ECLI:NL:RBAMS:2024:3305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
13/032539-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a OLW en tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in Nederland

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procura della Repubblica presso il Tribunale di Torino, Italië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1974, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 mei 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd op basis van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB betrekking heeft op een onherroepelijke veroordeling van de opgeëiste persoon door de Gewone Rechtbank van Turijn, waarbij een vrijheidsstraf van twee jaar, twee maanden en 20 dagen was opgelegd. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces in hoger beroep en vertegenwoordigd werd door een gemachtigd raadsman.

De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 6a OLW onderzocht, die van toepassing is op Nederlanders. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden geweigerd, maar dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en heft de overleveringsdetentie op, maar beveelt de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/032539-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 5 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 26 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 januari 2024 door de
Procura della Repubblica presso il Tribunale di Torino, Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat in Arnhem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis nr. 2935/2017 REG. GEN., nr. 1582/2016 van de Gewone Rechtbank van Turijn, Kamer IV, uitgesproken op 14.06.2017, bevestigd in het arrest nr. 4333/2014, dat op 14.06.2021 is gewezen door het Gerechtshof van Turijn, Kamer III, en onherroepelijk werd op 28.10.2021, waarbij een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, twee maanden en 20 dagen is opgelegd.
Uit het EAB blijkt dat het Parket van Turijn op 20 april 2023 een beslissing tot cumulatie van straffen heeft genomen van bovengenoemd vonnis en van de vrijheidsstraffen die ten grondslag liggen aan EAB II en EAB III, die gelijktijdig met dit EAB op de zitting zijn behandeld. De totale duur van de vrijheidsstraf is vier jaar, negen maanden en twee dagen. Dit besluit tot cumulatie is geen voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis in de zin van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW. De rechtbank verstaat het EAB zo, dat de overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van bovengenoemd arrest van het Gerechtshof van Turijn, Kamer III, van 14 juni 2021.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep moet worden getoetst aan artikel 12 OLW en dat het arrest onherroepelijk is. Uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon werd vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman. Dat de verzetgarantie in het EAB is aangekruist past daar niet bij. Artikel 12 OLW vormt in dit geval geen weigeringsgrond.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd aangaande deze weigeringsgrond.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [3] Uit de aanvullende informatie van 29 april 2024 blijkt dat de zaak in hoger beroep is behandeld en dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. De rechtbank zal daarom alleen het proces in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. Uit de voornoemde aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces in hoger beroep en dat hij werd verdedigd door een gemachtigd raadsman. Bij de aanvullende informatie zijn namelijk de processen-verbaal van de zittingen in hoger beroep gevoegd waaruit blijkt dat de gemachtigd raadsman aanwezig was, hij in contact stond met de opgeëiste persoon en het woord heeft gevoerd namens de opgeëiste persoon. Ook zit bij die aanvullende informatie correspondentie over het al dan niet afstand doen van het recht om (via videoverbinding) aanwezig te zijn bij de zitting door de opgeëiste persoon, waaruit volgt dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces in hoger beroep.
Gelet hierop mag de rechtbank de overlevering niet weigeren. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten B tot en met E aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit A niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzetheling.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De raadsman heeft in verband hiermee aangevoerd dat vanwege de verzetgarantie die is verstrekt, de veroordeling niet onherroepelijk is, zodat het overleveringsverzoek moet worden verstaan voor (verdere) vervolging. Hierdoor is artikel 6 OLW van toepassing vanwege de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon. De overlevering moet worden geweigerd, omdat een terugkeergarantie ontbreekt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
In het EAB onder b)2 staat het volgende (
onderstreping door de rechtbank):

uitvoerbaar vonnisVonnis nr. 2935/2017 REG. GEN. [Registro Generale =algemeen register
], nr. 1582/2016 van de Gewone Rechtbank van Turijn [Tribunale Ordinario di Torino], Kamer IV, uitgesproken op 14.06.2017, bevestigd in het arrest nr. 4333/2014, dat op 14.06.2021 is gewezen door het Gerechtshof van Turijn [Corte d'Appello di Torino], Kamer lll,onherroepelijk op 28.10.2021.”.
Hieruit leidt de rechtbank af dat de opgeëiste persoon onherroepelijk is veroordeeld en de aan hem opgelegde vrijheidsstraf voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Dat in het EAB, onderdeel e) onder 3.4 ook is aangekruist dat hiertegen nog een rechtsmiddel zou kunnen worden aangewend, doet hier niet aan af nu – wat er ook zij van de genoegzaamheid van die garantie – de uitvaardigende justitiële autoriteit expliciet heeft meegedeeld dat het om een onherroepelijke veroordeling gaat. Daarbij betrekt de rechtbank dat de mededeling dat nog een rechtsmiddel openstaat, niet per definitie in strijd is met de mededeling dat het vonnis onherroepelijk is. Gelet hierop slaagt het verweer niet.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Italië opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Feiten B tot en met E zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Uit voornoemde Nederlandse kwalificatie voor feiten B tot en met E en de hiervoor onder 4.2 gegeven Nederlandse kwalificatie voor feit A volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De opgeëiste persoon heeft verder voldoende economische, familiale, taalkundige, culturele en sociale banden met Nederland, zodat sprake is van een rechtmatig belang dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland rechtvaardigt.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 326 en 416 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Procura della Repubblica presso il Tribunale di Torino(Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf van twee jaar, twee maanden en 20 dagen in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (