Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
(mr. G. Dankers) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. M.J.R. Roethof) naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
25 oktober 2020;
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.
Inleiding: welke feiten kunnen als vaststaand worden beschouwd, wat zijn de geschilpunten en hoe is dit vonnis opgebouwd?
collaborative storytelling: zijn de verklaringen van de aangeefsters beïnvloed doordat zij onderling van elkaars aangiftes op de hoogte waren? Of zijn de verklaringen beïnvloed door degenen met wie de aangeefsters over hun ervaring gepraat hebben, waaronder de zedenpolitie?
collaborative storytelling. Vervolgens zal zij op dit punt haar oordeel geven.
collaborative storytellingzal de rechtbank onder 5 per feit, na een weergave van de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, ingaan op de volgende vragen:
Is de verklaring van aangeefster betrouwbaar?
Is voldaan aan het bewijsminimum zoals dat geldt in zedenzaken?
Is sprake van dwang?
4.Is in de onderhavige zaak sprake van collaborative storytelling?
collaborative storytelling, hetgeen maakt dat zeer voorzichtig met de verklaringen van aangeefsters moet worden omgegaan. De
collaborative storytellingin de onderhavige zaak kan het gevolg zijn van de drie hierna te noemen oorzaken.
collaborative storytelling. De verklaringen van de aangeefsters zijn door uitlatingen van de zedenrechercheurs mogelijk beïnvloed. De omstandigheid dat niet alle contacten tussen de zedenpolitie en de aangeefsters bewaard zijn gebleven is daarbij een manco.
feitelijkegang van zaken tijdens hun ontmoetingen met verdachte en de inhoudelijke details van wat er zou zijn gebeurd door deze contacten is beïnvloed.
human interest. Uit niets blijkt dat er informatie is gegeven over de inhoud van de andere aangiftes.
collaborative storytelling.
De bewijsvraag: heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd?
de auditu-verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die de
de auditu-getuige persoonlijk heeft gedaan voldoende steunbewijs opleveren. Ook kunnen eigen waarnemingen van getuigen, die weliswaar niet het kernverwijt, bijvoorbeeld de verweten seksuele handelingen, bevestigen, binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden een rol van betekenis te kunnen spelen, als steunbewijs gelden naast de verklaring van het slachtoffer. Het is niet vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen. Een waargenomen emotie of een bepaalde gemoedstoestand die mogelijk past bij de gebeurtenis kan voldoende steunbewijs opleveren.
onvrijwilligheiden van
onvermijdbaarheid. De verdachte moet hebben geweten van de onvrijwilligheid aan de kant van het slachtoffer én moet opzettelijk een situatie in het leven geroepen hebben waaraan het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken. Het is hierbij ook voldoende als de verdachte de aanmerkelijke kans op de onvrijwilligheid en de onvermijdbaarheid willens en wetens heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet). Uit dit alles volgt dat een enkel ‘nee’ van een slachtoffer – onder de nu geldende wetgeving – doorgaans niet voldoende is om te kunnen spreken van dwang.
artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Er is anderzijds ook een aantal inconsistenties in de verklaring van aangeefster die maken dat haar verklaring van het bewijs uitgesloten dient te worden.
de auditu-getuigen.
[getuige 7] en [getuige 8] . Aangeefster heeft haar buurman, getuige [getuige 6] , de dag na het tenlastegelegde verteld wat haar was overkomen. [getuige 6] heeft verklaard dat aangeefster daarbij ‘in shock’ was en dat ze ‘maar bleef huilen’. Aan getuigen [getuige 7] en [getuige 8] (beide vriendinnen van aangeefster) heeft aangeefster eveneens heel kort na het tenlastegelegde verteld wat er was gebeurd. [getuige 7] beschrijft dat aangeefster tijdens het doen van haar verhaal ‘verdrietig en bang, heel bang’ was en dat ze ‘alles eruit gespuid heeft’. [getuige 8] beschrijft met name de ‘angst, paniek en onmacht’ van aangeefster. Gelet op dit steunbewijs is voldaan aan het bewijsminimum. De rechtbank gaat bij de beoordeling daarom uit van de feitelijke gang van zaken zoals deze is geschetst door aangeefster.
[slachtoffer 4] volgens de officier van justitie worden onderworpen aan een extra kritische toets. Ook deze extra kritische toets maakt echter niet dat de verklaring van aangeefster als onbetrouwbaar bestempeld kan worden. Aangeefster heeft tegen zowel getuigen [getuige 9] en [getuige 1] als tijdens haar aangifte en bij de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd verklaard over wat haar is overkomen.
de auditu-getuigen.
de auditu-getuige. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen ander bewijs dat kan dienen ter ondersteuning van de verklaring van aangeefster.
10 september 2020 heeft aangeefster verdachte, volgens aangeefster omdat verdachte daarop aandrong, bij haar thuis ontvangen nadat zij hem haar adres had gegeven. In de aanloop naar de afspraak hebben verdachte en aangeefster een gesprek via Instagram. Dit gesprek, waarvan screenshots in het dossier zitten, heeft een lading die als seksueel getint kan worden omschreven. Aangeefster vraagt verdachte bijvoorbeeld of hij haar kan masseren. Vervolgens gaat het erover hoe zo’n massage dan zou gaan. In de loop van het gesprek heeft aangeefster verdachte ook een foto van haar billen gestuurd. Toen verdachte uiteindelijk bij aangeefster binnen was stelde hij volgens aangeefster voor om in bed te knuffelen. Verdachte begon zich uit te kleden en begon vervolgens ook aangeefster uit te kleden. Verdachte klapte het dekbed open en aangeefster is in bed gaan liggen, waarna verdachte op haar is gaan liggen. Aangeefster heeft verklaard dat ze op dat moment aan verdachte heeft aangegeven dat ze geen seks met hem wilde. Toen verdachte aangeefster zoende, zoende aangeefster wel terug, maar keek ze vervolgens weer weg. Verdachte gaf hierop aan dat aangeefster hem aan moest kijken en dat ze zich moest ontspannen. Ook zei verdachte volgens aangeefster dat ze ‘het moest laten stromen’. Aangeefster geeft aan dat ze tijdens dit alles verstijfde. Aangeefster geeft aan geen chronologisch beeld te hebben van wat er in bed is gebeurd, maar geeft aan dat het op een gegeven moment is gegaan over haar depressie. Verdachte zou hier kritisch en onsympathiek op hebben gereageerd. Op een volgend moment wreef verdachte met zijn hand over de clitoris van aangeefster en met zijn penis over haar vulva. Aangeefster geeft aan dat ze op dat moment ‘blijkbaar al had opgegeven dat ze geen seks meer wilde’. Verdachte wilde vervolgens met zijn penis in de vagina van aangeefster. Op aandringen van aangeefster heeft hij daarbij een condoom omgedaan. Uiteindelijk heeft verdachte nog gedoucht en is hij weggegaan.
6.Bewezenverklaring
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
- naar het bed te wijzen en tegen die [slachtoffer 3] te zeggen 'Ga daar maar liggen', althans woorden van gelijke aard en strekking en
- toen die [slachtoffer 3] op bed lag de benen van die [slachtoffer 3] omhoog te doen en vervolgens met zijn volle gewicht bovenop die [slachtoffer 3] te gaan liggen en
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij niet stijf was en dat hij daar niet stijf van werd, althans woorden van gelijke aard en strekking en
- toen die [slachtoffer 3] haar benen liet zakken en/of langs hem, verdachte, te leggen tegen die [slachtoffer 3] te zeggen 'Zie je nou hoe je mij tegenhoudt? Dit is wat je altijd doet, je geeft je niet over' en 'Zie je niet hoe respectloos dit is naar mij toe?' althans woorden van gelijke aard en strekking en
- nadat die [slachtoffer 3] had gezegd dat hij, verdachte weg moest gaan en hij, verdachte zich weer had aangekleed onverhoeds met zijn hand in het kruis van die [slachtoffer 3] te grijpen en ondertussen te zeggen dat hij helemaal opgewonden van haar, aangeefster, raakte en dat hij seks met haar wilde, althans woorden van gelijke aard en strekking en
- vervolgens het shirt van die [slachtoffer 3] weer uit te trekken en vervolgens weer naar het bed te wijzen en duidelijk te maken dat die [slachtoffer 3] haar benen omhoog moest doen en
- aldus een zware druk op die [slachtoffer 3] heeft gelegd en aldus voor dit slachtoffer een psychisch bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij geen weerstand kon bieden.
7.De strafbaarheid van de feiten
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straffen en maatregelen
16 januari 2024. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het meermalen rijden onder invloed en voor het rijden tijdens een rijontzegging. Ten aanzien van de feiten waarvoor verdachte in de onderhavige zaak veroordeeld wordt heeft hij te gelden als first offender.
juridischgezien aan de ondergrens van het strafbare bevindt. In zoverre is het een atypische zedenzaak en de rechtbank zal daarom naar beneden afwijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van zedenfeiten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
10.Beslag
11.Verzoeken tot schadevergoeding
[slachtoffer 5] (feit 5) en [slachtoffer 6] (feit 6) zullen ingevolge artikel 361 Sv
niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte voor die feiten is vrijgesproken.
[slachtoffer 1] volledig kan worden toegewezen. Er is onderbouwd dat [slachtoffer 1] meermalen EMDR-therapie heeft ondergaan.
[slachtoffer 3] volledig kan worden toegewezen, met uitzondering van de opgegeven toekomstige therapiekosten. [slachtoffer 3] dient voor dat laatstgenoemde deel
niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
24 (vierentwintig) maanden.
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
2 (twee) jaarvast.
[verdachte]van het op 15 februari 2021 inbeslaggenomen geldbedrag van €4.000,- (vierduizend euro) met goednummer 6027024.
[slachtoffer 6]
niet-ontvankelijkin hun vorderingen en bepaalt dat deze benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
€604,19 aan vergoeding van materiële schade en €5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, aldus een totaalbedrag van €5.604,19 (vijfduizendzeshonderdvier euro en negentien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
€5.604,19 (vijfduizendzeshonderdvier euro en negentien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 maart 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
63 (drieënzestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
€4.454,89 aan vergoeding van materiële schade en €5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, aldus een totaalbedrag van €9.454,89 (negenduizendvierhonderdvierenvijftig euro en negenentachtig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
€9.454,89 (negenduizendvierhonderdvierenvijftig euro en negenentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
82 (tweeëntachtig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.