ECLI:NL:RBAMS:2024:3140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
1304494424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing aanvullende toestemming in overleveringszaak met betrekking tot de bescherming van het specialiteitsbeginsel

Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeslissing genomen in een overleveringszaak waarbij de overgeleverde persoon, geboren in 1974 in Polen, gedetineerd is in Polen. De rechtbank ontving een verzoek van de officier van justitie om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die is opgelegd voor feiten gepleegd vóór de overlevering aan Polen. Dit verzoek was ingediend door de Poolse autoriteiten op 24 januari 2024. De rechtbank constateert dat de overgeleverde persoon niet voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, wat in strijd is met zijn rechten van verdediging. De rechtbank verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021, waarin het belang van het specialiteitsbeginsel wordt benadrukt. De rechtbank verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit om de overgeleverde persoon alsnog de mogelijkheid te geven om zijn standpunt kenbaar te maken en de schriftelijke verslaglegging daarvan aan de rechtbank te sturen. De beslissing is genomen in het kader van de Overleveringswet en de relevante Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.044944.24
Datum beslissing: 29 mei 2024
TUSSEN-BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 23 mei 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die is opgelegd voor feiten die zijn gepleegd vóór de overlevering aan Polen van de hierna te nomen persoon, een en ander als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door
The District Court in Gdańsk, 14th Criminal Department(Polen) op 24 januari 2024 en betreft:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] (Polen),
thans gedetineerd in Polen,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn echter niet toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Vereist is immers dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [1] De enkele omstandigheid dat de overgeleverde persoon verklaart dat hij geen afstand wenst te doen van de bescherming van het specialiteitsbeginsel is onvoldoende.
Het proces-verbaal van de zitting van 30 juni 2023 van
The Regional Court Gdańsk-South in Gdańsk, 2nd Criminal Department, houdt in dit opzicht niet meer in dan dat de overgeleverde persoon geen afstand heeft gedaan van de bescherming van het specialiteitsbeginsel.
Naar aanleiding van het – op 19 februari 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gestuurde – verzoek om de overgeleverde persoon alsnog feitelijk de mogelijkheid te geven om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken en daarvan de schriftelijke verslaglegging aan de rechtbank te sturen, hebben de Poolse autoriteiten een handgeschreven brief van de overgeleverde persoon overgelegd, door de Poolse autoriteiten aangeduid als “
the request of sentenced [opgeëiste persoon] dated 20 December 2023 containing his position as to not giving consent to the expansion of the prosecution and the execution of the penalty of deprivation of liberty”.
Dit document houdt in dat de overgeleverde persoon bezwaar maakt tegen de uitbreiding van de tenuitvoerlegging en dat hij geen afstand doet van zijn specialiteitsbeginsel. Onduidelijk is echter wat de aanleiding was voor dit schrijven en of hij hierover overleg met een advocaat heeft gehad. De rechtbank ziet daarin aanleiding de uitvaardigende rechterlijke autoriteit (nogmaals) te vragen de overgeleverde persoon alsnog feitelijk de mogelijkheid te geven om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, en de schriftelijke verslaglegging daarvan aan de rechtbank te doen toekomen.
Het verzoek heeft betrekking op het vonnis van
The Regional Court Gdańsk-South in Gdańsk, 10th Criminal Department, van 15 juli 2020 (X K 13/16). De rechtbank heeft aanvullende informatie verzocht met betrekking tot de procedure die tot dat vonnis heeft geleid
.Uit de verstrekte aanvullende informatie van 15 maart 2024 blijkt dat de gekozen advocaat van de overgeleverde persoon hoger beroep tegen dit vonnis heeft ingesteld. Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [2] Informatie met betrekking tot het door de advocaat ingestelde hoger beroep ontbreekt echter. De rechtbank zal daarom de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen om onderdeel d) van het EAB-modelformulier in te vullen met betrekking tot de procedure die heeft geleid tot de beslissing in hoger beroep.

2.Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de officier van justitie de hiervoor bedoelde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en houdt de beslissing op het verzoek aan in afwachting van de beantwoording daarvan.
Deze beslissing is genomen op 29 mei 2024 door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier.
De griffier is buiten staat de tussenbeslissing te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (