ECLI:NL:RBAMS:2024:344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
13/056118-23; 23-029835
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift omzetting taakstraf - gegrond verklaard door politierechter

Op 9 januari 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam het bezwaar van de veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie gegrond verklaard. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van 28 dagen opgelegd gekregen, die voorwaardelijk was en omgezet moest worden in een taakstraf van 56 uren. Het Openbaar Ministerie had besloten tot vervangende hechtenis, omdat de veroordeelde de taakstraf niet had uitgevoerd. De veroordeelde had echter van 26 mei 2023 tot 15 augustus 2023 in detentie gezeten en had daarna huisvestingsproblemen, waardoor hij de berichten van de reclassering niet had ontvangen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij geen vaste woonplek had, wat het moeilijk maakte om contact te onderhouden met de reclassering.

De politierechter oordeelde dat de veroordeelde voor de periode vóór zijn detentie verantwoordelijk was voor het niet uitvoeren van de taakstraf, maar dat dit voor de periode na zijn detentie niet het geval was. De rechter besloot dat de veroordeelde nog een kans moest krijgen om de taakstraf uit te voeren en verklaarde het bezwaar gegrond. De termijn voor het verrichten van de taakstraf werd vastgesteld op zes maanden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechter benadrukte het belang van het bieden van een kans aan de veroordeelde om zijn straf alsnog te vervullen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13/056118-23
raadkamernummer : 23-029835
datum : 9 januari 2024
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[naam veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [Land van herkomst] ),
naar eigen zeggen thans ingeschreven op het adres in de basisregistratie personen:
[BRP-Adres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De politierechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 9 maart 2023 de tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf van 28 dagen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 9 maart 2022 (parketnummer 13-313800-21). De politierechter heeft daarbij tevens gelast dat deze gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 56 uren en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 28 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 3 november 2023 beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan op 17 november 2023 aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 30 november 2023 in persoon aan de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 1 december 2023 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 9 januari 2024 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. E.M. Fortuin, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie mr. G.W. Koppers op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en veroordeelde in de gelegenheid stelt de taakstraf alsnog te verrichten. De verdediging heeft kort samengevat aangevoerd dat veroordeelde van 26 mei 2023 tot en met 15 augustus 2023 uit andere hoofde heeft vastgezeten in de [detentie adres] Nadat hij vrijkwam, had hij geen vaste woonplek en heeft hij enkele weken bij zijn zus gelogeerd. Daardoor heeft hij de berichten van de reclassering niet gezien. Vanwege een tweede wijziging van zijn telefoonnummer heeft de reclassering evenmin telefonisch contact met hem kunnen opnemen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaar. De officier stelt zich op het standpunt dat het veroordeelde, de periode voordat hij gedetineerd was, te verwijten valt dat hij de taakstraf niet heeft uitgevoerd. Dat geldt echter niet voor de periode na detentie. Veroordeelde had huisvestingsproblemen en dat maakt dat het ontvangen van stukken, waaronder brieven van de reclassering, problematisch is geweest. Het lukte de reclassering evenmin om telefonisch contact met veroordeelde te krijgen, vanwege een verkeerd telefoonnummer. Het had veroordeelde gesierd als hij de reclassering zelf had benaderd, maar gelet op de genoemde omstandigheden verdient de veroordeelde volgens de officier van justitie nog een kans om de taakstraf uit te voeren.

Beoordeling

De politierechter stelt allereerst vast dat het bezwaar tijdig is ingediend.
Ten aanzien van het bezwaar overweegt de politierechter als volgt. De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis van 9 maart 2023;
  • de rapportage van Reclassering Nederland, Werkstrafunit Noord-West, van 25 oktober 2023;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van de veroordeelde.
Uit de rapportage van de reclassering volgt dat veroordeelde niet is verschenen op de eerste afspraak met de reclassering op 4 mei 2023, terwijl hij wel wist dat hij een afspraak had. De telefonische intake op 9 mei 2023 komt niet tot stand, omdat veroordeelde niet bereikbaar is. Vanwege een incident in de woonvoorziening van veroordeelde zit veroordeelde vervolgens vanaf 25 mei 2023 gedetineerd. Gedurende de detentie wordt met veroordeelde besproken dat hij de taakstraf ook in detentie zou kunnen uitzitten, maar veroordeelde geeft aan dat niet te willen. Hij wil de taakstraf gewoon uitvoeren. Na detentie roept de reclassering veroordeelde dan ook op voor een intakegesprek op 22 september 2023, maar veroordeelde verschijnt niet. Ditzelfde geldt voor het hierna ingeplande gesprek op 6 oktober 2023. Ook op het zogenoemde ‘stopzettingsgesprek’ op 25 oktober 2023 verschijnt veroordeelde niet. De reclassering stuurt de werkstrafopdracht diezelfde dag retour aan de opdrachtgever.
De politierechter is met de officier van justitie van oordeel dat het veroordeelde, voor wat betreft de periode voordat dat hij gedetineerd raakte, wel valt te verwijten dat het uitvoeren van de taakstraf niet is gelukt. Veroordeelde verschijnt namelijk niet op het intakegesprek op 4 mei 2023, terwijl hij daar wel van op de hoogte was. Vervolgens is hij niet bereikbaar op het (telefonische) intakegesprek op 9 mei 2023.
Ten aanzien van de periode na detentie is de politierechter echter op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat het in overwegende mate niet aan veroordeelde is te wijten dat de taakstraf niet is verricht. Veroordeelde had geen vaste woonplek en logeerde bij zijn zus. Berichten van de reclassering, zowel telefonisch als per post, hebben hem niet bereikt. De politierechter is daarom van oordeel dat veroordeelde nog een kans verdient en dat hij dus in de gelegenheid moet worden gesteld om de taakstraf van 56 uren alsnog te verrichten. De politierechter zal daarom het bezwaarschrift van veroordeelde gegrond verklaren en de beslissing tot toepassing van vervangende hechtenis opheffen.
De politierechter zal daarbij bepalen dat de termijn, waarbinnen veroordeelde de taakstraf dient te hebben verricht, op zes maanden wordt gesteld.

Beslissing

De politierechter:
  • verklaart het bezwaar
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.A.R. Bleijendaal politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024