ECLI:NL:RBAMS:2024:3149

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23/5196
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing monumentenstatus schoolcomplex in Amsterdam

In deze zaak heeft eiseres, een Amsterdamse partij, beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om een schoolcomplex niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. De rechtbank heeft op 21 mei 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het college een kenbare afweging heeft gemaakt tussen de belangen van gebiedsontwikkeling en de monumentale waarden van het pand. Eiseres had verzocht om de school aan te wijzen als monument, maar het college heeft besloten om de aanvraag af te wijzen om ruimte te bieden voor woningbouw en gebiedsontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, ondanks de monumentale waarde van het schoolcomplex. Eiseres heeft aangevoerd dat de afwijzing onduidelijk is en onvoldoende gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat het college de belangen op een evenwichtige manier heeft afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de monumentenstatus blijft staan. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5196

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: P. Meijer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Bouzahra).

Inleiding

Op 20 oktober 2020 heeft eiseres verweerder (het college) verzocht de voormalige [de school] (de school) aan de [adres] in Amsterdam aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Ter beoordeling van deze aanvraag heeft Monumenten en Archeologie (MenA) een verkenning uitgevoerd met als doel het inventariseren van de aanwezige monumentwaarden van de school. De bijbehorende dienstwoning is in de verkenning buiten beschouwing gelaten, omdat het een orde 1-status heeft. MenA heeft uiteengezet wat de stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische waarden van de school zijn en waarom de school zeldzaam van aard is. Eiseres heeft in een zienswijze aangegeven geen opmerkingen te hebben over de inhoud van de verkenning. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het buiten beschouwing laten van de dienstwoning.
Het college heeft verder de subcommissie Aanwijzing Monumenten van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) om advies gevraagd. Op 21 november 2022 heeft deze subcommissie het college geadviseerd de school, inclusief de dienstwoning, (hierna: het schoolcomplex) als monument aan te wijzen.
Op 20 december 2022 heeft het college besloten de aanvraag af te wijzen om ruimte te bieden aan het realiseren van woningbouw en grootstedelijke gebiedsontwikkeling. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
5. Op 19 april 2023 heeft het college een aanvullende motivering overgelegd. Met een besluit van 5 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het college de afwijzing gehandhaafd. Aan dit besluit heeft het college een advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag gelegd. Hoewel het college heeft onderkend dat het schoolcomplex monumentale waarde heeft, heeft hij desondanks besloten het schoolcomplex niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. Volgens het college heeft eiseres in haar aanvraag uitsluitend gevraagd om de school aan te wijzen als monument. De school maakt deel uit van de gebiedsontwikkeling. Het plan voor deze gebiedsontwikkeling voorziet in behoud en transformatie van de school en een gedeeltelijke overbouwing daarvan met nieuwbouw. Het uitgangspunt is om de school te transformeren en geschikt te maken voor creatieve bedrijvigheid en broedplaatsen, aangevuld met horeca. Het gebied krijgt verder voorzieningen die ook op de grotere schaal van de wijk van waarde zijn. Om dit op een handelbare manier mogelijk te maken heeft het college besloten om de school niet aan te wijzen. Het college heeft de herontwikkeling van het gebied daarom zwaarder laten wegen dan de aanwijzing van het schoolcomplex als monument. Het college heeft toegezegd de school te zullen behandelen als monument en heeft aangegeven dat mogelijk in de toekomst aanleiding is om de erfgoedwaarden alsnog juridisch te bestendigen.
6. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op
24 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [de persoon 3] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [de persoon 1] , beleidsadviseur, en [de persoon 2] , projectmanager voor de gebiedsontwikkeling.

Beoordeling door de rechtbank

De omvang van het geding
7. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vast te stellen dat de afwijzing van de monumentenstatus zowel op de school als de dienstwoning ziet. Volgens haar is dit onduidelijk. Op de zitting heeft verweerder onderkend dat de school en de dienstwoning als een geheel moeten worden bezien. De afwijzing van de monumentenstatus ziet dus op het schoolcomplex als geheel. Tussen partijen is niet in geschil dat het schoolcomplex van monumentale waarde is.
8. Partijen verschillen van mening over de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het schoolcomplex niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. Bij het beantwoorden van de vraag of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument moet worden aangewezen, heeft het college beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De rechtbank beoordeelt daarom niet of de belangenafweging van het college juist is. De rechtbank beoordeelt slechts of het college in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
De status van de afwijzing
9. Eiseres betoogt allereerst dat het besluit van het college het schoolcomplex niet aan te wijzen, maar wel te behandelen als gemeentelijk monument, onzekerheid met zich brengt. Een dergelijke besluitvorming is onwenselijk en onbegrijpelijk, aldus eiseres.
10. De rechtbank overweegt dat het college een aanvraag na een inhoudelijke beoordeling kan toe- of afwijzen. In dit geval heeft het college de aanvraag afgewezen. De rechtbank beoordeelt daarom of het college dit in redelijkheid heeft kunnen beslissen. Dat het college heeft besloten om het schoolcomplex desondanks als monument te behandelen, is een beslissing die het college in principe mag nemen.
De motivering van het bestreden besluit
11. Eiseres voert daarnaast aan dat het college het bestreden besluit onvoldoende en onbegrijpelijk heeft gemotiveerd. Uit het bestreden besluit blijkt immers niet hoe het college de betrokken belangen heeft afgewogen. Het bestreden besluit vermeldt alleen dat het college het schoolcomplex niet aanwijst als gemeentelijk monument om zo ruimte te bieden aan het realiseren van woningbouw en gebiedsontwikkeling. Niet duidelijk is hoe dit streven een monumentenstatus voor het pand in de weg staat. Het college heeft daarnaast niet gemotiveerd hoe de wens om het bestaande complex te transformeren ten behoeve van creatieve bedrijvigheid en broedplaatsen en horeca een monumentenstatus in de weg zit. De aanwijzing als monument biedt waarborgen dat dit op een voor de architectuur respectvolle wijze gebeurt. Het college heeft daarnaast niet gemotiveerd waarom hij afwijkt van het positieve advies van het CRK. Het advies van een onafhankelijke adviseur weegt zwaar. Het college kan hier alleen van afwijken als andere belangen nog zwaarder wegen. De toelichting dat het college het schoolcomplex zal behandelen als een monument en in de toekomst mogelijk een nieuwe bestuurlijke afweging zal maken, is geen motivering om het schoolcomplex niet aan te wijzen als monument. Daarnaast is het volgens eiseres onbegrijpelijk waarom het college het schoolcomplex wel wil behandelen als monument, maar het niet formeel wil aanwijzen als gemeentelijk monument, terwijl het college aangeeft dat het voorstelbaar is dat in de toekomst mogelijk aanleiding is om het complex alsnog als monument aan te wijzen.
11. Het college heeft toegelicht dat met de gebiedsontwikkeling moet worden voldaan aan de woningbouwambities van de gemeente Amsterdam. Het gebied krijgt voorzieningen die op de grotere schaal van de wijk van waarde zijn. De aanwijzing van het schoolcomplex als monument moet wijken voor dit maatschappelijke belang. Het college heeft op de zitting toegelicht dat als het college het schoolcomplex aan zou wijzen als gemeentelijk monument, hij voor iedere ontwikkeling aan het schoolcomplex een omgevingsvergunning moet aanvragen. Dit leidt tot vertraging en hogere kosten en mogelijk zelfs tot onmogelijkheid van de gebiedsontwikkeling zoals de gemeente Amsterdam die voor ogen heeft, namelijk het realiseren van (onder meer) broedplaatsen met een lage huurprijs. Daarnaast gaan bij aanwijzing extra regels gelden waaraan het college moet voldoen. Ook dit bemoeilijkt de gebiedsontwikkeling, of maakt het zelfs onmogelijk.
11. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het college een voor eiseres kenbare afweging heeft gemaakt tussen de belangen van gebiedsontwikkeling enerzijds en de belangen van de monumentale waarden van het schoolcomplex anderzijds. Daarmee heeft het college ook een evenredige belangenafweging gemaakt van deze belangen. Het college heeft immers met beide belangen rekening gehouden. Dat het college het algemeen maatschappelijk belang zwaarder heeft laten wegen past binnen de beleidsruimte die het college daartoe heeft. Daar komt nog bij dat het college, ondanks de afwijzing van de aanvraag, evengoed rekening heeft gehouden met de belangen van de monumentale waarden van het schoolcomplex. Het college heeft namelijk de kanttekening gemaakt dat rekening zal worden gehouden met de monumentale waarden ervan. Bij de planontwikkeling blijft het schoolcomplex behouden en zal de monumentale status zoveel mogelijk in acht worden genomen. De deskundigen van MenA zullen betrokken blijven bij keuzes om te komen tot een evenwicht tussen het behoud van de erfgoedwaarden en de kansen voor verdichting en woningbouw.
14. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in redelijkheid heeft kunnen beslissen het schoolcomplex niet als gemeentelijk monument aan te wijzen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het schoolcomplex wordt (nog) niet aangewezen als gemeentelijk monument. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.