ECLI:NL:RBAMS:2024:3285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
744674
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in verbintenissenrechtelijke zaak over verbouwingswerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 4 oktober 2023. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], had een overeenkomst gesloten met de gedaagden voor renovatiewerkzaamheden aan hun woning voor een totaalbedrag van € 101.384,69, waarvan € 60.000 als voorschot was betaald. De werkzaamheden zijn echter gestaakt, waarna de gedaagden een derde partij hebben ingeschakeld om de verbouwing af te ronden. De gedaagden vorderden € 40.000 terug van de aanbetaling, stellende dat er slechts voor € 20.000 aan werkzaamheden zijn verricht. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de vordering van de gedaagden afgewezen, oordelend dat de eiser niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank concludeerde dat de uitgevoerde werkzaamheden in lijn waren met het overeengekomen bedrag van € 60.000, en dat de gedaagden hun stellingen onvoldoende hadden onderbouwd. De gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 3.931.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/744674 / HA ZA 24-28
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [plaats 1] ,
eiser in verzet,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A. Harmanci,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

te [plaats 2] ,
gedaagden in verzet,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. A.H.H. Nauta.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 21 augustus 2023;
- het verstekvonnis van 4 oktober 2023;
- de dagvaarding in verzet van 27 december 2023;
- het tussenvonnis van 7 februari 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 april 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[gedaagden] en [eiser] hebben afgesproken dat [eiser] de woning van [gedaagden] voor € 101.384,69 zou renoveren. [gedaagden] hebben hier € 60.000 voor aanbetaald. Op een gegeven moment zijn de werkzaamheden door [eiser] gestaakt en hebben [gedaagden] een derde partij moeten inschakelen om de werkzaamheden af te ronden. [gedaagden] vorderen € 40.000 van de aanbetaling van € 60.000 terug, aangezien zij menen dat er slechts ter waarde van € 20.000 aan werkzaamheden zijn verricht. De rechtbank heeft [eiser] bij verstek veroordeeld de gevorderde € 40.000 terug te betalen en [gedaagden] hebben voor dit bedrag beslag op de bankrekening van [eiser] gelegd. [eiser] is tegen dit vonnis in verzet gekomen waardoor de zaak alsnog inhoudelijk is behandeld. De rechtbank vernietigt het verstekvonnis, wijst de vordering van [gedaagden] af en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
Op of omstreeks 21 juni 2021 hebben [gedaagde 1] en [eiser] een door [eiser] opgestelde ‘aannemersovereenkomst’ ondertekend voor de renovatie van de woning van [gedaagden] in [plaats 2] . Voor de door [eiser] uit te voeren werkzaamheden en te leveren materialen zijn partijen een totaalbedrag van € 101.384,69 overeengekomen. Op 7 juli 2021 heeft [eiser] een voorschot factuur van € 60.000 aan [gedaagden] gestuurd. Op deze factuur staat vermeld: “
Voorschot 60% totale opdracht - Sloopwerkzaamheden: badkamer en woonkamer - Aanbouw 5.60m1 x 4m1 diep/heipalen, fundering, beton”. Deze factuur is op 16 juli 2021 door [gedaagden] betaald.
3.2.
Voor deze werkzaamheden heeft [eiser] onderaannemer YK Dienstverlening B.V. ingeschakeld. YK Dienstverlening B.V heeft [naam 2] als projectleider en contactpersoon voor [gedaagden] aangesteld. YK Dienstverlening B.V. heeft op 13 juli 2021 een factuur van € 43.800 aan [eiser] gestuurd. Op deze factuur staat vermeld: “
Aanneemsom Aanbouw 73000.- Btw verlegd 60% voorschot nota van aanneemsom voorbereidende werkzaamheden constructeur, heipalen, aanbouw”. Deze factuur is door [eiser] op 22 juli 2021 betaald. YK Dienstverlening B.V. heeft op haar beurt ook diverse onderaannemers ingeschakeld die facturen aan YK Dienstverlening B.V. hebben gestuurd.
3.3.
In de periode tot 23 augustus 2021 heeft [eiser] voor de uitbouw van de woning van [gedaagden] de volgende werkzaamheden laten uitvoeren:
het heien van vier palen;
het leggen van betonvlechting;
het aanleggen van de vloer;
het aanleggen van de leidingen voor water en elektriciteit; en
het storten van de betonvloer.
Voor de verbouwing van de badkamer heeft [eiser] de volgende werkzaamheden laten uitvoeren:
het slopen van de wand;
het slopen van de vloertegels;
het slopen van het badkamermeubel;
het verleggen van de afvoer van de waterleiding; en
het storten van een nieuwe dekvloer.
Voor de verbouwing van de woonkamer heeft [eiser] geen werkzaamheden laten uitvoeren.
3.4.
Vanaf 23 augustus 2021 zijn de werkzaamheden gestaakt aangezien [eiser] omstreeks die tijd is gearresteerd en gevangengehouden omdat hij niet in het bezit van een geldig Nederlands verblijfsdocument was. [gedaagden] hebben contact met [eiser] proberen op te nemen maar dit is niet gelukt. [gedaagden] hebben de werkzaamheden vervolgens door een andere aannemer, AZ Bouwbedrijf, laten afmaken en hier diverse facturen voor ontvangen.
3.5.
Op 8 september 2021 hebben [gedaagden] [eiser] in gebreke gesteld, de aannemingsovereenkomst per direct beëindigd en een bedrag van € 40.000 teruggevorderd. Op 30 maart 2023 heeft de advocaat van [gedaagden] een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW aan [eiser] gestuurd. In deze brief geeft hij aan dat [gedaagden] geen aanspraak op nakoming van de aannemingsovereenkomst meer maken, maar terugbetaling van het door hen te veel betaalde, danwel schadevergoeding vorderen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert het verstekvonnis van 4 oktober 2023 te vernietigen, althans de vorderingen van [gedaagden] af te wijzen omdat [gedaagden] niet-ontvankelijkheid zijn in hun vorderingen dan wel op andere gronden, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure. [eiser] voert hiervoor aan dat hij niet is tekortgeschoten aangezien alle werkzaamheden die voor de aanbetaling van € 60.000 uitgevoerd moesten worden zijn uitgevoerd. Subsidiair stelt [eiser] dat als er al een tekortkoming zou zijn, deze tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend aangezien hij is gearresteerd en gevangengehouden.
4.2.
[gedaagden] verzoeken het verstekvonnis van 4 oktober 2023 te bekrachtigen. [gedaagden] leggen daaraan het volgende ten grondslag. [eiser] is op grond van artikel 6:74 BW tekortgeschoten in de nakoming van de aannemersovereenkomst, aangezien [gedaagden] € 60.000 aan [eiser] hebben betaald en er maar voor € 20.000 aan werkzaamheden zijn verricht.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] is tijdig in verzet gekomen tegen het verstekvonnis, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzet.
5.2.
Het gaat in deze zaak primair om de vraag of [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemersovereenkomst van 21 juni 2021. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de werkzaamheden waarvoor € 60.000 is aanbetaald zijn uitgevoerd.
5.3.
[gedaagden] stellen dat niet alle werkzaamheden die voor het bedrag van € 60.000 uitgevoerd moesten worden zijn uitgevoerd en dat de werkzaamheden die wel in de periode tussen 21 juni 2021 en 23 augustus 2021 zijn uitgevoerd slechts € 20.000 waard zijn. De rechtbank bespreekt eerst welke werkzaamheden uitgevoerd hadden moeten worden en welke er zijn uitgevoerd en gaat vervolgens in op de waarde van deze werkzaamheden.
De werkzaamheden die uitgevoerd hadden moeten worden
5.4.
In de eerste plaats stellen [gedaagden] dat voor het bedrag van € 60.000 de hele uitbouw gerealiseerd had moeten worden en dat de hele badkamer verbouwd had moeten zijn. De badkamer zou dus ook betegeld moeten worden en het badkamermeubilair zou aangelegd moeten zijn.
5.5.
[eiser] heeft deze stelling van [gedaagden] betwist en aangegeven dat voor de aanbouw is overeengekomen dat alles met betrekking tot ‘de grond’ gedaan zou worden, dus niet ook de muren en de opbouw. Het ging om de heipalen, de fundering, het betonwerk en de aanleg van elektra en leidingen. De rest van de aanbouw zou met de restantbetaling tot stand komen. Voor de badkamer zou van dit bedrag alleen de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, niet het betegelen. Er zouden dus niet meer werkzaamheden verricht hoeven worden dan op deze factuur vermeld. [eiser] voert verder aan dat als het standpunt van [gedaagden] gevolgd zou worden er bijna geen werkzaamheden voor het restantbedrag van 40% meer overblijven. De gehele uitbouw en de gehele badkamer zouden dan al voor het bedrag van de aanbetaling gerealiseerd zijn.
5.6.
[gedaagden] betogen dus dat er meer werkzaamheden dan zoals vermeld op de factuur van 7 juli 2021 uitgevoerd hadden moeten worden. Op deze factuur staat voor de uitbouw namelijk slechts vermeld dat de heipalen, fundering en beton zouden worden aangelegd. Ten aanzien van de badkamer staan slechts sloopwerkzaamheden vermeld. [gedaagden] hebben hun stelling dat er meer moest gebeuren dan op deze factuur staat vermeld niet onderbouwd. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rechtsvordering gaat de rechtbank er aan de hand van de uitgebreid gemotiveerde betwisting van [eiser] dan ook van uit dat alleen de werkzaamheden die op de factuur van 7 juli 2021 voor de aanbetaling van € 60.000 worden genoemd verricht hoefden te worden. Alle werkzaamheden, minus het slopen van de woonkamer, waarvoor de € 60.000 is betaald zijn dan verricht.
5.7.
[gedaagden] heeft niet aangegeven met welk bedrag de aanbetaling verminderd moet worden doordat er geen sloopwerkzaamheden aan de woonkamer hebben plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] aangegeven dat hij deze sloopwerkzaamheden uiteindelijk zelf heeft uitgevoerd en dat dergelijke sloopwerkzaamheden doorgaans nagenoeg gratis zijn. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het bedrag van de aanbetaling voor deze specifieke post niet verminderd hoeft te worden. Bovendien heeft [eiser] onweersproken gesteld dat er in de badkamer zelfs meer werkzaamheden zijn verricht dan op de factuur vermeld, zoals het verleggen van de afvoer van de waterleiding en het storten van een nieuwe dekvloer.
De waarde van de werkzaamheden die wel zijn uitgevoerd
5.8.
In de tweede plaats stellen [gedaagden] dat de werkzaamheden die wel in de periode tussen 21 juni 2021 en 23 augustus 2021 zijn uitgevoerd niet meer dan € 20.000 waard kunnen zijn. [gedaagden] voeren hiervoor aan dat zij aan hun buurman hebben gevraagd wat de uitgevoerde werkzaamheden waard zijn. Hun buurman verricht ook bouwwerkzaamheden en heeft een vergelijkbare verbouwing laten uitvoeren. Deze buurman heeft de gangbare kosten van een dergelijke renovatie en de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden met [gedaagden] besproken. Op basis hiervan hebben [gedaagden] zelf uitgerekend dat de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden niet meer dan € 20.000 waard kunnen zijn. Ook baseren [gedaagden] zich op de facturen die aan de onderaannemer YK Dienstverlening B.V. zijn gestuurd, die in totaal minder dan € 20.000 bedragen.
5.9.
[eiser] heeft deze stellingen van [gedaagden] gemotiveerd betwist en onderbouwd dat hij alleen aan YK Dienstverlening B.V. al een bedrag van € 43.800 heeft betaald. Daarnaast stelt [eiser] dat hij aan andere partijen bedragen van rond de € 20.000 heeft betaald, bijvoorbeeld voor materialen, personeel en een constructeur. [eiser] voert aan dat de facturen die aan onderaannemer YK Dienstverlening B.V. zijn gestuurd voor veel lagere bedragen zijn, aangezien YK Dienstverlening B.V. zelf ook allerlei werkzaamheden heeft uitgevoerd. Er zijn dus meer kosten gemaakt dan slechts de kosten die worden vermeld op de facturen die aan onderaannemer YK Dienstverlening B.V. zijn gestuurd. Volgens [eiser] bedragen alleen de kosten van het heien van de uitbouw al € 20.000. Bovendien is de buurman van [gedaagden] geen expert op dit gebied en zijn bevindingen zijn niet in een rapport opgenomen. Verder blijkt uit de facturen van AZ Bouwbedrijf dat [gedaagden] uiteindelijk niet veel meer hoefden te betalen dan zij aan [eiser] had moeten betalen indien hij de werkzaamheden had afgerond. Ook hieruit kan worden afgeleid dat de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden niet veel minder waard kunnen zijn dan de gefactureerde € 60.000. Anders zou de nieuwe aannemer wel hogere facturen voor het afmaken van de renovatie hebben gestuurd.
5.10.
[gedaagden] hebben hun stelling dat de uitgevoerde werkzaamheden niet meer dan € 20.000 waard zijn niet nader onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om bijvoorbeeld aan de hand van een deskundigenrapport of taxatie te onderbouwen dat de werkzaamheden minder dan € 60.000 waard zijn. In het kader van de uitgebreid gemotiveerde betwisting van [eiser] hebben [gedaagden] hun stelling onvoldoende onderbouwd. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rechtsvordering gaat de rechtbank er dan ook van uit dat de uitgevoerde werkzaamheden in lijn zijn met het overeengekomen en gefactureerde bedrag van € 60.000.
5.11.
Op grond van het voorgaande dient de vordering van [gedaagden] dan ook te worden afgewezen. Er hoeft daarom niet te worden ingegaan op de vraag of er na 23 augustus 2021 nog werkzaamheden zijn verricht. Ook hoeft er niet ingegaan te worden op de vraag of de arrestatie en detentie van [eiser] aan hem kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:74 BW. Dit betekent dat het verstekvonnis niet in stand kan blijven en zal worden vernietigd.
Proceskosten
5.12.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van [eiser] (inclusief nakosten) betalen in zowel de verstek- als verzetprocedure. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
€ 1.325
- salaris advocaat
2.428
(2 punten × € 1.214)
- nakosten
178
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.931
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het door deze rechtbank op 4 oktober 2023 onder zaaknummer / rolnummer C/13/738760 / HA ZA 23-789 gewezen verstekvonnis
en opnieuw beslissend:
6.2.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 3.931, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.