ECLI:NL:RBAMS:2024:3186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
13-112711-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging in het kader van de Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2024 een beslissing genomen over een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) en betreft een overgeleverde persoon die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank kan toestemming verlenen voor uitbreiding van de vervolging, mits er een terugkeergarantie is dat de overgeleverde persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan in geval van veroordeling in Duitsland.

De rechtbank heeft de garantie van het openbaar ministerie in Bamberg beoordeeld en deze als voldoende beschouwd. Daarnaast is het van belang dat de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van de overgeleverde persoon om zijn bezwaren te uiten, vooral gezien het aantal strafbare feiten dat aan de orde is. De rechtbank heeft daarom de beslissing op het verzoek om aanvullende toestemming aangehouden en verzocht om nadere informatie van de Duitse autoriteiten over de hoorplicht en de specifieke feiten die aan de orde zijn geweest.

De rechtbank heeft de beslissing aangehouden tot uiterlijk 13 juni 2024, met de mogelijkheid om deze opnieuw aan een zitting te koppelen, gezien het tijdsverloop sinds het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-112711-24
Datum beslissing: 30 mei 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 4 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het
LandgerichtBamberg (Duitsland) op 8 januari 2024 en betreft:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn echter niet toereikend om – met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon – een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Terugkeergarantie
De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de overgeleverde persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank kan daarom toestemming verlenen voor uitbreiding van de vervolging, wanneer is gewaarborgd dat de overgeleverde persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het openbaar ministerie Bamberg heeft op 17 april 2024 de volgende garantie gegeven:
“Hierbij geef ik de terugkeergarantie op grond van artikel 5, lid 3 van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel (2002/584/JBZ) en artikel 6, lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet voor de verdachte [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedatum] , zodat hij bij een veroordeling in Duitsland tot een onvoorwaardelijke en onherroepelijke vrijheidsstraf (op grond van het Europese Kaderbesluit 2008/909/JBZ) zijn straf in Nederland kan uitzitten.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
Hoorrecht
Vereist is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [1]
De overgeleverde persoon is kort na zijn feitelijke overlevering in verband met verdenking van één strafbaar feit, op 20 april 2023, gehoord door een rechter-commissaris bij de kantonrechtbank Kratzer. Uit het proces-verbaal van dit verhoor blijkt dat de officier van justitie daar heeft benoemd dat het Openbaar Ministerie in Bamberg meer zaken, 91, onderzoekt dan die op dat moment aan de overgeleverde persoon ten laste waren gelegd. Aan de overgeleverde persoon is ‘de huidige lijst van 91 feiten’ overhandigd. Wanneer het Duitse Openbaar Ministerie de overgeleverde persoon voor meer strafbare feiten wil vervolgen dan waarvoor hij is overgeleverd, is een aanvullend verzoek aan Nederland nodig, aldus de officier van justitie, en zal de overgeleverde persoon daar nog over worden gehoord. De advocaat van de overgeleverde persoon heeft vervolgens verklaard dat zij een en ander zullen bespreken tijdens zijn eerstvolgende bezoek in Duitsland aan de overgeleverde.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie ten tijde van het verhoor op 20 april 2023, melding maakt van 91 mogelijke nieuwe strafbare feiten. Onderhavig aanvullend verzoek ziet echter op 20 strafbare feiten. Uit de stukken valt niet op te maken dat juist deze 20 feiten zijn genoemd op de door de officier van justitie overgelegde lijst met 91 feiten.
De rechtbank beschikt bovendien niet over informatie waaruit blijkt dat de overgeleverde persoon
nahet voornoemde verhoor op 20 april 2023 nog nader is gehoord over het aanvullende verzoek. Met de huidige informatie kan dan ook niet zonder meer worden vastgesteld dat de overgeleverde persoon voldoende in de gelegenheid is gesteld om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken.
De rechtbank verzoekt de Duitse autoriteiten dan ook kenbaar te maken
(I) of er een nader contactmoment is geweest waarbij de overgeleverde persoon voldoende de gelegenheid is geboden om eventuele opmerkingen en bezwaren naar voren te brengen met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming en
(II) of daarbij de 20 specifiek genoemde aanvullende feiten aan de orde zijn geweest.

2.Beslissing

De rechtbank:
houdt de beslissing op het verzoek om aanvullende toestemming aan;
met dien verstande dat deze, gezien het tijdsverloop tussen het indienen van het verzoek en de vordering van de officier van justitie,
uiterlijk 13 juni 2024weer aan een zitting wordt gekoppeld.
Deze beslissing is genomen op 30 mei 2024 door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.