende kracht heeft aangepast. Gelet daarop strandt al het betoog van [eiser] dat de verlengingsopties disproportionele nadelige gevolgen voor hem zouden hebben gelet op zijn populariteit bij het publiek vanaf 2014. Daargelaten of de artikelen 2 en 3 disproportionele nadelige gevolgen hebben gehad, is gelet op de wijze waarop de Overeenkomst is uitgevoerd geen sprake van een situatie waarin een beroep op deze artikelen door Top Notch c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.17.
Dit betekent dat het subsidiair onder 3.1 II a) gevorderde wordt afgewezen.
De artikelen 5.1, 5.3 en 6 van de Overeenkomst
4.18.
Top Notch c.s. is op grond van de artikelen 5.1 en 5.3 van de Overeenkomst exclusief gerechtigd de sponsor- en merchandise-activiteiten van [eiser] te exploiteren en ontvangt daarvoor een vergoeding van 50% van de inkomsten. Op basis van artikel 6.1 heeft Top Notch c.s. recht op 10% over de bruto inkomsten die met zogenaamde
non recording activitiesworden gegenereerd.
4.19.
Dat in deze artikelen geen inspannings- of resultaatsverplichting is geformuleerd maakt niet dat deze vernietigbaar zijn wegens strijd met artikel 25f lid 2 Aw en artikel 6:2 en/of 6:248 BW. Zoals blijkt uit het verweer ging niet alleen [eiser] maar ook Top Notch c.s. ervan uit dat uit deze bepalingen wel een verplichting voor [gedaagde 1] VOF voortvloeide, namelijk de verplichting de muziek van [eiser] te exploiteren onder de voorwaarden van de Overeenkomst. Dat geen minimale omzetgarantie is afgegeven is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin reden om aan te nemen dat de bedingen onredelijk bezwarend zijn. Dat deze bedingen niet marktconform zijn heeft [eiser] wel gesteld, maar niet onderbouwd.
4.20.
Bovendien geldt – en dat is relevant voor de toets aan artikel 6:2 en/of 6:248 BW – dat Top Noch c.s. heeft onderbouwd dat zij aanzienlijke investeringen heeft gedaan in de muziek en carrière van [eiser] , die daardoor (aanzienlijke) inkomsten heeft kunnen genereren met sponsoring, merchandise en overige
non recording activities. Dat Top Notch c.s. zich onder meer met KPN en WeCycle heeft ingespannen op het gebied van sponsoring en merchandise heeft [eiser] niet (gemotiveerd) weersproken.
4.21.
Dit betekent dat het subsidiair in 3.1 onder II b) gevorderde wordt afgewezen.
De Algemene Bepalingen
4.22.
[eiser] vordert dat voor recht wordt verklaard dat de artikelen 7, 8, 10, 13.3, 13.4, 11.1, 11.3 en 20 lid 1 van de Algemene Bepalingen tussen partijen niet van kracht zijn, althans reeds zijn vernietigd en/of door de rechtbank worden vernietigd, althans dat wordt bepaald dat deze buiten toepassing blijven. Zoals hiervoor (4.7) overwogen, wordt ten aanzien van het beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming en vernietiging wegens dwaling in de eerste plaats verwezen naar hetgeen daarover is overwogen bij de beoordeling van de primaire vordering. Hieronder zal hoofdzakelijk het beroep van [eiser] op de artikelen 25f lid 1 en 2 Aw en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid worden beoordeeld.
De artikelen 7 en 8
4.23.
Artikel 7 van de Algemene Bepalingen bepaalt dat [eiser] zijn rechten ten aanzien van zijn opnamen waarover hij als uitvoerend kunstenaar beschikt, aan [gedaagde 1] VOF overdraagt. Artikel 8 verleent aan [gedaagde 1] VOF het recht de opnamen die tijdens de duur van de Overeenkomst tot stand worden gebracht eeuwigdurend te exploiteren.
4.24.
Volgens [eiser] zijn de artikelen 7 en 8 onredelijk bezwarend in de zin van artikel 25f lid 2 Aw en omvatten deze een onredelijke lange termijn in de zin van artikel 25f lid 1 Aw. [eiser] heeft dat niet toegelicht, terwijl dat wel op zijn weg lag. Zonder nadere toelichting kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van strijd met artikel 25f Aw.
4.25.
Volgens [eiser] is toepassing van deze artikelen daarnaast naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hij verwijst ter onderbouwing naar de feiten en omstandigheden die hij aan zijn (primair gevorderde) beroep op dwaling ten grondslag heeft gelegd. De omstandigheden dat hij bij het aangaan van de overeenkomst 20 jaar was en een VMBO-kader opleiding had afgerond brengen evenwel niet mee dat een beroep van Top Notch c.s. op deze artikelen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.26.
Voor zover [eiser] stelt dat [gedaagde 1] VOF zich (mede) op basis van deze artikelen uit de Algemene Bepalingen als fonogrammenproducent beschouwt, faalt dat betoog eveneens. In artikel 7.1 staat immers dat de Artiest ( [eiser] ) uitsluitend zijn rechten in hoedanigheid van uitvoerend kunstenaar overdraagt. Eventuele rechten in hoedanigheid van fonogrammenproducent vallen dus niet onder de overdracht. De vraag wie als fonogrammenproducent aangemerkt moet worden wordt besproken bij de beoordeling van het gevorderde onder 3.1 VI (hierna onder 4.49 en verder).
Artikel 10
4.27.
Artikel 10 van de Algemene Bepalingen bevat een uitwerking van de berekening van de royalty’s. Op grond van dit artikel is [gedaagde 1] VOF gerechtigd bepaalde kosten in mindering te brengen op de opbrengsten voordat het royaltypercentage aan [eiser] wordt uitgekeerd. Volgens [eiser] zijn de royaltypercentages die hij krijgt uitbetaald ‘schrikbarend’ veel lager dan de royaltypercentages zoals die door [gedaagde 1] VOF in artikel 4.2 van de Overeenkomst aan hem zijn voorgehouden. Hij heeft dan ook gedwaald omtrent de inhoud van dit artikel en stelt dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de daarin verwoorde afspraken over de door [gedaagde 1] VOF toe te passen reducties op de royaltypercentages niet zou hebben gemaakt.
4.28.
In de eerste plaats geldt dat artikel 4.1 van de Overeenkomst bepaalt dat ‘De vergoedingen worden berekend en betaald conform Artikel 10 AB (
Algemene Bepalingen, rechtbank), voor zover daarvan in de Overeenkomst niet wordt afgeweken.’ [eiser] was dan ook bekend, of kon bekend zijn, met de wijze waarop [gedaagde 1] VOF de royaltyvergoeding zou berekenen. De pagina van de Algemene Bepalingen waar artikel 10 op staat is bovendien door [eiser] van een paraaf voorzien. Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat [eiser] een verkeerde voorstelling van zaken had. Zoals eerder in dit vonnis is geoordeeld (4.3 en 4.4) rustte op [gedaagde 1] VOF bovendien geen specifieke mededelingsplicht of verplichting om de afzonderlijke bepalingen van de Overeenkomst en de Algemene Bepalingen met [eiser] door te nemen. Gelet op deze omstandigheden kan een beroep op dwaling niet slagen.
4.29.
[eiser] voert daarnaast aan dat artikel 10 gelet op zijn aard en inhoud, de wijze waarop het tot stand is gekomen, de wederzijdse belangen van partijen en alle overige omstandigheden van het geval voor [eiser] als onredelijk bezwarend is aan te merken en daarom door de rechtbank zou moeten worden vernietigd. De rechtbank leest dit als een beroep op artikel 25f lid 2 Aw. [eiser] heeft niet toegelicht waarom dit beding onredelijk bezwarend is. Hij heeft het verweer van Top Notch c.s. dat het gaat om een duidelijke en gelimiteerde beschrijving van kosten waarvan het gangbaar is om die op de royalty’s in mindering te brengen ook niet (gemotiveerd) betwist. Bij die stand van zaken wordt het beroep op artikel 25f lid 2 Aw afgewezen.
4.30.
Datzelfde geldt voor het betoog dat toepassing van artikel 10 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Anders dan [eiser] stelt is Top Notch c.s. hem na ondertekening van de Overeenkomst wel tegemoetgekomen. Zij heeft immers de technische kostenaftrek per 17 juli 2012 laten vervallen ten aanzien van de aan [eiser] toekomende artiestenroyalty (20%) en de producersroyalty (5%). Dat de artikelen – ondanks deze aanpassingen – nog steeds tot onaanvaardbare gevolgen voor [eiser] leiden heeft hij onvoldoende toegelicht.
Artikel 11.1 en 11.3
4.31.
In artikel 11.1 van de Algemene Bepalingen is opgenomen dat [gedaagde 1] VOF gedurende de looptijd tot twee jaar daarna gerechtigd is tot een royaltyvergoeding die berekend wordt over de inkomsten uit
non recording activities. Op grond van artikel 11.3 heeft [gedaagde 1] VOF aanspraak op een percentage van de opbrengst uit
non recording activitiesdie [eiser] voor een derde verricht.
4.32.
Aan zijn stelling dat deze artikelen strijdig zijn met artikel 25f lid 2 Aw legt [eiser] – naast de omstandigheden die al zijn beoordeeld in het kader van de primaire vordering – ten grondslag dat [gedaagde 1] VOF geen enkele bijdrage heeft geleverd aan de exploitatie van sponsoring en/of merchandise activiteiten. [eiser] heeft op dit punt evenwel inhoudelijk niet (gemotiveerd) gereageerd op het door Top Notch c.s. overgelegde en per album gespecificeerde overzicht van kosten die zij heeft gemaakt ten behoeve van – onder meer – marketing. Onbetwist is ook dat uit dit overzicht blijkt dat Top Notch c.s. investeringen in [eiser] heeft gedaan die betrekking hebben op
non recording activities. Verder is gesteld noch gebleken dat de vergoedingen die Top Notch c.s. ontvangt niet-marktconform zijn. Mogelijk vindt [eiser] – achteraf bezien – dat zijn aandeel in de opbrengsten te laag is. Dat vormt evenwel geen reden voor vernietiging op grond van artikel 25f lid 2 Aw.
4.33.
Toepassing van deze bedingen leidt evenmin tot onaanvaardbare gevolgen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Verwezen wordt naar hetgeen eerder is overwogen.
Artikel 13.3 en 13.4
4.34.
De artikelen 13.3 en 13.4 van de Algemene Bepalingen gaan over de verdeling van kosten van styling en kleding van [eiser] en kosten van de vervaardiging van videoclips. Ook de artikelen 13.3 en 13.4 dienen volgens [eiser] vernietigd te worden wegens ‘strijd met de redelijkheid en billijkheid’. Naast de omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan de primaire vordering, wijst [eiser] erop dat [gedaagde 1] VOF hem na ondertekening van de Overeenkomst niet is tegemoetgekomen en/of aan de onredelijke situatie ten aanzien van de verdeling van opbrengsten en kosten een einde heeft willen maken. Omdat [eiser] verwijst naar omstandigheden die zich na het sluiten van de Overeenkomst hebben voorgedaan, neemt de rechtbank aan dat [eiser] doelt op de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 en/of 6:248 lid 2 BW. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat een beroep van Top Notch c.s. op deze artikelen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Gesteld noch gebleken is dat dergelijke bedingen in een overeenkomst als deze ongebruikelijk of niet-marktconform zijn.
Artikel 20 lid 1
4.35.
Artikel 20 lid 1 van de Algemene Bepalingen luidt als volgt:
“Buiten werking treden, om welke reden dan ook, van enige bepaling van de Overeenkomst
tast de geldigheid der overige bepalingen niet aan. Partijen verplichten zich om in dit geval
in redelijkheid met elkaar te overleggen teneinde de buiten werking getreden betpalingen te
vervangen door bepalingen die deze bepalingen zoveel als wettelijk gezien mogelijk is
benaderen.”
4.36.
Uit het voorgaande volgt dat er geen reden is om een of meer bepalingen van de Overeenkomst of Algemene Bepalingen buiten werking te stellen. Reeds daarop strandt het beroep op vernietiging van deze bepaling wegens strijd met artikel 25f lid 2 Aw of op het buiten toepassing laten van dit artikel op grond van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid.
4.37.
Het voorgaande brengt mee dat het subsidiair onder 3.1 II c) gevorderde wordt afgewezen.
Meer subsidiair: artikel 6:230 BW
4.38.
[eiser] verzoekt de rechtbank meer subsidiair om conform artikel 6:230, tweede lid, BW de rechtsgevolgen van de Overeenkomst met terugwerkende kracht zodanig te wijzigen, dat ieder nadeel voor [eiser] wordt opgeheven. Omdat dit artikel alleen toegepast kan worden als sprake is van dwaling (of in het zich hier niet voordoende geval van artikel 6:229 BW), en uit het voorgaande volgt dat die dwaling er niet is, wordt deze vordering (zie 3.1 onder III) eveneens afgewezen.
Nog meer subsidiair: ontbinding per 20 augustus 2020 en artikel 8.2 Algemene Bepalingen
4.39.
Op 20 augustus 2020 heeft (de advocaat van) [eiser] de Overeenkomst ontbonden omdat [gedaagde 1] VOF blijvend niet meer aan haar verplichtingen kon voldoen, omdat zij op 26 maart 2020 is opgehouden te bestaan. [eiser] betwist dat de rechten en plichten uit hoofde van de Overeenkomst rechtsgeldig zijn overgedragen aan Top Notch Music B.V. Hij heeft niet ingestemd met een contractovername en artikel 8.2 van de Algemene Bepalingen biedt daarvoor geen rechtsgeldige grondslag. Top Notch c.s. heeft erop gewezen dat de partijen die destijds de Overeenkomst namens de vennootschap onder firma zijn aangegaan nog altijd bestaan, juridisch nog steeds gezamenlijk gebonden zijn aan de Overeenkomst en daaraan ook nog uitvoering geven.
4.40.
Een partij is op grond van artikel 6:265 BW bevoegd een overeenkomst te ontbinden indien sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door haar wederpartij. [eiser] heeft gewezen op voor hem (vermeend) nadelige gevolgen van de contractovername maar heeft niet gesteld welke tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst de ontbinding rechtvaardigt. Nu aan het beroep op ontbinding geen tekortkoming ten grondslag is gelegd, kan om die reden al geen sprake zijn geweest van een rechtsgeldige ontbinding.
4.41.
[eiser] stelt daarnaast dat artikel 8.2 van de Algemene Bepalingen op grond van artikel 6:233 BW en artikel 25f lid 2 Aw voor vernietiging in aanmerking komt. Indien de rechtbank dat anders vindt, geldt dat toepassing van het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.42.
Artikel 8.2 van de Algemene Bepalingen luidt als volgt:
“De Maatschappij zal gerechtigd zijn zowel de aan haar overgedragen rechten als de overige
rechten en verplichtingen uit de Overeenkomst geheel of gedeeltelijk aan derden over te
dragen of onder haar rechten aan derden licenties te verlenen. In die gevallen blijft de
Maatschappij jegens de Artiest aansprakelijk voor de nakoming van haar uit de
Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.”
4.43.
Ter onderbouwing wijst [eiser] (wederom) op (i) zijn leeftijd bij het aangaan van de Overeenkomst, (ii) zijn genoten VMBO opleiding, (iii) schending van de mededelingsplicht, (iv) de (zeer) ingrijpende nadelige gevolgen van contractovername en (v) dat hij zich dit bij het aangaan van de Overeenkomst niet heeft gerealiseerd. Wat daar ook van zij, nu Top Notch c.s. heeft verklaard dat zij onverminderd uitvoering is blijven geven aan de Overeenkomst, van een tekortkoming niet is gebleken en de samenwerking inmiddels is beëindigd, heeft [eiser] geen belang bij vernietiging van dit beding.
4.44.
Het onder 3.1 IV) nog meer subsidiair gevorderde wordt afgewezen.
Verder subsidiair: Overeenkomst is geëindigd op 14 mei 2016
4.45.
Volgens [eiser] is de Overeenkomst conform artikel 2.1 op 14 mei 2016, 18 maanden na release van het eerste album, beëindigd aangezien [gedaagde 1] VOF geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 2.2 neergelegde optie om de overeenkomst te verlengen. Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat partijen zijn overeengekomen dat de Overeenkomst op 14 mei 2016 is beëindigd. Vanaf dat moment zijn partijen in onderhandeling getreden over aanpassing van de overeengekomen royalty’s en was het volgens [eiser] voor beide partijen duidelijk dat toekomstige albums niet onder de Overeenkomst zouden vallen. Partijen zijn er uiteindelijk niet in geslaagd nieuwe afspraken te maken.
4.46.
Dat [gedaagde 1] VOF geen gebruik zou hebben gemaakt van het optierecht is in strijd met de werkelijkheid. Ook [eiser] ging er overigens vanuit dat de optierechten door [gedaagde 1] VOF waren ingeroepen, zoals blijkt uit de email van zijn manager van 9 april 2020. Daarin geeft zij per album aan welke optie op dat album betrekking heeft.
4.47.
Dat vanaf mei 2016 is onderhandeld over aanpassing van de royalty’s brengt verder niet mee dat partijen zijn overeengekomen dat de Overeenkomst per die datum eindigde. Van wilsovereenstemming daarover is niet gebleken. Bovendien hebben partijen gedurende de onderhandelingen onverminderd uitvoering gegeven aan de Overeenkomst.
4.48.
De verder subsidiaire vorderingen (3.1 onder V) worden eveneens afgewezen.
De vorderingen onder 3.1 VI
4.49.
De vorderingen onder 3.1 VI a), e), f) en g) hebben betrekking op de stelling van [eiser] dat hij als fonogrammenproducent moet worden beschouwd. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat hij als fonogrammenproducent is aan te merken, Top Notch c.s. te veroordelen opgave te doen van de inkomsten die zij heeft ontvangen uit hoofde van haar registratie bij de Stichting ter Exploitatie van Naburige rechten (hierna: Sena) als fonogrammenproducent en Top Notch c.s. te veroordelen tot betaling van het bedrag dat volgt uit deze opgave.
Wie is fonogrammenproducent4.50. [eiser] stelt dat hij zelf steeds de organisatie op zich nam om opnamen te realiseren en dat hij ook op artistiek vlak het initiatief heeft genomen. Hij heeft ook steeds waar dat aan de orde was
featureartiesten benaderd en stelt dat hij ook voor alle opnamen steeds het volledige financiële risico heeft genomen. Het maken van opnamen, bewerken, opnieuw beluisteren en finetunen deed [eiser] in zijn eigen studio met zijn eigen apparatuur.
4.51.
Top Notch c.s. voert als verweer aan dat niet [eiser] , maar zij als fonogrammenproducent valt aan te merken. Top Notch c.s. is de partij die verantwoordelijk was voor het vervaardigen van de opnamen, regelde studio’s en maakte afspraken met producers. De muziek is door haar
gemixeden
gemasterd, waarbij zij ook artiesten regelde die bijdroegen aan de tracks, zoals vocalen. Daarnaast droeg Top Notch c.s. ook de volledige kosten voor onder meer studio’s, opnamen, productie, mixage en mastering. In totaal heeft zij voor een bedrag van € 186.715,59 aan dergelijke kosten gemaakt. Tot slot voert zij aan dat zij ook een zeer aanzienlijke artistieke inbreng heeft gehad in de totstandkoming van veel van de tracks.
4.52.
Volgens artikel 1, aanhef en onder d van de Wet op de naburige rechten (Wnr) wordt onder ‘producent van fonogrammen’ verstaan de natuurlijke of rechtspersoon die een fonogram voor de eerste maal vervaardigt of doet vervaardigen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat in deze definitie het vervaardigen centraal staat. Dit begrip moet zodanig worden uitgelegd dat de persoon die de organisatie van de eerste opname op zich neemt en die daarvoor de financiële verantwoordelijkheid heeft, als de fonogrammenproducent wordt aangemerkt.
4.53.
Bepalend is dus bij welke partij de organisatie van de eerste opname en de financiële verantwoordelijkheid rust. Wat betreft dat laatste aspect stellen beide partijen dat zij voorafgaand aan de release van een album kosten hebben gemaakt. Dat beide partijen uitgaven hebben gedaan volgt ook uit het dossier. Aan de hand van de door [eiser] overgelegde facturen kan vastgesteld worden dat hij in 2017 kosten heeft gemaakt voor de huur van een studio en in 2018 voor de bouw van een studio aan huis en voor apparatuur. De overige door [eiser] gestelde uitgaven zijn daarentegen niet of onvoldoende onderbouwd. Zo dateren de overige door [eiser] overgelegde facturen uit 2020, terwijl het laatste album in samenwerking met Top Notch c.s. in 2018 is uitgebracht.
Top Notch c.s. heeft aan de hand van een overzicht per track en per kostensoort uiteengezet welke investeringen zij heeft gedaan. Zij heeft toegelicht- en (deels) onderbouwd door middel van onderliggende facturen - dat hieronder bijvoorbeeld kosten voor studiohuur, betalingen aan producers, inhuren van muzikanten en kosten voor
mixingen
masteringzijn begrepen. Dat die kosten geen betrekking hadden op de eerste vastlegging, zoals [eiser] stelt, wordt door Top Notch c.s. gemotiveerd betwist. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat het zwaartepunt van de financiële verantwoordelijkheid bij Top Notch c.s. heeft berust. Bij dat oordeel is van belang dat Top Notch c.s. (onbetwist) de kosten heeft gedragen van meerdere schrijverskampen, welke kosten in ieder geval betrekking hebben op de vastlegging van de eerste opname. Weliswaar heeft ook (het management van) [eiser] een gedeelte van de kosten in verband met schrijverskampen gedragen, maar die kosten zijn veelal doorbelast aan Top Notch c.s. Dat [eiser] geen voorschot ontving, betekent daarnaast niet dat Top Notch c.s. geen financieel risico liep, omdat die omstandigheid niet afdoet aan de investeringen van Top Notch c.s. voorafgaand aan de release van een album. Datzelfde geldt voor het argument van [eiser] dat producers pas werden betaald als een track voor release stond. Op dat moment was het voor Top Notch c.s. immers nog geen gegeven dat zij haar investeringen ook kon terugverdienen. Dat Top Notch c.s. tot slot de kosten die zij heeft gemaakt voor het album ‘Droomvlucht’ aan hem in rekening heeft gebracht is in dit kader niet relevant omdat [eiser] uiteindelijk heeft besloten dat album niet via Top Notch c.s. uit te brengen.
4.54.
Aangezien bij de fonogrammenproducent zowel de financiële verantwoordelijkheid moet rusten als de organisatie van de eerste opname, betekent het voorgaande dat [eiser] niet kan worden aangemerkt als fonogrammenproducent. De vorderingen die daarmee verband houden (onder 3.1 VI a), e), f) en g)) worden afgewezen.
Overige vorderingen onder 3.1 VI
4.55.
De overige vorderingen die zijn genoemd onder 3.1 VI zijn enerzijds bedoeld om te bewerkstelligen dat [eiser] in staat wordt gesteld om de opnamen van zijn uitvoeringen zelf te (doen) exploiteren en daarmee verband houdende inkomsten te verkrijgen. Daarnaast wenst [eiser] dat de in verband met de exploitatie door Top Notch c.s. (volgens [eiser] ) ten onrechte geïncasseerde vergoedingen aan hem worden uitbetaald.
4.56.
Deze vorderingen bevatten geen zelfstandige grondslag. Omdat de vorderingen onder 3.1 I tot en met V worden afgewezen worden ook deze vorderingen onder 3.1 VI afgewezen.
Slotsom
4.57.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Top Notch c.s. als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
4.58.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Top Notch c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, mr. T.T. Hylkema en mr. A.J. Beukenhorst en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.