ECLI:NL:RBAMS:2024:3281

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
735298
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbetaling van handelswinst uit termijnposities in energieleveringsovereenkomst

In deze zaak vorderen twee kwekers, [eiser 1] en [eiser 2], betaling van Vattenfall Sales Nederland N.V. van de winst die zij hebben behaald met de verkoop van termijnposities in gas, ondanks dat zij in bepaalde maanden geen gas hebben afgenomen. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat de overeenkomsten zowel elementen van energielevering als termijnhandel bevatten. De eisers hebben hun gasverbruik verminderd door de hoge gasprijzen, maar hebben wel winst gemaakt op hun termijnposities. Vattenfall stelt dat de uitbetaling van deze winst alleen aan de orde is als er daadwerkelijk gas is afgenomen. De rechtbank concludeert dat de eisers in de gegeven omstandigheden niet hoefden te verwachten dat de winst niet aan hen zou worden uitgekeerd. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers toe, waarbij Vattenfall wordt veroordeeld tot betaling van de handelswinst. In reconventie vordert Vattenfall betaling van openstaande facturen van [eiser 1], maar deze vordering wordt afgewezen omdat de facturen nog niet opeisbaar zijn. De proceskosten worden toegewezen aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/ 735298 / HA ZA 23-571
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] en afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] ,
advocaat: mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Vattenfall,
advocaat: mr. M.H. Gardien te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juni 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte eiswijziging in conventie, met producties,
- de antwoordakte aan de zijde van Vattenfall,
- het tussenvonnis van 27 december 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte eiswijziging in reconventie tevens houdende akte indienen producties aan de zijde van Vattenfall, met producties,
- de akte overlegging producties aan de zijde van [eisers] , met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] drijven ieder voor zich een kwekerij waarin zij snijbloemen en potplanten produceren. Vattenfall is een leverancier van gas en elektriciteit voor ondernemers en particulieren en is de rechtsopvolgster van N.V. Nuon Sales Nederland.
2.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben ieder afzonderlijk een overeenkomst met Vattenfall voor de levering van gas. Onderdeel van deze overeenkomsten is dat [eiser 1] en [eiser 2] gebruik kunnen maken van het zogenoemde HandelsPlatform Plus (hierna: het platform). Middels het platform kunnen klanten zelf gas in- en verkopen in een gedigitaliseerde omgeving. Zij kunnen op die manier zelf bepalen wanneer en voor welke periode de door hen gewenste volumes gas worden ingekocht. Ook kunnen zij door hen ingekocht gas op naar eigen keuze verkopen.
2.3.
Zowel [eiser 1] als [eiser 2] is een overeenkomst aangegaan voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023. Op deze overeenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden van Nuon voor de levering van gas aan grootverbruikers van 1 juli (hierna: de AV) van toepassing verklaard.
2.4.
In de overeenkomsten is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Aard van de Leveringsovereenkomst:Afnemer wenst zijn jaarlijkse benodigde hoeveelheid gas voor zijn bedrijfsvoering c.q. een of meerdere gasaansluitingen zelfstandig in te kopen via een persoonlijke en beveiligde webportal. Afnemer wil daarbij gebruik kunnen maken van de inkoop- en verkoopmogelijkheden welke een termijnmarkt biedt met als doel de uiteindelijke contractsprijs te bepalen. (…)Afnemer heeft er derhalve voor gekozen om van Nuon gas af te nemen met behulp van het Nuon HandelsPlatform (hierna ook: ‘Platform’) en tevens de Programmaverantwoordelijkheid door Nuon te laten voeren zoals nader bepaald in deze leveringsovereenkomst(…)
(…)Product: Nuon HandelsPlatform PlusAfnemer heeft gekozen voor Nuon HandelsPlatform Plus. Het Nuon HandelsPlatform Plus stelt Afnemer in staat om volumes in te kopen en/of te verkopen. De in- en/of verkopen die door Afnemer worden gedaan voorafgaand aan de fysieke levering van gas door Nuon, zijn niet aan te merken als fysieke leveringen. Het doel van deze in- en/of verkopen is om Afnemer de mogelijkheid te geven om invloed uit te oefenen op de eindelijk te realiseren contractprijs voor het te leveren volume (hierna: ‘Volume’) dat Afnemer bij Nuon gaat afnemen. Afnemer bepaalt zelf wanneer een aan- en/of verkoop wordt gedaan. Dit gebeurt op basis van Jaar-, kwartaal- of maandblokken. (…)
Afnemer koopt volume tegen de “ICE TTF End-of-Day Settlement Prijs” plus de op de inkoopperiode van toepassing zijnde “Settlement-Ask spread” (hierna ‘Aankopen’). (…)Daarnaast heeft Afnemer de mogelijkheid om Aankopen te verrichten via een OTC prijs.
Nuon rekent een vaste opslag voor het inkopen van het volume. (…)
Afnemer verkoopt volume tegen de “ICE TTF End-of-Day Settlement Prijs” min de op de inkoopperiode van toepassing zijnde “Settlement-Bid spread” (hierna: ‘Verkopen’).(…) Daarnaast heeft Afnemer de mogelijkheid om Verkopen te verrichten via een OTC prijs.
Nuon rekent een vaste afslag (hierna: ‘Afslag’) voor het verkopen van het volume. (…)
Het verschil (per gasdag) op contractniveau tussen de daadwerkelijke afname en het vooraf ingekochte volume wordt afgerekend op basis van de daggas prijs.
  • Wanneer Afnemer meer volume afneemt dan het vooraf ingekochte Volume wordt het verschil ten opzichte van de werkelijke afname afgerekend op basis van de daggas prijs plus de Opslag.
  • Wanneer Afnemer minder Volume afneemt dan het vooraf ingekochte volume wordt het verschil ten opzichte van de werkelijke afname afgerekend op basis van de daggas prijs min de Afslag.
De Contractsprijs voor het Volume is gelijk aan het gewogen gemiddelde van de gerealiseerde prijzen (inclusief alle Op- en Afslagen) en de daggas afrekeningen van alle aan- en verkopen voor de betreffende leveringsperiode (maand). (…)
(…)
Voorwaarden voor aan- en verkoop van volume
(…)
(…)

De Afnemer mag enkel volume verkopen dat reeds is ingekocht. Daarbij mag de inkooppositie nooit negatief zijn.
.
(…)
Financiële risico’s van Platform
Afnemer verklaart zich bewust te zijn van de financiële risico’s en verplichtingen die het afsluiten van Transacties via het Platform met zich meebrengen zoals prijsfluctuaties op de handelsmarkten. Afnemer verklaart tevens de consequenties van zijn beslissingen te overzien en de daarmee samenhangende financiële gevolgen voor eigen rekening en risico te accepteren. (…)”
2.5.
In de AV is opgenomen, voor zover van belang:

Artikel 11 Facturering en betaling
(…)
2. Een factuur dient te worden voldaan binnen veertien dagen na de datum van dagtekening van die factuur op een door Nuon aan te geven bankrekening, tenzij schriftelijk anders door Partijen is overeengekomen.
2.6.
Het jaarvolume zoals opgenomen in de overeenkomst van [eiser 1] bedraagt 348.433 m3. Het jaarvolume zoals opgenomen in de overeenkomst van [eiser 2] bedraagt 659.761 m3.
2.7.
[eisers] hebben op het platform termijnposities voor de levering van gas ingenomen voor de jaren 2022 tot en met 2027. Door sterk stijgende gasprijzen hebben zij er in het laatste kwartaal van 2021 ( [eiser 2] ) respectievelijk eind van het eerste kwartaal van 2022 ( [eiser 1] ) voor gekozen om hun productie van planten te verminderen en daarna nagenoeg stil te leggen. Hierdoor is hun gasverbruik sterk verminderd. Dit heeft er onder andere toe geleid dat [eiser 1] in de maanden juli en augustus 2022 1 respectievelijk 2 m3 gas heeft afgenomen en in de maanden september tot en met november 2022 geen gas heeft afgenomen. [eiser 2] heeft van februari 2022 tot en met september en in november 2022 geen gas afgenomen.
2.8.
De ingenomen termijnposities hebben zij grotendeels verkocht in 2022. Als gevolg van deze verkopen heeft Vattenfall verschillende creditfacturen gestuurd. Deze creditfacturen zien op terugbetaling van het bedrag dat overblijft nadat het resultaat van de verkoop van de termijnposities in mindering gebracht is op het verschuldigde uit hoofde van gasverbruik. Vattenfall heeft een deel van deze creditfacturen uitbetaald aan [eisers]
2.9.
In januari 2023 heeft Vattenfall aan zowel [eiser 2] als [eiser 1] een e-mail gestuurd waarin zij heeft aangegeven dat het door haar uitgekeerde bedrag dat ziet op deze creditfacturen onterecht is. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – er is overeengekomen dat uitbetaling van het resultaat van de verkoop van de termijnposities alleen aan de orde is als over de betreffende periode daadwerkelijk gas is afgenomen. Nu gebleken is dat er in bepaalde maanden geen verbruik van gas heeft plaatsgevonden hebben [eiser 2] en [eiser 1] geen recht op uitbetaling van dat handelsresultaat en Vattenfall verzoekt de bedragen die daarop reeds door Vattenfall waren voldaan aan haar terug te betalen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben aan dit verzoek niet voldaan.
2.10.
Op 2 maart 2024 heeft Vattenfall aan [eiser 1] vier facturen gestuurd voor verbruik van gas in september, oktober, november en december 2023, met het verzoek die facturen, voor 18 maart 2024 te voldoen. Het te betalen saldo op grond van die facturen bedraagt € 162.566,27.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser 1] vordert - na eiswijziging - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Vattenfall veroordeelt tot betaling van € 183.861,95;
II Vattenfall veroordeelt tot betaling van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
III Vattenfall veroordeelt tot betaling van € 31.681,60 aan wettelijke handelsrente, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 189.643,96 vanaf 24 oktober 2023, althans vanaf de dag waarop deze dagvaarding is betekend tot aan de dag dat de gehele vordering is voldaan;
IV voor recht verklaart dat zij niet is gehouden tot terugbetaling van enig door Vattenfall aan haar betaald bedrag gebaseerd op een door Vattenfall verstrekte creditnota over een leveringsmaand waarin er sprake was van een nulverbruik;
V Vattenfall veroordeelt in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
VI Vattenfall veroordeelt in de nakosten van deze procedure te begroten op respectievelijk € 271,00 (zonder betekening) en € 361,00 (met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
3.2.
[eiser 2] vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Vattenfall veroordeelt tot betaling van € 368.758,56;
II Vattenfall veroordeelt tot betaling van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
III Vattenfall veroordeelt tot betaling van veroordeelt tot betaling van € 45.512,10 aan wettelijke handelsrente, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 368.758,56 vanaf 24 oktober 2023, althans vanaf de dag waarop deze dagvaarding is betekend tot aan de dag van volledige betaling;
IV voor recht verklaart dat hij niet is gehouden tot terugbetaling van enig door Vattenfall aan hem betaalde bedrag gebaseerd op een door Vattenfall verstrekte creditnota over een leveringsmaand waarin er sprake was van een nulverbruik;
V Vattenfall veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
VI Vattenfall veroordeelt in de nakosten van deze procedure te begroten op respectievelijk € 271,00 (zonder betekening) en € 361,00 (met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
3.3.
[eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat – samengevat
weergegeven - Vattenfall op grond van de overeenkomsten verplicht is tot het uitbetalen van
het resultaat van hun verkochte termijnposities, zoals ook in de creditfacturen van Vattenfall
is opgenomen. Zij vorderen nakoming van die verplichting. Nergens uit de overeenkomsten
blijkt dat daadwerkelijk gas moet worden afgenomen door [eisers] om aanspraak te
kunnen maken op uitbetaling van hun positieve handelsresultaat. De mogelijkheid om te
handelen in termijnposities is in de overeenkomsten voorzien en het systeem van Vattenfall
is hier ook op ingericht, immers hebben [eisers] creditfacturen ontvangen ten aanzien
van de maanden waarin ze geen gas hebben verbruikt en wel een positief resultaat hebben
gerealiseerd met de verkoop van hun termijnposities en deel daarvan is ook voldaan door
Vattenfall.
3.4.
Vattenfall voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat het gaat om een overeenkomst tot levering van gas die zo moet worden uitgelegd dat ingenomen posities alleen dienen om invloed uit te oefenen op de contractprijs van de daadwerkelijk geleverde energie. [eisers] zijn op grond van de overeenkomst dan ook verplicht om de gecontracteerde hoeveelheid gas af te nemen. Op het moment dat er geen sprake is van verbruik, hebben afnemers ook geen recht op het resultaat van de door hen ingenomen posities. Het voorgaande blijkt niet alleen uit de aard van de overeenkomsten maar ook de bewoordingen daarvan en de manier waarop de contractprijs wordt berekend. Vattenfall concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
Vattenfall vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I [eiser 1] veroordeelt tot betaling van € 162.566,27, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de factuurdatum van elke factuur, dan wel de datum van indiening van de akte eiswijziging tot aan de dag van volledige betaling;
II [eiser 1] veroordeelt in de kosten van het geding, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na de dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van [eiser 1] in reconventie in de nakosten.
3.7.
In genoemde eiswijziging heeft Vattenfall haar vordering in reconventie tegen [eiser 2] ingetrokken.
3.8.
Vattenfall stelt hiertoe dat de facturen van 2 maart 2024 (zie 2.10 hiervoor) weliswaar nog niet opeisbaar zijn maar dat uit de handelwijze en stellingname van [eiser 1] in deze procedure volgt dat hij de facturen niet zal gaan betalen. Ingevolge artikel 6:80 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn de facturen dus nu al verschuldigd, aldus Vattenfall.
3.9.
[eiser 1] voert verweer. Hij voert aan dat de betaaldatum van de facturen nog niet is verstreken dat hij altijd netjes op tijd zijn rekeningen van Vattenfall heeft voldaan. [eiser 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Vattenfall, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Vattenfall, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Vattenfall in de kosten van deze procedure.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of het resultaat van de verkochte termijnposities ook door Vattenfall aan [eiser 1] en [eiser 2] moet worden uitbetaald als ze in de betreffende periode geen gas hebben afgenomen.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de situatie waarin de gasprijzen zo hoog worden dat er geen gas wordt gebruikt uitzonderlijk is en niet is voorzien. De rechtbank constateert dat in de overeenkomst ook geen bepalingen zijn opgenomen waarin uitdrukkelijk is bepaald wat de gevolgen zijn van het niet afnemen van gas. De vraag is welke zin partijen in die gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen, en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
Vattenfall voert aan dat de overeenkomsten naar hun aard leveringscontracten zijn met een afnameverplichting van het gecontracteerde jaarvolume. De mogelijkheid om te handelen is slechts bedoeld om de prijs per kuub te bepalen. De contractprijs wordt berekend door de prijs per kuub te vermenigvuldigen met het verbruik. Als het verbruik nul is, dan is de contractprijs ook nul. Uit het voorgaande volgt dat in de situatie dat er geen gas is afgenomen ook geen recht op uitbetaling van het handelsresultaat bestaat, aldus Vattenfall.
4.4.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de overeenkomst de klant de gelegenheid geeft tot handelen voor rekening en risico van de klant. Op de door [eisers] ingenomen transacties loopt Vattenfall geen risico, Vattenfall verdient wel aan de op- of afslag die bij iedere transactie bij de klant in rekening wordt gebracht. Dat het handelsresultaat gebruikt wordt om de prijs per kuub gas te bepalen staat er niet aan in de weg dat [eisers] mochten verwachten dat het positieve handelsresultaat ook zou worden uitgekeerd als er geen gas wordt verbruikt, net zoals dat door Vattenfall wordt gedaan bij een symbolisch gebruik van 1 kuub gas. Als Vattenfall wordt gevolgd dan leidt dat tot de onredelijke uitkomst dat [eisers] het risico op de ingenomen termijnposities hebben gelopen en Vattenfall het daarmee gerealiseerde positieve resultaat behoudt, aldus [eisers]
4.5.
De rechtbank overweegt allereerst dat de aard van de overeenkomst, anders dan door Vattenfall is gesteld, tweeledig is. De overeenkomst heeft zowel elementen van energielevering als elementen van termijnhandel. Immers staat het [eisers] vrij om binnen het contractvolume gas in te kopen en te verkopen tegen een gespecificeerde prijs met een vastgestelde levering op een door hen voorafgaand gekozen moment in de toekomst. De mogelijkheid om via het platform termijnposities in te nemen is in de overeenkomst niet uitdrukkelijk gekoppeld aan de verplichting om gas af te nemen. Ook als de overeenkomst zo zou moeten worden uitgelegd dat [eisers] verplicht zijn om het daarin vermelde contractvolume jaarlijks af te nemen, wat [eisers] betwisten, dan kan daaruit ook niet worden afgeleid dat bij het niet voldoen aan die verplichting gerealiseerde handelswinsten niet aan hen zouden toevallen. Dit geldt eveneens voor de manier waarop de contractprijs wordt berekend. Nog los van het feit dat de voor Vattenfall gestelde berekeningswijze niet in de overeenkomst is opgenomen, kan uit het ontbreken van een betalingsverplichting van de klant aan Vattenfall niet worden afgeleid dat de klant geen recht zou hebben op de winst die hij met het innemen van termijnposities heeft gerealiseerd. Het voorgaande klemt te meer nu niet ter discussie staat dat een klant bij een symbolisch verbruik van 1 kuub gas zonder meer recht heeft op uitkering van het positieve resultaat op zijn termijnposities over diezelfde periode. Waarom [eisers] dan moesten verwachten dat zij dat recht zouden verliezen als ze niets verbruikten, kan niet uit de aard, het contractvolume of de berekening van de contractprijs worden afgeleid, ook niet als dat is samenhang wordt bezien.
4.6.
Daarbij komt dat de manier waarop de overeenkomsten volgens Vattenfall in deze situatie zouden moeten worden begrepen tot een onredelijk resultaat leidt. Ter zitting is door Vattenfall desgevraagd bevestigd dat het positieve handelsresultaat ten goede komt van haarzelf indien dit niet wordt uitgekeerd aan [eisers] Terecht hebben [eisers] aangevoerd dat dat niet redelijk is, aangezien Vattenfall al heeft verdiend aan de transacties bij het afsluiten daarvan en bovendien niet Vattenfall maar [eisers] het risico op deze transacties – waarop zij in de overeenkomsten uitdrukkelijk zijn gewezen – hebben gelopen.
4.7.
De conclusie uit het voorgaande is dat [eisers] in de omstandigheden van hoge gasprijzen en het staken van hun gasverbruik niet hoefden te verwachten dat de winst die zij met het verkopen van hun termijnposities hebben behaald niet aan hen zou worden uitgekeerd maar ten goede zou komen aan Vattenfall. Dit betekent dat Vattenfall gehouden is die handelswinst aan [eisers] te voldoen. De vorderingen van [eisers] tot betaling van het deel van de handelswinst die nog niet door Vattenfall is betaald, worden toegewezen. Over de hoogte van die bedragen van die vorderingen bestaat in deze procedure geen discussie. Gelet op het voorgaande ligt ook de gevorderde verklaring voor recht voor toewijzing gereed.
In reconventie
4.8.
Tussen partijen staat vast dat de facturen waarvan Vattenfall nakoming vordert op de dag van de mondelinge behandeling nog niet opeisbaar waren. Nog los van het feit dat Vattenfall niet heeft gesteld uit welke mededeling van [eiser 1] zij heeft moeten afleiden dat hij – kennelijk in weerwil van zijn betalingsgedrag tot heden – niet tot betaling van de facturen zou overgaan, kan op het door Vattenfall ingeroepen artikel 6:80 lid b BW hoe dan ook geen recht op nakoming worden gebaseerd. Nakoming kan niet eerder dan bij opeisbaarheid van de vordering worden gevorderd. De vordering in reconventie wordt afgewezen.
Kosten en rente
Buitengerechtelijke incassokosten en rente [eiser 1]
4.9.
[eiser 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 6.775,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 2.613,62 bij € 183.861,95 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 2.613,62 toe.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
183.861,95
- buitengerechtelijke incassokosten
2.613,62
+
totaal
186.475,57
4.11.
De ingangsdatum van de gevorderde wettelijke handelsrente is door Vattenfall betwist. Zij voert aan dat er geen betalingstermijn is overeengekomen omdat artikel 11.2 van de Algemene Voorwaarden alleen geldt voor facturen die vanuit Vattenfall naar de klant worden gestuurd en tot betaling door de klant leiden. Dit is niet te volgen nu de procedure is geënt op nakoming van verplichting van Vattenfall om de door haar aan [eiser 1] gestuurde creditfacturen te voldoen. Hoewel uit de wirwar van creditfacturen, opvolgende correcties, verrekeningen en correcties daarop vanuit Vattenfall niet meer is op te maken welke concrete factuur onderdeel is van de (onbetwiste) hoofdsom, sluit de rechtbank desalniettemin aan bij de renteberekening van [eiser 1] . De gevolgen van deze chaotische facturatie moeten voor risico van Vattenfall komen. De wettelijke handelsrente bedraagt volgens de overigens onbetwiste berekening van [eiser 1] tot 23 oktober 2023 € 31.681,60,- en wordt vanaf 24 oktober 2023 toegewezen over de hoofdsom van € 183.861,95. Anders dan [eiser 1] vordert is wettelijke rente over de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten niet verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente [eiser 2]
4.12.
[eiser 2] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 6.775,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 3.618,79 bij € 368.758,56 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 3.618,79 toe.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
368.758,56
- buitengerechtelijke incassokosten
3.618.79
+
totaal
372.377,35
4.14.
De ingangsdatum van de gevorderde wettelijke handelsrente is door Vattenfall betwist. Zij voert aan dat er geen betalingstermijn is overeengekomen omdat artikel 11.2 van de Algemene Voorwaarden alleen geldt voor facturen die vanuit Vattenfall naar de klant worden gestuurd en tot betaling door de klant leiden. De beoordeling van dit verweer is gelijk aan hetgeen hiervoor onder 4.11 is overwogen, met dien verstande dat in het geval van [eiser 2] de wettelijke handelsrente tot 23 oktober 2023 volgens de overigens onbetwiste berekening van [eiser 2] € 45.512,10,- bedraagt en vanaf 24 oktober 2023 wordt toegewezen over de hoofdsom van € 368.758,56.
Proceskosten [eisers]
4.15.
Vattenfall is in het ongelijk gesteld in conventie en in reconventie en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen van [eisers] De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
10.506,00
(3,00 punten × € 3.502)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
16.653,42
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Vattenfall om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 186.475,57, te vermeerderen met een bedrag van € 31.681,60 aan wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW tot en met 23 oktober 2023 plus de wettelijke handelsrente over
€ 183.861,95 vanaf 24 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Vattenfall om aan [eiser 2] te betalen een bedrag van € 372.377,35, te vermeerderen met een bedrag van € 45.512,10 aan wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW tot en met 23 oktober 2023 plus de wettelijke handelsrente over
€ 368.758,56 vanaf 24 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart voor recht dat [eisers] niet zijn gehouden tot terugbetaling van enig door Vattenfall aan hun betaald bedrag gebaseerd op een door Vattenfall verstrekte creditnota over een leveringsmaand waarin er sprake was van een nulverbruik,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
in conventie en reconventie
5.6.
veroordeelt Vattenfall in de proceskosten van € 16.653,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Vattenfall niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt Vattenfall tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.