Op 9 januari 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam het bezwaar van de veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie gegrond verklaard. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van 28 dagen opgelegd gekregen, die voorwaardelijk was en omgezet moest worden in een taakstraf van 56 uren. Het Openbaar Ministerie had besloten tot vervangende hechtenis, omdat de veroordeelde de taakstraf niet had uitgevoerd. De veroordeelde had echter van 26 mei 2023 tot 15 augustus 2023 in detentie gezeten en had daarna huisvestingsproblemen, waardoor hij de berichten van de reclassering niet had ontvangen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij geen vaste woonplek had, wat het moeilijk maakte om contact te onderhouden met de reclassering.
De politierechter oordeelde dat de veroordeelde voor de periode vóór zijn detentie verantwoordelijk was voor het niet uitvoeren van de taakstraf, maar dat dit voor de periode na zijn detentie niet het geval was. De rechter besloot dat de veroordeelde nog een kans moest krijgen om de taakstraf uit te voeren en verklaarde het bezwaar gegrond. De termijn voor het verrichten van de taakstraf werd vastgesteld op zes maanden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechter benadrukte het belang van het bieden van een kans aan de veroordeelde om zijn straf alsnog te vervullen.