ECLI:NL:RBAMS:2024:3318

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/13/745407 / HA RK 24-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens uit het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister afgewezen na verdenking van fraude

In deze zaak heeft [verzoeker], een zorgaanbieder die oedeemtherapie aanbiedt, verzocht om verwijdering van haar persoonsgegevens uit het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR) van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. Zilveren Kruis had haar gegevens geregistreerd na een fraudeonderzoek, waarbij werd vermoed dat [verzoeker] onterecht declaraties had ingediend voor zorg die niet was geleverd. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 geoordeeld dat de registratie van [verzoeker] op goede gronden is gebeurd. De belangen van Zilveren Kruis bij handhaving van de registratie wegen zwaarder dan de belangen van [verzoeker] bij verwijdering van haar gegevens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] in totaal 59 declaraties heeft ingediend voor behandelingen die niet hebben plaatsgevonden, waaronder 16 behandelingen van een cliënte die in het ziekenhuis was opgenomen. [verzoeker] heeft betoogd dat dit een administratieve omissie was, maar de rechtbank oordeelde dat de gedragingen van [verzoeker] een zwaardere verdenking opleveren dan een redelijk vermoeden van schuld aan verzekeringsfraude. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de registratie in het IR en EVR voldoet aan de eisen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI).

De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.094,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn van acht jaar voor de registratie gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de gedragingen van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANKAmsterdam
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/745407 / HA RK 24-24
Beschikking van 30 mei 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. S. Toekoen ,
tegen
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
verwerende partij,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
advocaat: mr. H.J. Arnold.

1.De zaak in het kort

1.1.
[verzoeker] heeft een paramedische praktijk, waarin zij onder meer oedeemtherapie aanbiedt. Een aantal van haar cliënten is verzekerd bij Zilveren Kruis. Zilveren Kruis heeft een fraudeonderzoek gedaan, omdat zij vermoedde dat [verzoeker] facturen had ingediend voor zorg die niet was geleverd. Vervolgens heeft Zilveren Kruis de persoonsgegevens van [verzoeker] opgenomen in het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR). [verzoeker] wil dat haar gegevens uit die registers worden verwijderd.
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Zilveren Kruis de persoonsgegevens van [verzoeker] op goede gronden heeft geregistreerd. De belangen van Zilveren Kruis bij handhaving van de registratie wegen zwaarder dan de belangen van [verzoeker] bij verwijdering. De gegevens van [verzoeker] hoeven daarom niet te worden verwijderd. Ook is er geen reden de duur van de registratie in te korten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties,
- de beschikking van 7 maart 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift, met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 april 2024 en de daarin genoemde stukken.
3. De feiten
3.1.
Op 7 februari 2022 hebben twee medewerkers van Zilveren Kruis telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] . Aanleiding hiervoor was dat een cliënte van [verzoeker] , [naam 1] , aan Zilveren Kruis had laten weten dat zij opgenomen was geweest in het ziekenhuis in een periode waarin [verzoeker] behandelingen oedeemtherapie had gedeclareerd. Zilveren Kruis heeft daarover om opheldering gevraagd bij [verzoeker] .
3.2.
Zilveren Kruis heeft [verzoeker] hierna een Excelbestand toegestuurd met een overzicht van gedeclareerde zittingen oedeemtherapie, met het verzoek aan te geven of deze wel of niet hadden plaatsgevonden. Op 17 april 2022 heeft [verzoeker] dit overzicht aan Zilveren Kruis teruggestuurd. [verzoeker] heeft daarin bij 43 behandelingen van haar cliënten [naam 1] en [naam 2] een kruisje gezet in de kolom ‘Zitting heeft NIET plaatsgevonden’.
3.3.
[naam 1] is in de periode 12 juli 2021 t/m 1 september 2021 opgenomen geweest in het ziekenhuis. In die periode heeft [verzoeker] in totaal 16 behandelingen gedeclareerd. In het Excelbestand heeft [verzoeker] aangegeven dat deze behandelingen wel hebben plaatsgevonden.
3.4.
Zilveren Kruis heeft [verzoeker] in een e-mail van 30 mei 2022 verzocht een verklaring af te leggen over de zittingen die volgens Zilveren Kruis onterecht zijn gedeclareerd. Hierna hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd, waarbij [verzoeker] zich steeds op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een “administratieve omissie” en Zilveren Kruis dat sprake is van fraude.
3.5.
Zilveren Kruis heeft de persoonsgegevens van [verzoeker] geregistreerd in het IR en het EVR. [verzoeker] heeft daartegen op 15 november 2023 bezwaar gemaakt. Zilveren Kruis heeft dat bezwaar op 12 december 2023 afgewezen.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoeker] verzoekt - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - Zilveren Kruis te veroordelen de registratie van [verzoeker] die betrekking heeft op fraude/misleiding in het IR en EVR te verwijderen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten.
4.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. [verzoeker] heeft in het telefoongesprek van 7 februari 2022 in alle eerlijkheid informatie verstrekt aan Zilveren Kruis, die Zilveren Kruis vervolgens tegen haar heeft gebruikt. Zij is door Zilveren Kruis gedwongen mee te werken aan haar eigen veroordeling, wat niet is toegestaan. Bovendien zijn de gedragingen van [verzoeker] niet te kwalificeren als fraude en rechtvaardigen deze geen registratie in het IR en EVR. [verzoeker] heeft op advies van een medewerker van Zilveren Kruis bepaalde zittingen in twee delen gedeclareerd, omdat zij maar voor een bepaald aantal minuten per keer kon declareren, terwijl zij langer behandelde. Met dit advies is [verzoeker] door Zilveren Kruis op het verkeerde spoor gezet. Zilveren Kruis heeft bij de registratie van de gegevens van [verzoeker] geen adequate belangenafweging gemaakt. Tot slot is de duur van de registratie (acht jaar) niet gerechtvaardigd.
4.3.
Zilveren Kruis verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Zij vraagt het verzoek af te wijzen en [verzoeker] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover, en in de nakosten.
4.4.
Zilveren Kruis voert daartoe het volgende aan. Aan de vereisten voor registratie is voldaan. [verzoeker] heeft in ieder geval bij Zilveren Kruis 59 declaraties ingediend voor zorg die in werkelijkheid niet is geleverd. Het gaat om de 43 behandelingen uit het Excelbestand waarvan [verzoeker] heeft erkend dat deze niet hebben plaatsgevonden en de 16 behandelingen van [naam 1] in de periode dat zij was opgenomen in het ziekenhuis. Dat kwalificeert als fraude, valsheid in geschrifte en oplichting. Daarnaast is dit in strijd met de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor Fysiotherapie BR/REG-22106 en artikel 35 Wet marktordening gezondheidszorg. [verzoeker] heeft dit willens en wetens gedaan. Het is ongeloofwaardig dat [verzoeker] op advies van Zilveren Kruis fictieve zittingen zou hebben gedeclareerd. Een dergelijk advies zou een medewerker van Zilveren Kruis nooit geven. De belangen van Zilveren Kruis bij registratie, waaronder de waarschuwingsfunctie van het Incidentenregister, wegen zwaarder dan de belangen van [verzoeker] . Registratie voor de duur van 8 jaar is proportioneel, gelet op de omvang van de schade en op het feit dat [verzoeker] een professionele zorgaanbieder is. Daarnaast is [verzoeker] niet bereid geweest een toelichting te geven op haar handelwijze en is zij niet uit eigen beweging overgegaan tot creditering van de onrechtmatige declaraties.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Toetsingskader registraties met externe werking, EVR en IR
5.1.
Zilveren Kruis heeft de persoonsgegevens van [verzoeker] in de externe registers geregistreerd vanwege het vermoeden van een strafbaar feit, onder vermelding van ‘verzekeringsfraude/misleiding’. Opname in het IR en het daaraan gekoppelde EVR kan verstrekkende gevolgen hebben. Daarom moeten hoge eisen worden gesteld aan de grond(en) voor opname van persoonsgegevens in deze registers.
5.2.
Opname in het IR en het EVR kan slechts plaatsvinden in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI). Deze verwerking van persoonsgegevens is in beginsel rechtmatig op grond van artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG, mits aan de eisen van het PIFI wordt voldaan. Het PIFI is te beschouwen als een regeling die voldoende waarborgen biedt voor een verwerking van persoonsgegevens zoals de AVG voorschrijft.
5.3.
Op grond van artikel 3.1.1 PIFI worden in het IR gegevens vastgelegd met het in artikel 4.1.1 PIFI genoemde doel (het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector), naar aanleiding van of betrekking hebbend op een incident. Een incident is volgens artikel 2 PIFI onder meer een gebeurtenis die als gevolg zou kunnen hebben dat de belangen van een financiële instelling in het geding zijn, zoals het falsificeren van nota’s.
5.4.
Artikel 5.2.1 PIFI luidt als volgt:
“5.2.1 De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en onder toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële Instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële Instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.
b In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte of klachte wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.
c Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen.”
5.5.
Gegevens worden uit het IR en EVR verwijderd na een gehonoreerd verzoek conform artikel 9.4 Protocol. Art. 9.4.1 Protocol bepaalt dat gegevens worden verwijderd indien zij feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
5.6.
De juistheid van de te verwerken gegevens moet in voldoende mate vaststaan. Voor de opname van strafrechtelijke persoonsgegevens is een veroordeling door de strafrechter niet vereist. Er moet sprake zijn van zodanig concrete feiten en omstandigheden dat deze een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring - in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering - kunnen dragen. De gedragingen moeten dus een zwaardere verdenking opleveren dan enkel een redelijk vermoeden van schuld. Uitgangspunt is verder dat het aan de financiële instelling, in dit geval Zilveren Kruis, is te concretiseren waarom zij tot registratie is overgegaan.
5.7.
Ten slotte moet zowel op grond van de AVG als op grond van het PIFI een belangenafweging worden gemaakt, waarbij alle bekende feiten en omstandigheden moeten worden betrokken. Bij elke verwerking van persoonsgegevensregistratie moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat betekent dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel). Daarnaast moet het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kunnen worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel).
Toetsing
5.8.
Allereerst geldt dat [verzoeker] verplicht was om mee te werken aan het fraudeonderzoek van Zilveren Kruis. Zilveren Kruis heeft er terecht op gewezen dat [verzoeker] die verplichting had als zorgaanbieder op grond van artikel 7.4 lid 4 van de Regeling zorgverzekering. Er is dus geen sprake van dat Zilveren Kruis op onrechtmatige wijze bewijs heeft verkregen. Het nemo tenetur-beginsel, waar [verzoeker] een beroep op doet, geldt alleen in het strafrecht en is hier niet van toepassing.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van [verzoeker] een zwaardere verdenking opleveren dan enkel een redelijk vermoeden van schuld aan verzekeringsfraude.
In voldoende mate staat vast dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting. Daarmee is voldaan aan de omschrijving van een incident die staat in artikel 2 PIFI. Ook is voldaan aan de criteria van artikel 5.2.1 PIFI. Zilveren Kruis is dus terecht overgegaan tot registratie van de gegevens van [verzoeker] in het IR en EVR. Dat wordt als volgt toegelicht.
5.10.
Volgens Zilveren Kruis heeft [verzoeker] in ieder geval 59 behandelingen gedeclareerd die niet hebben plaatsgevonden. Daaronder vallen 16 zittingen van [naam 1] in de periode dat zij was opgenomen in het ziekenhuis en daarnaast 43 zittingen uit het Excel-bestand. [verzoeker] stelt dat het declareren van de 16 zittingen van [naam 1] een “administratieve omissie” is geweest. Ter zitting licht zij toe dat zij behandelingen een maand van te voren inplant, maar dat het wel eens voorkomt dat een cliënt ziek is. Soms vergeet zij dan deze behandeling eruit te halen bij haar declaratie aan het eind van de maand. Deze redenering overtuigt niet. [verzoeker] heeft namelijk in een periode van anderhalve maand, 12 juli 2021 t/m 1 september 2021, in totaal 16 behandelingen ten onrechte gedeclareerd. Het is niet waarschijnlijk dat dit per ongeluk is gebeurd. Bovendien heeft [verzoeker] voor deze zittingen ook behandelverslagen gemaakt, terwijl de behandelingen niet hebben plaatsgevonden.
5.11.
Daarnaast erkent [verzoeker] dat zij bij het declareren zittingen op een andere datum heeft gezet dan waarop deze hebben plaatsgevonden. Wanneer zij een cliënt twee keer een uur behandelt, declareert zij die week twee keer voor 30 minuten. Een derde zitting van 30 minuten zet zij op een latere datum, zodat zij in totaal voor 90 minuten declareert, aldus [verzoeker] . Dit is niet toegestaan. Zilveren Kruis wijst erop dat in artikel 4 ad i) van de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor fysiotherapie BR/REG-22106 staat dat een zitting een ononderbroken tijdsspanne is, waarin de zorgverlener de patiënt behandelt, ongeacht de tijdsduur van de behandeling. [verzoeker] heeft dus regelmatig voor twee behandelingen een derde gedeclareerd, terwijl deze niet heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft [verzoeker] deze ‘derde behandeling’ op een datum gezet waarop geen behandeling heeft plaatsgevonden. Dit is valsheid in geschrifte.
5.12.
Ook is voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inbreuk op de belangen van [verzoeker] is niet onevenredig in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel. Daarnaast kan het doel waarmee de gegevens van [verzoeker] zijn verwerkt niet op een andere, voor haar minder nadelige wijze, worden verwezenlijkt.
5.13.
De registraties in het IR en EVR hoeven ook niet op grond van een belangenafweging ongedaan te worden gemaakt. [verzoeker] stelt dat zij belang heeft bij verwijdering, omdat zij door de registraties niet kan contracteren met Zilveren Kruis en andere zorgverzekeraars. Zij is gescheiden en heeft alleen de zorg voor vijf kinderen. Daarnaast verklaart zij op de zitting dat zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire en recent een groot bedrag heeft moeten terugbetalen aan de Belastingdienst. Het werk via haar praktijk is teruggelopen en zij doet op dit moment hetzelfde werk in loondienst. Daartegenover staat het belang van Zilveren Kruis en andere zorgverzekeraars om te worden beschermd tegen fraude. Dit belang van Zilveren Kruis bij handhaving van de registraties weegt zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij verwijdering. In voldoende mate staat vast dat [verzoeker] opzettelijk een groot aantal behandelingen heeft gedeclareerd die niet hebben plaatsgevonden. Zij heeft tijdens het onderzoek van Zilveren Kruis en ook op de zitting niet
laten zien dat zij begrijpt waarom dit niet acceptabel is, laat staan dat zij de ernst hiervan inziet. De ten onrechte ontvangen verzekeringsgelden heeft [verzoeker] nog niet aan Zilveren Kruis terugbetaald. Zilveren Kruis betwist overigens dat [verzoeker] door de registraties niet vanuit haar eigen praktijk kan werken. Zij wijst erop dat de behandelingen die [verzoeker] verricht ook onverzekerde zorg betreffen. [verzoeker] heeft dit niet weersproken.
5.14.
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de ernst van de gedragingen van [verzoeker] is de termijn van acht jaar in dit geval gerechtvaardigd. Deze termijn is noodzakelijk voor het doel waarmee de persoonsgegevens van [verzoeker] zijn verwerkt, namelijk bescherming van Zilveren Kruis en andere zorgverzekeraars tegen fraude. Het staat [verzoeker] vrij om in geval van gewijzigde omstandigheden opnieuw een verzoek tot verwijdering te doen.
Conclusie
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen.
Proceskosten
5.16.
[verzoeker] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2,0 punten × tarief II)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.094,00.
5.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het verzoek af,
6.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 2.094,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
veroordeelt [verzoeker] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door
mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.