ECLI:NL:RBAMS:2024:3293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
13/042936-24, 13/161174-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en wapenbezit door een 20-jarige man in Amsterdam

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van een vrouw die op 4 en 5 februari 2024 werd bedreigd door de verdachte en zijn medeverdachten. Zij eisten 25.000 euro voor een vermeende schuld van haar oudste zoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de vrouw en haar zoons onder druk zette door te dreigen hun huis op te blazen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een pistool en munitie in zijn bezit had. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en afgeluisterde gesprekken. De verdachte ontkende de afpersing, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijzen overtuigend waren. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op voor de duur van twee jaar, om de slachtoffers te beschermen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/042936-24 en 13/161174-22 (vordering tenuitvoerlegging)
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in Amsterdam,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in [naam penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2024. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt verweten dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:
het medeplegen van poging tot afpersing van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
op 4 en 5 februari 2024;
feit 2:
het voorhanden hebben van een pistool en munitie op 13 februari 2024.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 6 februari 2024 doet [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) aangifte van poging tot afpersing. [2] Aangeefster verklaart erg bang te zijn en niet meer in haar huis te verblijven na te zijn bedreigd. [3] Ze verklaart dat ze op 4 februari 2024 op haar telefoon een bericht van haar Ring Deurbel kreeg dat er iemand bij haar woning voor de deur staat. Aangeefster is op dat moment zelf niet thuis. Via haar telefoon, die is verbonden met de Ring Deurbel van haar woning, ziet ze dat er twee personen voor de deur staan en dat een persoon zijn hand voor de camera van de Ring Deurbel doet. Ze kan niet zien wie er voor de deur staan maar wel hoort ze wat er voor de deur wordt gezegd.
Haar jongere zoon, [slachtoffer 3] , is op dat moment thuis en staat de personen voor de deur te woord via zijn telefoon, die eveneens verbonden is met de Ring Deurbel. Aangeefster hoort de personen tegen haar zoon spreken over een boete van € 25.000,- die de volgende dag moet worden betaald. Er wordt onder meer gezegd, “
Zeg tegen je moeder, je moet gewoon die boete betalen anders gaan we je huis in de lucht gooien”. [4]
Een half uur later diezelfde avond ontvangt aangeefster meerdere Whatsappberichten van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: * [telefoonnummer 1] ). Vervolgens wordt ze nog verschillende keren door dit nummer gebeld. Aan aangeefster wordt door de beller verteld dat de laatste vijfentwintig uur zijn ingegaan en dat ze wordt doodgemaakt als ze de politie belt. Later wordt aangeefster nogmaals gebeld door * [telefoonnummer 1] , maar zij neemt niet op.
Op 5 februari 2024 ontvangt aangeefster via telefoonnummer * [telefoonnummer 1] een Whatsappbericht dat ze nog twaalf uur heeft om te betalen. Ze wordt die dag nog twee keer gebeld door * [telefoonnummer 1] ; ze neemt (weer) niet op. [5]
Volgens aangeefster hebben de bedreigingen die door * [telefoonnummer 1] telefonisch en via Whatsapp worden gedaan te maken met een conflict tussen haar oudste zoon, [slachtoffer 2] , en oude vrienden van hem. Haar oudste zoon zou nog een schuld open hebben staan bij deze oude vrienden. Hiervoor heeft aangeefster eerder al aan iemand € 20.000 contant betaald. Daarmee dacht aangeefster dat het conflict was opgelost. Vanwege deze schuld is haar oudste zoon naar Turkije gegaan. [6] Aangeefster weet niet wie deze vrienden zijn, maar weet wel dat op 17 januari 2024 twee vrienden van hem aan de deur zijn geweest.
Verdachte heeft erkend dat hij dat met een ander is geweest. [7] Zij kwamen die dag bij het adres van aangeefster langs om een kogelvrijvest op te halen. [8]
Door de camera van de Ring Deurbel zijn op zowel 17 januari 2024 als 4 februari 2024 video-opnames gemaakt. [9]
Op de opnames van 17 januari 2024 zijn twee personen te zien, waarvan één persoon een North Face jas draagt (met een paar horizontale stiksels op het lijf en de mouwen). De jas heeft een capuchon die de persoon op dat moment niet op heeft. De andere persoon draagt een wat langere jas met capuchon (zonder stiksels). Ook deze persoon heeft de capuchon niet op. Op één van de opnames is te zien dat de persoon met de North Face jas met zijn arm naar de deur gaat en is vervolgens geklop te horen. [10] Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij de persoon is met de North Face jas op deze opname. [11]
Op de opname van 4 februari 2024 is te zien dat een persoon de camera aan het begin van de opname afdekt met een hand. Daarna is geklop te horen en wordt door meerdere personen gesproken. Nadat het gesprek is beëindigd, zijn twee personen op hun rug te zien terwijl ze weglopen van de camera. Beide personen hebben hun capuchon op en zijn enkel zichtbaar op de rug. De jassen van deze personen hebben dezelfde uiterlijke kenmerken als de jassen die verdachte en de persoon die bij hem is op de opnames van 17 januari 2024 dragen. [12]
Op 7 februari 2024 is verdachte op grond van de inhoud van meerdere getapte gesprekken door de politie aangewezen als de vermoedelijke gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] . [13] Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] gebruikte, maar, aldus verdachte, ook anderen zouden dit telefoonnummer gebruiken. [14]
Uit de afgeluisterde gesprekken komt onder meer naar voren dat verdachte de telefoon met nummer * [telefoonnummer 1] op 5 februari 2024 om 19:00 uur in gebruik had. De persoon die de telefoon opnam werd namelijk “ [verdachte] ” genoemd. [15] Daarnaast komt naar voren dat * [telefoonnummer 1] op 7 februari 2024 werd gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna:* [telefoonnummer 2] ), een nummer dat gekoppeld blijkt aan twee personen: de moeder van verdachte en verdachte. Tijdens dat gesprek noemt de gebruiker van * [telefoonnummer 1] de gebruiker van * [telefoonnummer 2] “MAMA”. [16] Diezelfde dag krijgt * [telefoonnummer 1] via een sms de bevestiging van een boeking van een taxi die dag voor het woonadres van verdachte.
Op 13 februari 2024 is de woning van verdachte doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn een Samsung telefoon, een iPhone 8 en een vuurwapen (pistool) met munitie aangetroffen en in beslag genomen. [17] In de iPhone 8 is een simkaart aangetroffen waarvan * [telefoonnummer 1] het toegewezen telefoonnummer is. [18]
Het vuurwapen bleek een pistool te zijn. In de greep van het pistool zat een patroonmagazijn met meerdere patronen. [19] Ter terechtzitting heeft verdachte erkend het vuurwapen en de munitie voorhanden te hebben gehad. Hij zou het vuurwerp en de munitie voor een ander hebben bewaard. [20]
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde poging tot afpersing in vereniging (feit 1). Verdachte ontkent aangeefster te hebben gebeld en haar berichten te hebben gestuurd. Zijn stem is niet te horen op de opname van 4 februari 2024. Ook is er verder geen bewijs dat verdachte één van de personen is die op 4 februari 2024 voor de deur van aangeefster stond; verdachte kan op de beelden van de Ring Deurbel ook niet worden herkend. Daarbij komt dat in de berichten geen bedreigingen staan opgenomen. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de poging tot afpersing in vereniging komen, dan kan niet worden bewezen dat de poging tot afpersing in vereniging ook was gericht tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , maar alleen tegen [slachtoffer 1] .
Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2) heeft verdachte erkend en kan worden bewezen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, uiteengezet in paragraaf 3.1, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich op 4 en 5 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] .
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 13 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en munitie. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
3.4.1.
Medeplegen van poging tot afpersing (feit 1)
Uit de aangifte, de video-opnames van de Ring Deurbel en de door aangeefster verstrekte WhatsApp-berichten afkomstig van telefoonnummer * [telefoonnummer 1] , volgt dat geprobeerd is om aangeefster en haar twee zonen te dwingen tot afgifte van € 25.000,-.
De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is geweest die aangeefster heeft gebeld en berichten heeft gestuurd via * [telefoonnummer 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij niet de enige was die telefoonnummer * [telefoonnummer 1] gebruikte, maar heeft dit verder niet aannemelijk gemaakt. Daarbij volgt uit het dossier dat verdachte het telefoonnummer op 5 februari 2024 om 19:00 uur in gebruik had, terwijl op dat moment de aan aangeefster gegeven betalingstermijn nog liep en aangeefster nog enkele uren had om het geld af te geven. Daarnaast stond telefoonnummer * [telefoonnummer 1] kennelijk bij de moeder van verdachte bekend als het telefoonnummer van verdachte en is de telefoon met simkaart horende bij * [telefoonnummer 1] op 13 februari 2024 in de woning van verdachte aangetroffen. Dat een ander dan verdachte de telefoon gebruikte, acht de rechtbank daarom volstrekt onaannemelijk.
Door de verdediging is verder aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is die op 4 februari 2024 voor de deur van aangeefster stond (toen zoon [slachtoffer 3] degene die aanbelde te woord stond). De rechtbank ziet dit echter anders.
Onbetwist is dat verdachte ruim twee weken daarvóór, op 17 januari 2024, met iemand voor de deur stond van de woning van aangeefster en haar zonen. Op basis van de video-opnames van de Ring Deurbel van 4 februari 2024 concludeert de politie dat de waargenomen kenmerken van één persoon op die video-opname gelijk is aan die zoals zichtbaar en hoorbaar op die van 17 januari 2024, doelend op het aantal personen, de overeenkomende jassen en hetzelfde geklop. Gelet op het samenstel van deze kenmerken en de hiervoor vastgestelde rol van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte ook op 4 februari 2024 voor de deur van de woning van aangeefster en haar zonen stond en dat hij, als medepleger, een van de afpersers is.
Dat de stem van verdachte niet te horen zou zijn op de video-opname van 4 februari 2024 doet hier niet aan af, aangezien er op dat moment twee personen voor de deur stonden: verdachte en zijn medepleger. Nadat er is aangebeld wordt er geantwoord via de Ring Deurbel door de aanwezige jongste zoon van aangeefster (een van de bewoners), deze is vrijwel niet te verstaan. Vervolgens is kennelijk een van de twee personen die voor de deur staan te horen op de video opname. Te horen is dreigende taal. De rechtbank kan, anders dan schijnbaar de raadsman, niet vaststellen of deze stem de stem van verdachte of zijn medepleger was maar dat doet niet af aan de bewezenverklaring.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij bij het afspelen van de opname op zitting ook een derde stem heeft gehoord en concludeert dat dit de tweede persoon voor de deur moet zijn. Deze derde stem vult de dreigende zinnen van de ander als vanzelfsprekend aan en omgekeerd. Van deze derde stem kan allerminst worden uitgesloten dat dit de stem van verdachte betreft.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de afpersing ook ten aanzien van de twee zonen van aangeefster bewezen. De zoon van aangeefster [slachtoffer 3] was immers aanwezig toen verdachte en zijn medeverdachte op 4 februari 2024 voor de voordeur de bedreigingen uitten. Omdat [slachtoffer 3] medebewoner is van de woning, worden de bedreigingen en daarmee de afpersing geacht ook tot hem te zijn gericht. Hetzelfde geldt voor [slachtoffer 2] , die voor zijn vertrek naar Turkije ook in de woning woonde en in wiens relatie tot verdachte en de medeverdachte de aanleiding voor het conflict moet worden gezocht. Dat verdachte en zijn medeverdachte zich bij hun poging tot afpersing primair hebben gericht tot aangeefster doet hieraan niet af. Door direct en indirect de zoons van aangeefster bij de poging tot afpersing te betrekken hebben verdachte en zijn medeverdachte immers geprobeerd de druk op aangeefster om te betalen op te voeren.
3.4.2.
Voorhanden hebben van een pistool en munitie (feit 2)
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en het wapenonderzoek acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde bewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ervan uit kan worden gegaan dat het vuurwapen dat verdachte voorhanden had, functioneerde. De rechtbank weegt in dit oordeel mee dat het vuurwapen geladen was en volgens de politie gereed was om te vuren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 4 februari 2024 tot en met 5 februari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en haar zoons [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, door:
- naar de woning van voornoemde personen te gaan en
- hier vervolgens aan te bellen en
- vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] te zeggen: "Doe die kanker deur open. Zeg tegen jouw moeder, tegen iedereen. [slachtoffer 2] heeft een boete. Die boete moet betaald worden anders gaan we die huis in de lucht gooien ja. Die boete is nu al 25.000 euro. Hij heeft twee weken de tijd gehad om te betalen. Dit is laatste dag anders gaan we regelen man. Als het morgen niet geregeld is. Die osso gaat gewoon faya man. 20.000 euro, dat moet opgelost worden. 24 uur de tijd broer. Morgen is die huis in de lucht", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermaals heeft gebeld en in een telefoongesprek heeft gezegd "Laatste vijfentwintig uur. Jij moet gaan betalen. Ik ga jou doodmaken" en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermaals WhatsApp-berichten heeft gestuurd en hierin heeft gezegd: "Hij zegt ja ik ga betalen tiem dagen geleden hij heeft niks betaalt. Nu is klaar is mijn recht 25000. Keuze is aan jouw" en "Nog 12 uurtjes om te betalen!",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 13 februari 2024 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, model 17 gen 5, kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 17 patronen van het merk Sellier & Bellot, model Volmantel rondneus, kaliber 9x199 mm.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 1.595,-.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel als bedoeld in
artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, in de vorm van een contact- en locatieverbod voor de duur van 2 jaren, met 1 week hechtenis per overtreding en dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het reeds ondergane voorarrest met eventueel aanvullend een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie is te hoog, gelet op de jonge leeftijd van verdachte. Daarbij is het functioneren van het vuurwapen niet gecontroleerd. Als niet met het wapen kon worden geschoten, dan zou dat in de strafoplegging moeten worden meegenomen. Verdachte staat open voor hulp bij het vinden van werk en een woning. Het verzoek is daarom om dagbesteding en woonbegeleiding als bijzondere voorwaarden op te leggen. De oplegging van een geldboete en een 38v-maatregel is in deze zaak niet passend.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing om een vermeende schuld in te lossen. Daarbij heeft verdachte niet alleen zijn vermeende schuldenaar proberen af te persen, maar ook diens moeder en broer. Er werd onder meer gedreigd de woning van aangeefster en haar zonen op te blazen, een dreiging die direct raakt aan iemands basale gevoel van veiligheid. Immers een woning, waar wordt geleefd en geslapen, is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet voelen. In de media is de laatste tijd veel aandacht voor het toenemende aantal explosies en aanslagen op woningen, waardoor dit soort dreigementen extra impact hebben. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de poging tot afpersing heftige gevoelens van stress, angst en onveiligheid bij haar heeft veroorzaakt. Zo durfde zij niet meer in haar woning te verblijven en heeft ze overwogen naar het buitenland te vertrekken. Dat laatste heeft haar oudste zoon overigens daadwerkelijk gedaan.
Behalve bij de direct betrokkenen veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Bovenop dit feit heeft verdachte een pistool en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie door een daartoe niet bevoegde, vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Verdachte heeft met dit feit de veiligheid van mensen in gevaar gebracht. De rechtbank acht het heel zorgelijk dat verdachte een wapen onder zijn bed bewaart, mede gezien zijn leeftijd en de ernstige feiten die doorgaans met dit soort wapens worden gepleegd.
De persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte van 3 mei 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor afpersing, maar wel voor een ander vermogensdelict (diefstal door middel van braak in vereniging) op 17 november 2022. Daarbij is aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd (zie hierna onder tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf veroordeling); verdachte liep in de proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 20 mei 2024, opgemaakt door [naam] . Aan het rapport ontleent de rechtbank onder meer het volgende.
In het rapport staat dat het reeds aan verdachte opgelegde reclasseringstoezicht moeizaam verloopt. Verdachte geeft weinig openheid van zaken en lijkt niet ontvankelijk voor advies en sturing op gedragsverandering. Daarnaast wordt bij verdachte een pro-criminele houding geconstateerd. Verdachte is gerecidiveerd binnen zijn proeftijd en de reclassering acht de kans op recidive hoog. Er zijn geen mogelijkheden gevonden om het recidiverisico met interventies te verlagen en gedragsverandering te realiseren. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Met behulp van het ASR wegingskader is door de reclassering onderzocht of betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er zijn geen aanwijzingen voor een verstandelijke beperking en de heer [verdachte] lijkt zich te gedragen conform zijn kalenderleeftijd. Hij beschikt over voldoende handelingsvaardigheden en lijkt niet ontvankelijk te zijn voor pedagogische beïnvloeding. Tevens lijkt er sprake te zijn van een criminele levensstijl wat als contra-indicatie wordt beschouwd voor het toe passen van het adolescentenstrafrecht. De reclassering adviseert daarom het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de reclassering over en maakt die tot de hare.
Hoewel de rechtbank in de persoon en leeftijd van verdachte geen aanleiding ziet tot toepassing van het adolescentenstrafrecht, zal de rechtbank wel in strafmatigende zin rekening houden met de nog jonge leeftijd van verdachte.
Verdachte wordt nu voor de tweede keer voor een ernstig feit veroordeeld. Op zitting heeft hij aangegeven zijn leven te willen verbeteren en zijn scholing en werk te willen oppakken. Alhoewel de rechtbank, net als Reclassering Nederland, constateert dat verdachte nauwelijks openheid van zaken geeft en ook op zitting vooral sociaal wenselijke antwoorden geeft, ziet de rechtbank ook dat verdachte pas 21 jaar oud is en nog een heel leven voor zich heeft en hij in staat moet worden geacht een andere dan een pro-criminele keus te maken. De rechtbank wil hem die kans om een andere keus te maken nog geven door een deels voorwaardelijke in plaats van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Oriëntatiepunten
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning, wordt door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als oriëntatiepunt voor een op te leggen straf aangegeven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Voor een poging tot afpersing bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank heeft ten aanzien van dit feit gekeken naar straffen die voor soortgelijke feiten zijn opgelegd.
De strafoplegging
Alles afwegende, waarbij de rechtbank in strafmatigende zin veel gewicht toekent aan de jonge leeftijd van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om het hoge recidiverisico bij verdachte met interventies te verlagen, worden geen bijzondere voorwaarden opgelegd.
38v-maatregel
De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten in de richting van aangeefster en haar zoons, de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, inhoudende dat verdachte gedurende
2 jaren geen direct of indirect contact mag hebben met aangeefster en de zoons van aangeefster, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarnaast zal verdachte zich voor de duur van 2 jaren niet mogen ophouden binnen een straal van 100 meter van het adres [adres] . Om deze maatregel kracht bij te zetten, heeft iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis van 1 week te gelden, tot een maximum van 6 maanden. De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich weer belastend zal gedragen jegens aangeefster en haar zoons.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een pistool (Glock, nummer 2 op de beslaglijst) en
munitie (Sellier & Bellot, nummer 3 op de beslaglijst),
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, omdat is vastgesteld dat met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan verdachte
De inbeslaggenomen Samsung (nummer 4 op de beslaglijst) dient aan verdachte te worden teruggegeven.
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen iPhone 8 (nummer 5 op de beslaglijst) behoort aan verdachte toe. Aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 25 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/161174-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 17 november 2022 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel –in gewijzigde vorm– te gelasten.
De rechtbank zal de drie maanden gevangenisstraf omzetten naar een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 38v, 38w, 45, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren:
- zich
nietzal
ophoudenbinnen een straal van 100 meter van het adres: [adres] ;
- op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale maximum duur van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024028408-G6462123, Golock);
  • 1 DV Patroon (Omschrijving: PL1300-2024028408-G6462148, Sellier & Bellot).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024028408-G6462142, zwart, merk: samsung).
Verklaart verbeurd:
1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2024028408-G6462142, apple).
Beveelt de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Amsterdam van 17 november 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, van en beveelt daarbij de
omzettingvan 3 maanden gevangenisstraf
in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
voor de duur van 180 uren, bij niet goed verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover er verwezen wordt naar een proces-verbaal van bevindingen, wordt dit processtuk in de voetnoot afgekort als ‘PVB’.
2.Proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-8, doorgenummerde pagina 1.
3.Proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-8, doorgenummerde pagina 2, onderaan.
4.Proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-8, doorgenummerde pagina 1.
5.Proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-8, doorgenummerde pagina 2.
6.PVB van 5 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-6, doorgenummerde pagina 5, alinea 4.
7.De verklaring die verdachte ter terechtzitting op 23 mei 2024 heeft afgelegd.
8.PVB van 6 februari 2024 met nummer PL1300-2024028408-6, doorgenummerde pagina 29, alinea 5.
9.De beelden zijn verstrekt aan alle procespartijen en op de terechtzitting van 23 mei 2024 bekeken.
10.De eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 23 mei 2024 van camerabeelden met als titel: “beelden 17 januari 2024 – vd belt aan maar niemand doet open”.
11.De verklaring die verdachte ter terechtzitting op 23 mei 2024 heeft afgelegd.
12.De eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 23 mei 2024 van camerabeelden met als titel: “beelden 17 januari 2024 – vd vraagt om kogelvrijvest”.
13.PVB van 7 februari 2024 met documentcode 19037220, doorgenummerde pagina 22, alinea 2.
14.De verklaring die verdachte ter terechtzitting op 23 mei 2024 heeft afgelegd.
15.PVB van 7 februari 2024 met documentcode 19037220, doorgenummerde pagina 21, sessienummer 85.
16.PVB van 7 februari 2024 met documentcode 19037220, doorgenummerde pagina’s 21 en 22, sessienummer 1693.
17.PVB van 13 februari 2024 met documentcode 19059865, doorgenummerde pagina 28.
18.Proces-verbaal veiligstellen gegevensdrager d.d. 23 mei 2024, onderzoek 2024028408 VILLOSA, betreft: Onderzoek simkaart, niet-doorgenummerde pagina 1.
19.Proces-verbaal van wapenonderzoek met registratienummer 2024028408 van 13 februari 2024, doorgenummerde pagina’s 35-37.
20.De verklaring die verdachte ter terechtzitting op 23 mei 2024 heeft afgelegd.