ECLI:NL:RBAMS:2024:320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10682670
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door bijtincident tussen honden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] naar aanleiding van een bijtincident dat plaatsvond op 2 mei 2022. [Eiser] stelt dat haar hond, [naam hond 1], is gebeten door de hond van [gedaagde], [naam hond 2], wat heeft geleid tot de dood van [naam hond 1] na een aantal dagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade op basis van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek, dat de bezitter van een dier aansprakelijk stelt voor schade die door dat dier wordt veroorzaakt, tenzij er sprake is van een uitzondering die hier niet van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat er geen eigen schuld van [eiser] is, ondanks de discussie over de omstandigheden van het bijtincident.

De schade die [eiser] heeft geleden, waaronder medische kosten en crematiekosten, is door de kantonrechter toegewezen, met uitzondering van de kosten voor de aanschaf van de hond, die naar beneden zijn bijgesteld omdat [naam hond 1] op het moment van overlijden vier jaar oud was. In totaal is een bedrag van € 7.276,53 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 juni 2022. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die zijn vastgesteld op € 1.166,48. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10682670 \ CV EXPL 23-12021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 19 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.M. Braat (DAS Rechtsbijstand),
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Aaryf.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak wordt behandeld door mr. S.P. Pompe, kantonrechter, en mr. K.E. Beerlage als griffier.
Aanwezig zijn:
- [eiser] voornoemd,
- mr. Braat voornoemd,
- [gedaagde] voornoemd,
- mr. Aaryf voornoemd.
De volgende stukken zijn op de zitting aan het procesdossier toegevoegd:
- de akte overlegging nadere producties van [eiser] , met producties.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden door het bijtincident op 2 mei 2022 waarbij haar hond [naam hond 1] is gebeten door [naam hond 2] , de hond van [gedaagde] .
1.2.
Op basis van de overgelegde bewijsstukken en de wederzijdse standpunten komt de kantonrechter tot de conclusie dat [naam hond 2] (een Amerikaanse Stafford, 30 kilo) [naam hond 1] (Pomeriaan, een kleine hond, niet groter dan een kat, maximaal 3,5 kilo volgens [gedaagde] zelf) heeft doodgebeten. De medische stukken laten geen ruimte voor twijfel aan de doodsoorzaak van [naam hond 1] .
1.3.
Artikel 6:179 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een bezitter van een dier (degene die het dier voor zichzelf houdt, meestal de eigenaar) aansprakelijk is voor de door het dier aangerichte schade, tenzij de aansprakelijkheid op grond van de eerste afdeling van de derde titel van boek 6 BW zou hebben ontbroken als hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad.
1.4.
Daarbij gaat het om een risicoaansprakelijkheid. De gedachte daarachter is dat in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat daarin is gelegen een gevaar schuilt.
1.5.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van de uitzondering op de hoofdregel - de tenzij-clausule aan het slot van artikel 6:179 BW -, te weten de denkbeeldige situatie dat, als [gedaagde] de gedraging van haar hond in haar macht zou hebben gehad, de aansprakelijkheid zou hebben ontbroken.
1.6.
De aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de door [naam hond 2] aangerichte schade op grond van artikel 6:179 BW staat dus vast.
1.7.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is er geen sprake van eigen schuld van [eiser] . Partijen hebben gediscussieerd over een aantal feitelijke omstandigheden, zoals de vraag of [naam hond 1] zou hebben losgelopen en waar precies op straat de aanval zou hebben plaatsgevonden. Deze discussie behoeft geen nadere beoordeling. Vast staat dat de aanval vanuit [naam hond 2] kwam (een grotere sterke hond ten opzichte van een klein hondje). Van enige (noodzakelijke) ‘verdediging’ was geen sprake. Ook al zou [naam hond 1] uit zichzelf, niet aangelijnd, te dichtbij zijn gekomen – wat [eiser] gemotiveerd betwist – dan nog vormt dit geen rechtvaardiging voor een aanval door [naam hond 2] . Waar op straat dit precies is gebeurd, is ook niet relevant.
1.8.
Dat betekent dat de schade die [eiser] heeft geleden moet worden vergoed door [gedaagde] .
1.9.
De schadeposten van [eiser] zijn voldoende gespecificeerd en onderbouwd. Het gaat om de volgende schadeposten:
Kostensoort
Kosten in €
Datum
Aanschaf hond
1.800,00
19-5-2018
Dierenambulance vervoer
50,00
2-5-2022
Parkeerkosten dierenarts
4,00
2-5-2022
Dierenarts eerste hulp
367,43
2-5-2022
Dierenziekenhuis IC opname (zorg, medicatie etc.)
300,00
2-5-2022
Dierenziekenhuis IC opname (zorg, medicatie etc.)
3.508,15
3-5-2022
Dierenziekenhuis IC opname (zorg, medicatie etc.)
842,25
4-5-2022
Dierenziekenhuis IC opname (zorg, medicatie etc.)
815,70
5-5-2022
Crematie
189,00
16-5-2022
7876,53
1.10.
De medische kosten zijn niet buitensporig of onnodig gemaakt. Ook de crematiekosten komen voor toewijzing in aanmerking. Het gaat om schade die [eiser] nu leidt. Er is wel aanleiding om de vergoeding van de kosten van de aankoop van [naam hond 1] , die op het moment van overlijden 4 jaar oud was, naar beneden bij te stellen. De kantonrechter sluit zich op dat punt aan bij de begroting van [gedaagde] en zal de schade begroten op € 1.200,00. Dat betekent dat in totaal een bedrag van € 7.276,53 toewijsbaar is.
1.11.
Er zijn ook buitengerechtelijke kosten gevorderd. Die worden afgewezen. Er is wel gesteld dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, maar uit de toelichting die daarop is gegeven en uit de overgelegde stukken blijkt dat de werkzaamheden die zijn verricht niet meer behelzen dan die waarvoor de proceskostenveroordeling al een vergoeding wordt geacht in te houden.
1.12.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 juni 2022. Bij brief van die datum heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade en verzocht deze binnen veertien dagen te betalen.
1.13.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij ook veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.166,48
1.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.276,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 juni 2022 tot de dag van volledige betaling,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.166,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de wettelijke/Btag kosten van betekening betalen,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
2.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.