In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de huurder, Marsare B.V., en de verhuurders, Goedgehuisvest B.V., R2 Property B.V., en B.V. Makelaarskantoor in onroerende goederen v/h firma Johs. Draijer hzn. h.o.d.n. Draijer Vastgoedbeheer. De huurovereenkomst tussen partijen eindigde op 1 oktober 2023. De huurder had een waarborgsom van € 2.123,- voldaan, waarvan € 200,- werd ingehouden door de verhuurders voor schoonmaakkosten na de eindinspectie. De huurder voerde aan dat de inhouding onterecht was, omdat het balkon na de schoonmaak op 7 oktober 2023 schoon was en dat de duivenoverlast de oorzaak was van de vervuiling die na de oplevering ontstond. De verhuurders stelden dat de inhouding terecht was, omdat het balkon niet schoon was bij de eindinspectie en dat de huurder geen recht had op incassokosten omdat hij zelf de sommatie had verstuurd.
De kantonrechter oordeelde dat de inhouding van € 200,- onterecht was, omdat de huurder voldoende had aangetoond dat het balkon bij oplevering schoon was. De kantonrechter wees erop dat noodzakelijke schoonmaakkosten na oplevering in beginsel als schade kunnen worden aangemerkt, maar dat in dit geval de verhuurders niet konden aantonen dat de huurder tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De verhuurders werden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en het griffierecht aan de huurder, maar er werd geen salaris of nakosten toegewezen, omdat de huurder zonder gemachtigde procedeerde.