7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, te weten het steken van zijn ouders met een mes. Zijn ouders hebben doodsangsten uitgestaan en zijn bloedend naar het balkon gevlucht. Beiden hebben letsel opgelopen en zijn naar het ziekenhuis gebracht. Uit hun aangiftes blijkt hoe ingrijpend de gebeurtenis voor hen is geweest. Verdachte heeft niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ouders, maar ook gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij zijn familieleden en andere betrokkenen.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportages. Verdachte is door E.J. de Lange, psychiater, gediagnosticeerd met autisme, depressie en PTSS door de herhaaldelijke fysieke mishandelingen door zijn vader in zijn jeugd. GZ-psycholoog M.L. de Groot stelt vast dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een recidiverende depressieve stoornis en dat er aanwijzingen zijn voor PTSS en een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling. Beide deskundigen hebben vastgesteld dat deze stoornissen de gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Zij hebben geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De deskundigen zien geen aanknopingspunten voor agressieproblemen in bredere zin. Mits verdachte niet opnieuw intrekt bij zijn ouders, is het recidiverisico laag. De deskundigen adviseren om verdachte binnen een beschermde woonvorm te plaatsen en om ambulante behandeling door een
flexible assertive community treatment team(hierna: FACT-team) als bijzondere voorwaarde op te leggen. Deze behandeling dient onder meer te zijn gericht op traumabehandeling, behandeling van zijn depressieve klachten, het verstevigen van zijn zelfbeeld en het leren omgaan met zijn beperkingen vanuit zijn autismestoornis. Nadere diagnostiek met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte wordt van belang geacht. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen op het punt van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt die tot de hare. De rechtbank neemt daarnaast de in het rapport geschetste vaststellingen omtrent de jeugd van verdachte, zijn persoonlijke (familie)omstandigheden en zijn geestelijke gezondheid in aanmerking.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 14 mei 2024. De conclusie van dat rapport luidt – kort weergegeven – dat het van belang is dat verdachte binnen een beschermde woonvorm wordt geplaatst en dat behandeling en nadere diagnostiek door een FACT-team wenselijk wordt geacht. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden onder andere een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met zijn ouders en het volgen van een opleiding.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en proceshouding. Verdachte is na het plegen van de ten laste gelegde feiten meteen naar de politie gerend om zichzelf aan te geven. Hij heeft op de zitting blijk gegeven van doorleefde spijt en heeft aangegeven een aanhoudend schuldgevoel te hebben.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens de ouders van verdachte voorgedragen slachtofferverklaringen. Beiden hebben benadrukt dat zij wensen dat verdachte de juiste behandeling krijgt voor zijn problemen. Zij hebben de rechtbank verzocht rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. De moeder van verdachte heeft daarnaast aangegeven dat zij vindt dat verdachte niet verder gestraft hoeft te worden en dat zij hoopt verdachte op enig moment weer in haar armen te kunnen sluiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en gekeken naar de straffen die in andere zaken voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor een poging tot doodslag in combinatie met een poging tot zware mishandeling wordt in beginsel een forse gevangenisstraf opgelegd. Dat verdachte de feiten jegens zijn ouders heeft gepleegd, is bovendien een strafverzwarende factor. Gelet op de hiervoor besproken feiten en omstandigheden, acht de rechtbank een forse gevangenisstraf in dit geval echter niet passend. De rechtbank is van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie, namelijk een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, beter aansluit bij de feiten en omstandigheden in deze zaak. Nu de rechtbank verdachte met ingang van 23 mei 2024 heeft geschorst en verdachte daardoor minder dagen in voorarrest heeft doorgebracht dan waarmee de officier van justitie rekening mee heeft gehouden in zijn strafeis, zal de rechtbank op dat punt afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 356 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Het doel van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is om verdachte de mogelijkheid te bieden behandeling te ondergaan en daarmee aan zijn toekomst te werken.
Aan het voorwaardelijke deel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van het contactverbod. De rechtbank ziet geen aanleiding om het contactverbod te handhaven, nu ter terechtzitting is gebleken dat het de uitdrukkelijke wens is van de ouders van verdachte dat het contactverbod komt te vervallen.