ECLI:NL:RBAMS:2024:3148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23/1461
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de weigering van een omgevingsvergunning voor autowasboxen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Mullemeister Groep B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer. De eiseres, Mullemeister Groep B.V., had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisatie van autowasboxen op haar perceel in Aalsmeer, waar momenteel een benzinestation met bijbehorende faciliteiten is gevestigd. De aanvraag werd echter afgewezen door het college, dat oordeelde dat de autowasboxen niet onder de toegestane bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan vielen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de autowasboxen in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat deze niet onder de specifiek genoemde activiteiten vallen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen omgevingsvergunning te verlenen, omdat de autowasboxen niet voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen omgevingsvergunning krijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2024 in de zaak tussen

Mullemeister Groep B.V., uit Leiden, eiseres

(gemachtigde: M. Boers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, het college

(gemachtigde: mr. R. Meyer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [belanghebbende] uit Aalsmeer (belanghebbende)
(gemachtigde: mr. S.J.A. Rollé).

Inleiding

1. Eiseres is eigenaar van het perceel [adres 1] [huisnummer 1] in Aalsmeer (het perceel). Eiseres exploiteert daar een benzinestation met bijbehorende shop, werkplaats, kantoorruimte en een wasstraat. Op 21 juli 2022 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisatie en ingebruikname van een vijftal (auto)wasboxen op het perceel die in de plaats moeten komen van de shop, werkplaats en de kantoorruimte. Eiseres heeft de omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ [1] en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ [2] .
2. Op 26 juli 2022 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. In tegenstelling tot de bezwaarschriftencommissie is het college van oordeel dat het bouwplan in strijd is met artikel 3.1.2, onder a, van het bestemmingsplan ‘Hornmeer’ (hierna: het bestemmingsplan). Gelet op de letterlijke lezing van dit artikel zijn alleen een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder LPG), een wasstraat en een ondergeschikt autoreparatiebedrijf toegestaan. Dit volgt volgens het college uit het woord ‘zijnde’, omdat het gebruik met deze formulering is beperkt tot de specifiek genoemde activiteiten. Omdat een autowasbox niet valt onder de categorie wasstraat, is het aangevraagde plan in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft besloten niet mee te werken aan het afwijken van het bestemmingsplan, omdat de gevraagde activiteit volgens het college in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
3. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op
24 april 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt allereerst of het college terecht heeft geconcludeerd dat de autowasboxen in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Als dit het geval is, zal de rechtbank daarna beoordelen of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren de omgevingsvergunning te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres.
5. De rechtbank stelt hierbij voorop dat per 1 januari 2024 de Wabo is ingetrokken en de Omgevingswet in werking is getreden. Omdat eiseres vóór die datum de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Strijd met het bestemmingsplan?
6. Partijen verschillen van mening over de vraag of de autowasboxen onder planregel 3.1.2 vallen.
7. Planregel 3.1.2 luidt als volgt:
‘Onder de hiervoor genoemde bestemming [3] is toegestaan:
a. de bedrijfsuitoefening overeenkomstig de categorieën 1 en 2 van soorten bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijnde een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder LPG), een wasstraat en een ondergeschikt autoreparatiebedrijf;
b. bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de bedrijfsuitoefening.’
8. Eiseres betoogt allereerst dat de autowasboxen onder planregel 3.1.2, aanhef en onder a, vallen. Autowasboxen zijn nergens specifiek opgenomen of uitgesloten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: de SvB) of bestemmingsplannen. De SvB is normaliter ontleend aan de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. In deze publicatie is geen onderverdeling op het niveau van autowasboxen opgenomen. Het ontbreken van dergelijke termen kan daarom niet tot de conclusie leiden dat autowasboxen niet zouden zijn toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Op de zitting heeft eiseres nog toegelicht dat op grond van de planregel naast de daar specifiek genoemde activiteiten ook bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die onder categorie 1 en 2 vallen van de SvB. In de SvB is een autowasserij opgenomen. Onderdeel van een autowasserij is een autowasbox en dus is een autowasbox toegestaan.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De eerste volzin van planregel 3.1.2 verwijst naar categorie 1 en 2 van soorten bedrijfsactiviteiten zoals opgesomd in lijst 1 van Bijlage 1 van de SvB. Deze lijst bevat activiteiten die zijn gelabeld met onder meer richtafstanden en categorieën. De activiteiten uit deze lijst die onder categorie 1 en 2 vallen (zoals de vervaardiging van wijn, cider en dergelijke, maar ook een autowasserij) zijn volgens de eerste volzin van planregel 3.1.2 in principe op het perceel toegestaan.
10. De tweede volzin van deze planregel begint vervolgens met het woord ‘zijnde’ en somt daarna drie opties op. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de planregel de toegestane bedrijfsactiviteiten hiermee terug naar de drie opgesomde activiteiten. Dit betekent dat niet alle bedrijfsactiviteiten die onder categorie 1 en/of 2 vallen op het perceel zijn toegestaan, maar alleen de bedrijfsactiviteiten die de planregel zelf opsomt. De planregelgever had kunnen volstaan met alleen het verwijzen naar die drie activiteiten maar het college heeft hierover toegelicht dat de verwijzing naar de SvB dient om te bewerkstelligen dat de drie toegestane activiteiten moeten voldoen aan de milieueisen die de SvB daaraan stelt. Een wasstraat moet voldoen aan de eisen die in de SvB zijn opgenomen voor autowasserij. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
11. Dit betekent dat autowasboxen op grond van planregel 3.1.2, aanhef en onder a alleen zijn toegestaan als deze onder (een van) de drie opgesomde activiteiten vallen. Tussen partijen is niet in geschil dat autowasboxen niet onder een verkooppunt voor motorbrandstoffen, of een ondergeschikt autoreparatiebedrijf vallen. Op de zitting is eveneens gebleken dat partijen het met elkaar eens zijn dat autowasboxen en wasstraat niet op één lijn kunnen worden gesteld.
12. Dit betekent dat autowasboxen niet onder een van de drie bedrijfsactiviteiten vallen zoals opgesomd in planregel 3.1.2, onder a. Het betoog slaagt niet.
13. Eiseres betoogt vervolgens dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat autowasboxen niet onder artikel 3.1.2, aanhef en onder b, van de bestemmingsplanregels vallen.
14. Ook dit betoog slaagt niet. Nu autowasboxen in strijd zijn met planregel 3.1.2, aanhef en onder a, staan deze niet ten behoeve van de bedrijfsuitoefening. Het college heeft daarom geen standpunt hoeven innemen over de vraag of de autowasboxen strijdig zijn met deze planregel.
15. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het college terecht heeft geconcludeerd dat de autowasboxen in strijd zijn met het bestemmingsplan.
De omgevingsvergunning
16. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [4]
17. Eiseres voert aan dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Autowasboxen spelen feitelijk geen rol van betekenis in ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG [5] . De autowasboxen spelen daarom geen noemenswaardige rol qua impact op de omgeving. De VNG stelt een afstand van 30 meter en daaraan voldoet eiseres ruimschoots. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de autowasboxen om economische redenen wil realiseren. Het bedrijf in haar huidige vorm heeft vanwege verduurzaming geen toekomst. Er is momenteel een behoefte aan wasgelegenheid voor particulieren.
18. Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht dat de afstand tussen de wasstraten en de bestaande woonbebouwing minder dan 45 meter is. Daarnaast hebben autowasboxen een andere ruimtelijke uitstraling dan een wasstraat. Zo hebben autowasboxen een open constructie, in tegenstelling tot een wasstraat. De autowasboxen trekken verder meer verkeersbewegingen aan dan een wasstraat. Tot slot is het bestemmingsplan conserverend van aard en laat het in principe verder geen verruiming van de gebruiksmogelijkheden toe. De beslissing schaadt eiseres niet onevenredig in de door haar aangevoerde commerciële belangen. De huidige bedrijfsuitoefening van het benzineservicestation wordt niet beperkt, aldus het college.
18. De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De afweging die het college heeft gemaakt tussen de ruimtelijke belangen enerzijds en de belangen van eiseres anderzijds leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een onevenredig resultaat voor eiseres. Eiseres kan bijvoorbeeld de huidige exploitatie voortzetten of op zoek gaan naar een alternatief binnen de bestaande bestemming.
Gelijkheidsbeginsel
20. Tot slot beroept eiseres zich op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres verwijst allereerst naar het perceel [adres 2] [huisnummer 2] te Aalsmeer. Op dit perceel zijn autowasboxen toegestaan en in gebruik, terwijl in het daar geldende bestemmingsplan ook niets expliciet is opgenomen over het toestaan van een wasstraat of autowasboxen. Kennelijk is de term ‘autowasbedrijf’ in de SvB hier voldoende. Eiseres verwijst verder naar het perceel [adres 3] [huisnummer 3] te Aalsmeer, waar hetzelfde bestemmingsplan geldt als voor haar bouwplan en stofzuigers in gebruik heeft. Hier ziet het college kennelijk geen ruimtelijke belemmeringen, terwijl stofzuigergebruik niet in de SvB is opgenomen.
20. Dit betoogt slaagt niet. Op het perceel [adres 2] [huisnummer 2] geldt immers een ander bestemmingsplan, waardoor geen sprake is van gelijke gevallen. Hoewel op het perceel [adres 3] [huisnummer 3] hetzelfde bestemmingsplan van toepassing is, rust op dit perceel een andere bestemming. Daarnaast is de planregel die bij die bestemming hoort ruimer geformuleerd. Ook hier is dus geen sprake van gelijke gevallen.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt dus geen omgevingsvergunning. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.Artikel 3.1.1 van de planregels bepaalt dat de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen (niet zijnde LPG) met wasstraat, met ondergeschikte detailhandel en een ondergeschikt autoreparatiebedrijf.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1271.
5.Vereniging van Nederlandse Gemeenten.