ECLI:NL:RBAMS:2024:3060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
11092451 \ KK EXPL 24-318
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning toegewezen wegens gevaarzetting en overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Adelbrecht Vastgoed Beheermaatschappij B.V. en een huurder. De eisende partij, Adelbrecht, vorderde de ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die sinds 12 maart 1999 huurder was van de woning. De vordering was gebaseerd op ernstige overlast en gevaarzetting door de gedaagde, die betrokken was bij meerdere incidenten van brandstichting en explosies in de nabijheid van de woning. Drie buren hadden herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast en agressief gedrag van de gedaagde, wat leidde tot een onveilige woonsituatie voor hen.

De kantonrechter oordeelde dat het belang van de verhuurder om een veilige woonomgeving voor haar overige huurders te waarborgen zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De rechter wees erop dat de gedaagde niet voldoende had aangetoond dat de overlast zou stoppen en dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor een verbetering van de situatie. De ontruiming werd toegewezen met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 853,49 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
33623
Zaaknummer: 11092451 \ KK EXPL 24-318
Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADELBRECHT VASTGOED BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Adelbrecht,
gemachtigde: mr. M.A. Johannsen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Kartal.

1.De procedure

Bij dagvaarding van 8 mei 2024 met producties heeft Adelbrecht een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024. Namens Adelbrecht waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, vergezeld door de gemachtigde. Ook [naam 3] (wijkagent) was aanwezig. [gedaagde] is op zitting verschenen met zijn gemachtigde en [naam 5] (Kram en Meersma Schuldhulpverlening).
Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Na de mondelinge behandeling heeft Adelbrecht op 23 mei 2024 nog twee aanvullende verklaringen ingediend. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter laat deze verklaringen buiten beschouwing, omdat deze in een te laat stadium van de procedure zijn ingediend.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is sinds 12 maart 1999 huurder van de woning op de begane grond van het perceel [adres 1] te [woonplaats] (verder: de woning). Adelbrecht is beheerder/lasthebber van de eigenaar van de woning. De huurovereenkomst stond ook op naam van [naam 4] , maar zij is niet langer woonachtig in de woning en geldt niet meer als medehuurder.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. In verband met de huurachterstand is de huurovereenkomst bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 26 maart 2024 ontbonden. [gedaagde] is bij dit vonnis veroordeeld tot ontruiming van de woning, rekening houdend met een terme de grace. De terme de grace is voorbijgegaan zonder dat een betaling werd verricht, waarop Adelbrecht de ontruiming heeft aangezegd. [gedaagde] heeft een moratoriumverzoek gedaan, dat de rechtbank Amsterdam op 22 mei 2024 heeft toegewezen. Op basis hiervan mag [gedaagde] niet ontruimd worden vanwege de huurschuld voor 23 oktober 2024.
2.3.
Adelbrecht heeft [gedaagde] daarnaast op 12 maart 2024 in kort geding gedagvaard en ontruiming van de woning gevorderd, onder meer in verband met het veroorzaken van ernstige overlast, slecht huurdersgedrag en gevaarzetting. Kort gezegd had Adelbrecht aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er op 18 februari 2024 een brandende vloeistof door de brievenbus van het gehuurde is gegoten en dat op 11 maart 2024 een ontploffing ter hoogte van de voordeur van het gehuurde had plaatsgevonden. De vordering van Adelbrecht is door de kantonrechter te Amsterdam bij vonnis van 29 maart 2024 afgewezen.
2.4.
In de nacht van 6 op 7 mei 2024 is er opnieuw brand ontstaan ter plaatse van de voordeur van het gehuurde. De brand is ontstaan door een combinatie van een brandende vloeistof en Cobra vuurwerk. Door de ontploffing ontstond een steekvlam van circa vijf meter hoog. De politie doet onderzoek naar het incident en heeft tijdelijk cameratoezicht in de straat geplaatst.
2.5.
De directe buren van [gedaagde] hebben meermaals bij Adelbrecht en de politie geklaagd over overlast die zou worden veroorzaakt door [gedaagde] . De strekking van de klachten is dat de buren zich niet veilig meer voelen in hun woning, dat [gedaagde] (’s nachts) veel lawaai maakt, dat hij agressief is en dat hij drugs gebruikt.

3.Het geschil

3.1.
Adelbrecht vordert kort gezegd de ontruiming van de woning met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Adelbrecht tracht voor de tweede maal een ontruimingsvonnis te krijgen wegens overlast, slecht huurdersgedrag dan wel gevaarzetting. De directe aanleiding is de explosie in de nacht van 6 op 7 mei 2024. Er is fikse schade aan het pand ontstaan en buren voelen zich hierdoor niet langer veilig in hun woning. [gedaagde] heeft over zich afgeroepen dat derden ongenoegen uiten tegenover hem; [gedaagde] bevindt zich in een verkeerd milieu en is geld schuldig aan mensen die boos op hem zijn. Ook het gedrag van [gedaagde] vormt een groot probleem. [gedaagde] veroorzaakt extreme geluidsoverlast, hij vertoont privacy overschrijdend gedrag, agressief gedrag en hij laat zich in met het verkeerde milieu. Ook heeft hij zich onbehoorlijk gedragen tegenover omliggende winkeliers, wat hem drie winkelverboden heeft opgeleverd. Er bestaat volgens Adelbrecht geen enkele verwachting dat de situatie gaat verbeteren. De huurovereenkomst is reeds ontbonden. De door [gedaagde] veroorzaakte overlast is dusdanig ernstig, dat dit directe ontruiming rechtvaardigt, aldus Adelbrecht.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Adelbrecht, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Adelbrecht.
3.4.
Volgens [gedaagde] voert Adelbrecht dezelfde argumenten aan als in het vorige kort geding, waarbij reeds is geoordeeld door de kantonrechter dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat sprake is van gevaarzetting. Evenmin is gebleken dat sprake zou zijn van structurele en hardnekkige overlast. [gedaagde] is zelf ook slachtoffer van de brandstichtingen en heeft daar aangifte van gedaan. [gedaagde] zelf treft hiervan geen blaam. [gedaagde] loopt letterlijk op zijn tenen door zijn huis om geen overlast te veroorzaken. In plaats daarvan ondervindt [gedaagde] zelf overlast van zijn (boven)buren, die bijvoorbeeld met hakken aan rondlopen, en van de pizzeria. Bovendien heeft er nog nooit een (bemiddelings)gesprek plaatsgevonden met de gemeente Amsterdam, noch is er een Laatste-Kans Beleid toegepast. [gedaagde] betwist verder dat Adelbrecht spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.2.
Geoordeeld wordt dat het spoedeisend belang is gegeven met de aard van de vordering. Adelbrecht heeft er namelijk belang bij dat een eventuele overlast gevende situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd.
4.3.
Een huurder is verplicht zich als goed huurder te gedragen. Dit houdt in dat een huurder zich aan de afspraken in de huurovereenkomst moet houden en geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken. Als een huurder in strijd hiermee handelt, dan komt hij zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen niet na.
4.4.
Uit de door Adelbrecht overgelegde stukken, haar toelichting ter zitting en de toelichting van de wijkagent op de zitting, blijkt voldoende dat [gedaagde] sinds circa een jaar overlast veroorzaakt voor omwonenden. De wijkagent heeft ter zitting toegelicht dat de politie over de afgelopen twaalf maanden circa zestig meldingen op het adres van [gedaagde] heeft geregistreerd. Ongeveer de helft daarvan is geregistreerd als ‘onbegrepen gedrag’, wat volgens de wijkagent zoveel inhoudt als verward gedrag, waarschijnlijk veroorzaakt door psychische klachten en/of middelengebruik. [gedaagde] heeft ter zitting toegegeven dat hij recreatief ketamine gebruikt, in het verleden wel twee tot drie keer per week. Dit ketaminegebruik past in het beeld dat de wijkagent heeft geschetst van [gedaagde] . De wijkagent heeft onderschreven dat het contact met [gedaagde] opdringerig, angstaanjagend en agressief kan overkomen. Als voorbeeld heeft de wijkagent gegeven dat [gedaagde] het toilet op het politiebureau uit kwam met een ijzeren pook in zijn hand en dat hij weleens op straat heeft gelopen met een honkbalknuppel. De overlast lijkt de afgelopen 5/6 maanden voor omwonenden de limiet te hebben bereikt, wat heeft geresulteerd in meerdere klachten bij Adelbrecht. Dit zal ook te maken hebben met de drie incidenten waarbij brand / een ontploffing heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft geen verklaring voor het feit dat er tot drie keer toe brandbare stoffen / explosieven in zijn brievenbus zijn gedaan. Volgens [gedaagde] kent hij geen mensen uit het criminele milieu die zoiets zouden doen. Echter, uit de verklaringen die [gedaagde] ter zitting heeft afgelegd volgt dat niet zonder meer. Zo heeft [gedaagde] een tijd in Colombia verbleven -waarbij hij vaag is gebleven over wat hij daar precies deed- en is hij daar opgelicht en betrokken geraakt bij een straatroof waarna hij maanden op straat heeft geleefd. Eenmaal terug in Nederland is [gedaagde] volgens zijn eigen verklaring overvallen door een jongen uit de wijk. Omdat de politie de aangifte van [gedaagde] niet serieus nam is hij zelf op zoek gegaan naar deze jongen en heeft mensen die hem en zijn vader kenden aangesproken, wat onder meer heeft geresulteerd in een winkelverbod voor de tabakszaak. Het winkelverbod voor de Vomar heeft [gedaagde] ook gekregen wegens een incident met een agressieve man. Weliswaar kan uit deze gebeurtenissen geen directe aanleiding voor de brandstichtingsincidenten worden afgeleid, maar [gedaagde] lijkt wel buitengewoon vaak betrokken te zijn bij gewelddadige personen en/of incidenten. Bij de aangifte die [gedaagde] in maart 2024 heeft gedaan, heeft [gedaagde] aan de politie aangegeven dat hij niet weet waar de explosie vandaan komt, maar dat hij wel problemen heeft met schulden en dat dat een mogelijk oorzaak zou kunnen zijn. Dit maakt het niet volkomen onaannemelijk dat de brandstichtingen specifiek op hem gericht zijn, temeer nu de brandstichtingen niet willekeurig lijken te zijn aangestoken. De eigen voordeur van [gedaagde] lijkt tot drie keer toe het doelwit te zijn geweest. Daar komt bij dat de brandstichtingen in de tijd in ernst zijn toegenomen, waarbij de laatste brandstichting in de nacht van 6 op 7 mei 2024 zodanig ernstig was dat hierbij een steekvlam van ongeveer vijf meter hoog is ontstaan. Adelbrecht heeft -ook tegenover de buren van [gedaagde] - een zwaarwegend belang bij een veilig gebruik van haar woningbestand door haar huurders.
4.5.
Daar komt bij dat in ieder geval drie directe buren van [gedaagde] ( [adres 2] nrs. [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] ) met regelmaat klagen over ernstig overlastgevend gedrag van [gedaagde] . Adelbrecht heeft deze meldingen overgelegd. Hieruit blijkt dat de buren met name last hebben van geluidsoverlast, die ook plaatsvindt in de nachtelijke uren. De buren van [nummer 2] geven aan dat een speciaal aangeschafte witte-ruismachine niet helpt tegen het lawaai. De buren van [nummer 2] slapen door het lawaai ook niet meer in hun slaapkamer die direct aan de woning van [gedaagde] grenst. Dat de geluiden afkomstig zijn van andere bewoners of van de naastgelegen pizzeria, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is onwaarschijnlijk. De buren schrijven de geluidsoverlast heel duidelijk toe aan [gedaagde] en nergens blijkt uit dat zij zich daar alle drie in vergissen. [gedaagde] heeft de door Adelbrecht gestelde overlast daarom onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.6.
Van Adelbrecht kan gezien al het voorgaande niet gevergd worden dat deze situatie in afwachting van een bodemprocedure nog langer blijft voortduren. Adelbrecht is ook ten opzichte van haar overige huurders verantwoordelijk voor een ongestoord woongenot en een veilige woonomgeving. Het belang van [gedaagde] om de woning te kunnen blijven gebruiken, moet daarvoor wijken. Bij dit oordeel speelt ook mee dat er op dit moment onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat het overlastgevende gedrag op korte termijn zal eindigen. [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat hij het niet nodig vindt om (psychische) hulp te zoeken, hij staat niet onder medische behandeling en neemt de door zijn (vorige) huisarts voorgeschreven medicatie niet in. Het belang van Adelbrecht bij de ontruiming weegt in deze situatie zwaarder dan het belang van [gedaagde] om in de woning te mogen blijven.
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde ontruiming in deze procedure toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis. Er is gelet op de ernst van de gebeurtenissen en de gedragingen van [gedaagde] onvoldoende aanleiding om een langere ontruimingstermijn toe te staan, zoals door [gedaagde] verzocht.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Adelbrecht worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
853,49

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning op de begane grond van het perceel [adres 1] ( [postcode] ) te [woonplaats] , met het zijne en de zijnen te verlaten en te ontruimen en geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Adelbrecht te stellen, onder afgifte van de sleutels, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform de artikelen 555 e.v. en 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 853,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.