ECLI:NL:RBAMS:2024:337

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
13/171803-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere pogingen tot overvallen op tankstations in Amsterdam met geweld en bedreiging

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vijf (pogingen tot) overvallen op verschillende tankstations in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 juli 2023, 5 juli 2023, 30 juni 2023, en 28 juni 2023 medewerkers van tankstations heeft bedreigd en afgeperst met geweld, waarbij hij ook daadwerkelijk geldbedragen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en heeft besloten om de straf in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De vordering van benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/171803-23 (Promis)
Datum uitspraak: 4 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.R.F. van Raab van Canstein en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.R. Kops naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – van beschuldigd dat hij:
Feit 1: op 10 juli 2023 in Amsterdam een medewerker van Tankstation Esso aan de [adres 2] door (bedreiging met) geweld heeft afgeperst.
Feit 2: op 5 juli 2023 in Amsterdam heeft gepoogd een medewerker van Tankstation BP aan de [adres 3] door (bedreiging met) geweld af te persen. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als een poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld.
Feit 3: op 30 juni 2023 in Amsterdam een geldbedrag heeft weggenomen met (bedreiging met) geweld tegen een medewerker van Tankstation Shell aan de [adres 4] .
Feit 4: op 28 juni 2023 in Amsterdam heeft gepoogd een medewerker van Tankstation Total aan de [adres 5] door (bedreiging met) geweld af te persen.
Feit 5: op 28 juni 2023 in Amsterdam heeft gepoogd om een geldbedrag weg te nemen met (bedreiging met) geweld tegen een medewerker van Tankstation Shell aan de [adres 4] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 1 moet partieel vrijspraak volgen voor het vastpakken bij de nek van de medewerker van de Esso. Verdachte kan zich dit namelijk niet meer herinneren en dit volgt ook niet uit de beschrijving van de camerabeelden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Beoordeling feit 1
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting, het proces-verbaal van aangifte van [persoon 1] en het proces-verbaal van getuige [getuige] , bewezen dat verdachte op 10 juli 2023 in Amsterdam een medewerker van Tankstation Esso door (bedreiging met) geweld heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag.
De rechtbank vindt dat ook het vastpakken van de nek van de heer [persoon 1] (medewerker van de Esso) kan worden bewezen. Hoewel het vastpakken van de nek niet uit de beschrijving van de camerabeelden volgt (aangever [persoon 1] staat op dat bewuste moment net buiten beeld tegen de kassacounter aan), hebben zowel [persoon 1] als de getuige [getuige] verklaard dat [persoon 1] door verdachte bij zijn nek/keel is vastgepakt. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
3.3.2.
Beoordeling feit 2 (primair)
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting en het proces-verbaal van aangifte van [persoon 2] , bewezen dat verdachte op 5 juli 2023 in Amsterdam door (bedreiging met) geweld heeft gepoogd een medewerker van Tankstation BP te dwingen tot afgifte van geld.
3.3.3.
Beoordeling feit 3
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting en het proces-verbaal van aangifte van [persoon 3] , bewezen dat verdachte op 30 juni 2023 in Amsterdam een geldbedrag heeft weggenomen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van Tankstation Shell.
3.3.4.
Beoordeling feit 4
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting en de aangifte van [persoon 4] , bewezen dat verdachte op 28 juni 2023 in Amsterdam [persoon 5] , werknemer van Tankstation Total, door bedreiging met geweld heeft afgeperst.
3.3.5.
Beoordeling feit 5
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting en het proces-verbaal van aangifte van [persoon 6] , bewezen dat verdachte op 28 juni 2023 in Amsterdam heeft gepoogd een geldbedrag weg te nemen van een medewerker van Tankstation Shell aan de [adres 4] , welke poging tot diefstal werd vergezeld (van bedreiging) met geweld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 10 juli 2023 te Amsterdam, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een medewerker van de Esso, te weten [persoon 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Tankstation Esso gelegen aan de [adres 2] , door
- die [persoon 1] een (groot) mes te tonen en
- op een dreigende toon tegen die [persoon 1] te roepen ‘Geef mij al het geld’, en
- die [persoon 1] (stevig) bij zijn nek vast te pakken en voor de toegangsdeur van de kassa te houden;
Ten aanzien van feit 2 primair:
op 5 juli 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van de BP, te weten [persoon 7] , te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Tankstation BP gelegen aan de [adres 3]
- met de achterkant van een (groot) mes op het glas bij de kassa heeft geslagen en
- op een dreigende toon tegen die [persoon 7] heeft gezegd ‘de kas, de kas’ althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 3:
op 30 juni 2023 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een geldbedrag, toebehorende aan Tankstation Shell gelegen aan de [adres 4] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van de Shell, te weten [persoon 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met een (groot) mes het tankstation binnen te rennen en
- tijdens het betreden van het tankstation te zeggen ‘geld, geld’;
Ten aanzien van feit 4:
op 28 juni 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een werknemer van de Total, te weten [persoon 5] , te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Tankstation Total gelegen aan de [adres 5] ,
- met een (groot) mes in zijn hand het tankstation binnen is gelopen en
- aan die [persoon 5] een (groot) mes heeft getoond en
- op een dreigende toon tegen die [persoon 5] heeft gezegd dat hij geld wilde,
- tegen de deur van de kassa aan heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 5:
op 28 juni 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, te weten een geldbedrag, toebehorende aan Tankstation Shell gelegen aan
de [adres 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen een medewerker van de Shell, te weten [persoon 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een (groot) mes richting de kassa is gelopen en
- dit mes
onder het raam van de kassa heeft geprobeerd te steken en
- aan de deur van de kassa heeft getrokken en deze deur heeft geprobeerd te openen en
- tegen de deur van de kassa aan heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 27 december 2023 dat is opgesteld door H.B. Bolding, psycholoog. In het psychologisch onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat bij verdachte sprake is van een (licht) verstandelijke beperking, een paniekstoornis en trekken van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Dit alles heeft invloed gehad op het handelen van verdachte ten tijde van de feiten waardoor er bij verdachte vermoedelijk zeer weinig ruimte was voor heroverweging van zijn gedragskeuzes. Zo staat in het rapport — onder meer — het volgende:
“De intellectuele en emotionele draagkracht van betrokkene (vanuit de licht verstandelijke beperking en de afhankelijke persoonlijkheidstrekken) werd fors overschreden. Betrokkene beschikte over onvoldoende vaardigheden om de spanningen en paniekgevoelens te reguleren met overzichtsverlies tot gevolg. Hij sprak met niemand over zijn ontdekking van de betalingsachterstanden en de (in zijn ogen realistische) vrees voor uithuiszetting. Zijn copingvaardigheden schoten ernstig tekort. Doordat hij de zorgen voor zichzelf hield, kon hij deze niet toetsen en kon hij niet gerustgesteld of gecorrigeerd worden in zijn gedachten. Het stond hem tegen iets crimineels te doen en hij raakte in een hevige cognitieve tweestrijd, maar de gedachte “ik moet iets doen om te voorkomen dat er een breuk in de familie ontstaat” woog zwaarder. Vanuit de afhankelijke persoonlijkheidstrekken was zijn grootste angst om in de steek gelaten te worden en alleen achter te blijven, een in de gedachten van betrokkene gevolg van een breuk in de familie. Om de interne druk op te heffen (de spanning die ontstaat als men iets tegen de eigen principes in toch gaat doen) werden cognities vervormd om zijn gedrag te rechtvaardigen: ‘ik doe dit alleen maar om het noodzakelijke te regelen, ik zie geen andere optie’. In de dagen die tussen de pogingen lagen bleef de spanning en cognitieve tweestrijd toenemen. Mogelijk werd dit geluxeerd door de onttrekkingsverschijnselen van het staken van de medicatie, maar in ieder geval door het uitblijven van een oplossing voor de financiële problemen, in de beleving van betrokkene. Hoewel hij zich na de eerste poging schuldig voelde en bang was, nam de druk opnieuw toe en zette het hem opnieuw toe tot handelen.”
Gelet op het voorgaande adviseert de psycholoog om de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt net als de officier van justitie en verdediging de conclusies over van de psycholoog omtrent de diagnoses en toerekenbaarheid en volgt het advies. De rechtbank zal daarom verdachte het bewezen verklaarde in verminderde mate toerekenen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte
feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier heeft daarnaast gevorderd een proeftijd van 2 jaar vast te stellen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden gestraft,
maar heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de straf te beperken tot de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft vastgezeten en daarnaast de maximale taakstraf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om als stok achter de deur een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat verdachte hulp nodig heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de stafbare feiten
Verdachte heeft zich in een kort tijdbestek van twee weken vijf keer schuldig gemaakt aan (pogingen tot) overvallen op verschillende tankstations in Amsterdam. Hij heeft bij alle overvallen de medewerkers van de tankstations bedreigd met een mes en bij een aantal overvallen ook geweld gebruikt. Bij twee overvallen is het verdachte ook daadwerkelijk gelukt om een geldbedrag weg te nemen. Voor de medewerkers van de tankstations is dit een beangstigende ervaring geweest, zoals ook blijkt uit hun verklaringen. Verdachte heeft door het plegen van de feiten op geen enkele manier rekening gehouden met de vervelende gevolgen die de feiten zouden kunnen hebben voor de slachtoffers.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Om meer inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van verdachte is hij psychologisch
onderzocht. De door de deskundige gestelde diagnoses zijn hiervoor al aan bod gekomen en ook is aan de orde geweest dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht. Bij het bepalen van de hoogte van de straf wordt hiermee in sterke mate rekening gehouden.
Verder heeft de psycholoog ter voorkoming van recidive geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek en een verplicht toezicht door de reclassering. Verdachte kan dan namelijk behandeld worden voor zijn angstklachten. Deze behandeling dient zowel uit psychologische als medicamenteuze behandeling te bestaan.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 december 2023, opgemaakt door reclasseringsmedewerker [persoon 8] . De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de volgende voorwaarden te verbinden: een meldplicht, ambulante behandeling, locatieverbod, dagbesteding en inzicht geven in de financiële situatie. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan die voorwaarden mee te werken.
Verder houdt de rechtbank rekening met dat verdachte de feiten heeft bekend en zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Zo heeft hij tijdens de zitting toegelicht dat hij veel spijt heeft van zijn daden en dat hij dit nooit had moeten doen. Hij beseft dat hij door zijn handelen, de slachtoffers angst heeft aangejaagd. Verdachte heeft aan diverse slachtoffer een spijtbrief geschreven waarin hij onder andere zijn excuses aanbiedt. Deze brieven zijn via het openbaar ministerie naar de slachtoffers verzonden. Verdachte maakt in zijn spijtbetuigingen een oprechte indruk.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst met ingang van 13 oktober 2023. Aan de schorsing zijn de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden. Verdachte is inmiddels gestart met de ambulante behandeling bij Family Supporters. Verdachte wil graag hulp en staat hier voor open. De reclassering concludeert in het rapport van 22 december 2023 dat verdachte zich houdt aan de afspraken omtrent het schorsingstoezicht en de bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft verder kort nadat hij is geschorst werk gevonden voor 40 uur per week en heeft inmiddels een vast contract. De rechtbank vindt het positief dat verdachte sinds zijn schorsing is gaan werken aan zijn problemen en sterk gemotiveerd lijkt te om zijn leven weer op de rit te krijgen. Ten slotte weegt de rechtbank in positieve zin mee dat verdachte een betrokken en ondersteunende familie heeft die voor hem klaar lijkt te staan.
De op te leggen straf
De rechtbank overweegt dat gezien de aard en ernst de feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, zoals de officier van justitie ook heeft gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van de vordering van de officier van justitie. De rechtbank acht het voor zowel verdachte als de maatschappij niet wenselijk dat verdachte terug zou moeten naar de gevangenis. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte er meer baat bij hij de reeds opgestarte (psychologische) hulp kan voortzetten en zijn vaste baan kan behouden.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank wel van oordeel is dat er een aanvullende straf voor verdachte moet volgen. Daarom zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf opleggen van 240 uren, te vervangen voor 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt vervuld. Gelet op het advies van de psycholoog en reclassering is de rechtbank ook van oordeel dat de bijzondere voorwaarden opgelegd moeten worden aan verdachte. De rechtbank zal echter de bijzondere voorwaarden van een locatieverbod, zoals geadviseerd door de reclassering, niet opleggen nu zij hiertoe onvoldoende aanleiding ziet.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verschillende (pogingen tot) afpersing en diefstallen vergezeld met (bedreiging met) geweld.
Gelet op de rapporten van de psycholoog en reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder hulp wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Beslag

Onder verdachte is blijkens bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zie
bijlage III, een geldbedrag, mes en fiets in beslag genomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de fiets teruggegeven moet worden nu de fiets van de zus van verdachte is en de wet geen ruimte biedt om de fiets verbeurd te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring van het geldbedrag
Het geldbedrag dat onder verdachte in beslag is genomen zal de rechtbank verbeurdverklaren nu dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en het geldbedrag is verkregen door het begaan van feit 1.
Onttrekking aan het verkeer van het mes
De rechtbank zal het inbeslaggenomen mes onttrekken aan het verkeer, omdat feit 1 met betrekking tot dit voorwerp is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Bewaring van de fiets ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal voor de fiets de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten omdat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verband is met de ten laste gelegde feiten.

9.Vordering benadeelde partijen

9.1.
Vordering Shell [benadeelde partij] , ten aanzien van feit 3
De benadeelde partij Shell [benadeelde partij] vordert € 300,00 aan vergoeding van materiële schade, wat ziet op de vergoeding van het weggenomen geldbedrag uit de kassa. Verder vordert de benadeelde partij de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan
worden toegewezen en vordert verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke
rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat er namens Shell geen machtiging in het dossier zit tot het indienen van een vordering tot schadevergoeding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling van de raadsman dat er geen machtiging in het dossier zit onvoldoende is om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Gelet hierop acht de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 300,00 materiële schade is geleden. Verdachte heeft ook bekend dit bedrag te hebben weggenomen. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van onder feit 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze
kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van de toe te wijzen bedragen aan de Staat. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
9.2.
Vordering [persoon 5] , ten aanzien van feit 4
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 400,64 aan vergoeding van materiële schade, wat ziet op het opnemen van vier verlofdagen. Verder vordert de benadeelde partij
€ 2500,00 aan vergoeding van immateriële schade omdat hij na het feit pijn had aan zijn armen. Ook heeft als gevolg van het feit last van flashbacks, angst, stress, vermoeidheid en hoofdpijn. Verder vordert de benadeelde partij de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan
worden toegewezen en vordert verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke
rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft verzocht om de vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De materiële schade is niet nader onderbouwd met stukken. Wat betreft de immateriële schade is de normschending niet dusdanig dat deze zonder onderbouwing kan worden toegewezen. Subsidiair dient de vordering tot immateriële schadevergoeding gematigd te worden omdat niet op de beelden is te zien dat de benadeelde partij daadwerkelijk met zijn armen de deur met kracht heeft moeten tegenhouden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij ontvankelijk in zijn vordering. De
benadeelde partij heeft schade geleden door het bewezenverklaarde feit 4.
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij de vordering tot schadevergoeding ten
aanzien van de materiële schade niet heeft onderbouwd, waardoor de rechtbank niet kan
vaststellen of de benadeelde partij deze schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij is door toedoen van verdachte in zijn persoon aangetast. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg daarvan psychische klachten heeft ondervonden. De rechtbank vindt een bedrag van € 750,00 voor een vergoeding van de immateriële schade redelijk gelet op beslissingen in soortgelijke zaken. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De toegewezen
schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023,
tot aan de dag waarop deze volledig is betaald.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze
kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [persoon 5] wordt, als extra waarborg voor betaling
aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de
benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed
krijgt als de verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het
toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
afpersing;
Feit 2 primair en feit 4:
telkens: poging tot afpersing;
Feit 3:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 5:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich wanneer hij hiervoor uitgenodigd wordt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 6] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Family Supporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling zoals gestart in het schorsingstoezicht wordt zo snel mogelijk voortgezet. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het behouden van betaald werk, met een vaste structuur.
Inzicht geven in financiële situatie
Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiële situatie, onder andere door het overleggen van
bankafschriften.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) uren dagen.
Verklaart verbeurd:
1. 760 EUR ibg d.d. 10-07-2023 760 (Omschrijving: PL1300-2023155008-6365901).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2. 1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2023155008-6365871, Zwart).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
3. 1 STK Fiets Heren (Omschrijving: PL1300-2023155008-6365905, Creme, merk: Robuust/comfort).
Wijstde vordering van de benadeelde partij
Shell [benadeelde partij]toe tot een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 30 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Shell [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijstde vordering van de benadeelde partij [persoon 5]
gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 28 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 5] aan de Staat
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 28 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. E. Slager en J.W. van der Linden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2024.
[...]
[...]

1.[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]