beschikking
zaaknummer / rekestnummer: C/13/746607 / FA RK 24-1082
Beschikking van 30 mei 2024 betreffende verzoek inzake de omgangsregeling op de voet van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.M. Wigman,
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 14 februari 2024;
- een F9-formulier van de man, ingekomen op 12 april 2024;
- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 22 april 2024;
- een F9-formulier van de man van 22 april 2024.
1.2. De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 april 2024.
Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de vrouw;
- mevrouw [naam] , namens de Raad.
1.3. De vrouw heeft op 22 april 2024 een verweerschrift, met producties ingediend. Namens de man is bezwaar gemaakt tegen dit processtuk, omdat het op het allerlaatste moment is ingediend en een zeer lijvig verweerschrift betreft. Het verweerschrift bevat 29 pagina’s met 399 pagina’s aan producties. De man maakt uitdrukkelijk bezwaar tegen de producties en stelt dat dit in strijd is met een goede procesorde. De rechtbank zal de producties niet toelaten met uitzondering van de producties die een uitspraak in zaken tussen partijen betreffen, omdat de rechtbank ervan uit gaat dat deze bij partijen bekend zijn.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn gehuwd geweest. Hun huwelijk is op 15 oktober 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 7 maart 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Uit het huwelijk is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012.
2.3. De vrouw is belast met de uitoefening van het gezag. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.4. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2018 is de man veroordeeld tot een taakstaf voor de duur van 120 uur, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar voor stalking/belaging van de vrouw in de periode 10 juli 2017 tot en met 28 december 2017. Daarbij is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de man gedurende twee jaar geen contact mag opnemen met de vrouw en zich niet mag bevinden in de straat waar zij woont.
2.5. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Bij arrest van het hof Amsterdam van 9 april 2019 is voormeld vonnis vernietigd en is de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaar voor belaging van de vrouw.
2.6. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van JBRA, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd, laatstelijk tot 2 februari 2021.
2.7. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2019 is bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft alsmede dat JBRA de vorm en frequentie van het contact tussen [minderjarige] en de man dient te bepalen.
2.8. Bij kortgeding vonnis van 7 februari 2019 is de man een gebieds- en contactverbod met de vrouw opgelegd voor de duur van een jaar.
2.9. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis. Bij arrest van het hof Amsterdam van 9 juli 2019 is bepaald dat het gebieds- en contactverbod geldt tot 1 november 2019 met daaraan gekoppeld een dwangsom.
2.10. Vanaf medio 2019 hebben de ouders een traject bij Arkin doorlopen uitgemond in een advies van 12 december 2019, waarbij voor de ouders werkafspraken zijn opgesteld en is geadviseerd als er escalaties blijven ontstaan om het traject Kinderen uit de Knel te volgen. Verder wordt geadviseerd tot zakelijk ouderschap met minimaal contact tussen de beide ouders.
2.11. Sinds april 2021 heeft de man, na een incident tussen de man en de vrouw in aanwezigheid van [minderjarige] , geen contact meer met [minderjarige] .
2.12. Bij gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast van 2 en 22 mei 2021 is de man opnieuw een gebieds- en contact verbod opgelegd voor de duur van respectievelijk 14 en 83 dagen en is bepaald dat hij zich moet laten begeleiden door de reclassering/hulpverlening.
2.13. Bij bevel van 11 juni 2021 is de bewaring (na een eerdere aanhouding van de man) van de man bevolen, onder gelijktijdige schorsing van dat bevel, met daaraan verbonden meerdere voorwaarden, waaronder een gebieds- en contactverbod jegens de vrouw en dat de man zich moet aanmelden bij de Waag of een soortgelijke hulpverlener voor behandeling.
2.14. De man heeft zich ter naleving van de schorsingsvoorwaarden in juni 2021 aangemeld bij de reclassering en in juli 2021 bij de Waag. In een schrijven van 1 december 2023 van de regiebehandelaar van de Waag is opgenomen dat de behandeling is afgesloten omdat de behandeldoelen voldoende zijn behaald en is verder onder meer opgenomen:
“Voor zover de Waag kan beoordelen, is cliënt in het reine gekomen met het feit dat hij en
de moeder van [minderjarige] niet meer samen zullen zijn. Hij heeft een nieuwe relatie, waarin hij
zich gelukkig voelt. Wel heeft cliënt nog altijd veel verdriet en frustratie over het gemis
van zijn dochter. Daarnaast is hij ook nog altijd gefrustreerd over dat de moeder van [minderjarige]
nog in het bezit zou zijn van belangrijke spullen en geld dat aan cliënt zou toebehoren.
Cliënt heeft meer adequate coping vaardigheden geleerd om met deze situatie en de
daarmee gepaard gaande gevoelens om te gaan, en tracht op de legale weg hierin voor
zichzelf op te komen.”
en
‘Met behulp van de risicotaxatie-instrumenten FARE (algemeen recidiverisico in de
ambulante setting) en SRP (specifiek voor stalking) kan gesteld worden dat, op het vlak
van de dynamische (veranderbare) risicofactoren, het recidiverisico is verminderd ten
opzichte van de start van de behandeling. Opgemerkt dient te worden dat er een aantal
statische (niet veranderbare) risicofactoren aanwezig zijn (zoals een justitiële
voorgeschiedenis), die maken dat er altijd sprake blijft van enige mate van recidiverisico.’
In een mail van 20 december 2023 van de regiebehandelaar gericht aan de man, is onder meer opgenomen:
“In de gehele therapie is geen aandacht geweest voor jouw vaderschap en jouw rol als vader van [minderjarige] . Ook hebben wij jou nimmer in contact gezien met [minderjarige] . De Waag kan daarom geen uitspraken doen over jouw gedrag ten opzichte van [minderjarige] .
Betreffende de moeder van [minderjarige] hebben we veel aandacht gehad voor de gevoelens van woede en frustratie die je had en nog hebt. Je hebt adequate manieren van coping geleerd en laat je tegenhouden door de negatieve consequenties van agressief gedrag. Op momenten van tegenslag (bij het uitspreken van de beschikking, bij het terugtrekken van het raadsonderzoek) vlamden gevoelens van woede op en dan waren er wel zorgen over of je je blijvend kon beheersen. Op het moment van afsluiten zijn die zorgen veel minder. Wel lijkt het ontbreken van enige toekomstperspectief betreffende de omgang met [minderjarige] een zorg voor de lange termijn.’
2.15. Veilig Thuis heeft medio juni 2021 opdracht aan JBRA gegeven om de veiligheids- omstandigheden in kaart te brengen en te onderzoeken wat er nodig is om de veiligheid te waarborgen en voorts advies uit te brengen over eventuele hulpverlening en wat nodig is om het contact tussen [minderjarige] en de man te herstellen en de omgang voort te zetten.
2.16. Op 29 september 2021 is er begeleide omgang geweest tussen de man en [minderjarige] .
2.17. Naar aanleiding van de begeleide omgang en na overleg met Arkin heeft JBRA op 18 oktober 2021 de ouders geadviseerd om de omgang tussen de man en [minderjarige] direct na de herfstvakantie volgens de oude omgangsafspraken te herstarten. Te weten in de oneven weken van woensdagmiddag uit school tot donderdagmiddag naar school, en in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school.
2.18. Bij beslissing van de rechter-commissaris van 22 november 2021 is het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis gewijzigd in die zin dat het contact- en gebiedsverbod in stand blijven maar het gebiedsverbod wordt aangepast met het oog op het beroep van de man als taxichauffeur.
2.19. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2022 is de vrouw belast met het eenhoofdig gezag, is het recht op omgang van de man met [minderjarige] ontzegd voor de duur van een jaar en is de wettelijke informatieplicht van de vrouw buiten toepassing verklaart.
2.20. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2023 is voornoemde beschikking bekrachtigd met uitzondering van de informatieplicht.
2.21. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van Amsterdam van 2 augustus 2022. Bij arrest van het hof van Amsterdam van 26 mei 2023 is voornoemd vonnis vernietigd en is de man veroordeeld voor in strijd handelen met een gedragsaanwijzing, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of bedreiging met zware mishandeling tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar onder bijzondere voorwaarden met onder meer een contactverbod met de vrouw en een gebiedsverbod.
2.22. Op 6 maart 2024 is de man aangehouden door de politie. Op 8 maart 2024 is de voorlopige hechtenis van de man geschorst onder voorwaarden.
3. Het verzoek en het verweer
3.1. De man verzoekt de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad,