ECLI:NL:RBAMS:2024:3069

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
24/1040
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door eiser uit Oegstgeest

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, woonachtig in Oegstgeest, ontving op 16 december 2023 een naheffingsaanslag van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, omdat hij op 13 december 2023 zou hebben geparkeerd zonder te betalen. Eiser stelde dat hij zijn auto had stilgezet vanwege een vermoeden van schade, nadat hij mogelijk over een plastic zak had gereden. Hij voerde aan dat dit een geldige reden was om niet te betalen voor parkeren.

Tijdens de zitting op 7 mei 2024 heeft eiser toegelicht dat hij op weg was naar zijn werk in Amsterdam en dat hij zijn auto kort had stilgezet om te controleren op schade. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser niet met opzet zijn auto had stilgezet om te parkeren, dit niet voldoende was om de naheffingsaanslag te vernietigen. De rechtbank stelde vast dat eiser op een plek stond waar betaald moest worden en dat hij op het moment van controle geen parkeerbelasting had betaald.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat het stilstaan met een auto in een parkeervak als parkeren wordt aangemerkt. Eiser was niet in staat om te bewijzen dat er geen sprake was van parkeren, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1040

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Oegstgeest, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Inleiding

Met een besluit van 16 december 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 5 februari 2024 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2023. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De heffingsambtenaar heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat eiser volgens de heffingsambtenaar op 13 december 2023 zou hebben geparkeerd op een parkeerplek ter hoogte van de [adres] [huisnummer] in Amsterdam zonder dat hij parkeerbelasting had betaald. De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.
2. Eiser vindt het onterecht dat de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Eiser stelt dat hij een raar geluid hoorde vlak voor zijn eindbestemming. Hij heeft vervolgens zijn auto kort stil gezet om te controleren of hij schade heeft.
3. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij op de desbetreffende dag vanuit zijn woonadres in Oegstgeest naar zijn werk in Amsterdam is gereden. Hij heeft tijdens zijn reis deelgenomen aan een vergadering door middel van zijn carkit. Toen hij op ongeveer 150 meter van zijn werk was, is hij vermoedelijk over een plastic zak heen gereden. Eiser hoorde vervolgens een raar geluid. Hij heeft hierna zijn auto op een fiscale parkeerplek stilgezet, omdat hij geen gevaar op de weg wilde vormen. Hij heeft zijn mobiel van de carkit gehaald om zo ook de vergadering verder te volgen. Hierna heeft hij een rondje om de auto gelopen en deze gecontroleerd. Hij heeft geen schade waargenomen. Vervolgens heeft hij zijn reis voortgezet.
4. Op de plek waar eiser met zijn auto stond, moet voor parkeren betaald worden en vast staat dat eiser op het moment van de controle geen parkeerbelasting had betaald. Dat is ook niet in geschil.
5. Het is de rechtbank duidelijk dat eiser niet met een van te voren opgezet plan zijn auto tot stilstand heeft gebracht aan de [adres] . Dat is echter niet genoeg voor de conclusie dat de aanslag moet worden vernietigd.
6. De aanslag is opgelegd voor parkeren zonder te betalen. Het stilstaan met een auto wordt daarbij al als parkeren aangemerkt. Van parkeren is alleen dan geen sprake wanneer onmiddellijk personen in- en uitstappen of onmiddellijk zaken geladen of gelost worden.
Die uitzonderingen worden niet gemakkelijk aangenomen.
En niet alleen dat: bij een stilstaande auto in een parkeervak dient niet de heffingsambtenaar te bewijzen dat sprake is van parkeren, maar rust de bewijslast dat daarvan geen sprake is op de bestuurder (op eiser dus). Eiser is er niet in geslaagd dat bewijs te leveren.
7. De rechtbank stelt vast dat op de scanfoto’s is te zien dat de auto van eiser achteruit staat ingeparkeerd. Eiser staat naast de auto met zijn mobiel tegen zijn oor, Ook is de plastic zak die eiser heeft genoemd niet te zien op de foto’s. Eiser heeft op de zitting aangewezen waar de plastic zak (buiten de scanfoto’s) ongeveer heeft moeten liggen.
8. Zelfs al zou de rechtbank waar het die zak betreft zonder bewijs uitgaan van de lezing van eiser, dan nog blijft staan dat de bewijzen in het dossier juist laten zien dat er sprake was van parkeren in de zin der wet. Eiser staat niet voorovergebogen een wiel van zijn auto te inspecteren, maar staat rechtop naast zijn auto, met zijn mobiel aan zijn oor, naar hij heeft verklaard vanwege een telefonische vergadering. Dat is iets anders dan
onmiddellijkladen en lossen of doen uitstappen van passagiers. Er is dan ook niet voldaan aan het strenge onmiddellijkheidsvereiste om een uitzondering te maken op parkeren.
9. De naheffingsaanslag is terecht aan eiser opgelegd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij het gerechtshof Amsterdam binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening te treffen.