ECLI:NL:RBAMS:2024:3056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/13/747396 / HA ZA 24-226
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake voorlopige voorziening in civiele zaak over gebrekkige uitvoering van verbouwingswerkzaamheden

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 mei 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiseres, eigenaar van twee woningen, heeft de besloten vennootschap Reykswacht B.V. opdracht gegeven voor verbouwingswerkzaamheden aan een van haar woningen. Na betaling van € 125.779,50 en het constateren van gebrekkige uitvoering door een constructeur, heeft eiseres Reykswacht gesommeerd om de gebreken voor 29 september 2023 te verhelpen. Aangezien de werkzaamheden niet tijdig zijn voltooid, heeft eiseres de overeenkomst ontbonden en vordert zij terugbetaling van het betaalde bedrag, schadevergoeding en betaling van buitengerechtelijke kosten.

In het incident heeft eiseres een voorlopige voorziening gevorderd, waarbij zij een voorschot van € 125.779,50 wenst te ontvangen. De rechtbank heeft beoordeeld of aan de vereisten voor een voorlopige voorziening is voldaan en of er sprake is van een spoedeisend belang. De rechtbank oordeelt dat eiseres een belang heeft bij de gevraagde voorziening, maar dat de vordering van eiseres niet voldoende vaststaat en een inhoudelijke beoordeling vereist is. De rechtbank heeft daarom de vordering van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen en dat zij de kosten van het incident moet betalen. De zaak zal op 10 juli 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/747396 / HA ZA 24-226
Vonnis in incident van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. P.F.M. Verstegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REYKSWACHT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Reykswacht,
advocaat: mr. S. Pentinga.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) van 23 februari 2024, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[eiseres] is eigenaar van twee naast elkaar gelegen woningen in [woonplaats] waarvan zij er één zelf bewoont. De andere woning heeft [eiseres] gekocht om na een renovatie te verhuren (hierna: de woning).
2.2.
[eiseres] heeft aan Reykswacht opdracht gegeven om de woning te verbouwen en zij heeft daarvoor € 125.779,50 betaald. Reykswacht heeft de verbouwingswerkzaamheden opgedragen aan Herman Renovatie en zij is in oktober 2022 gestart met de werkzaamheden.
2.3.
In februari 2023 heeft een constructeur in opdracht van [eiseres] onderzoek verricht en geconstateerd dat het werk gebrekkig is uitgevoerd. Partijen zijn in overleg getreden over herstel. Reykswacht is op enig moment in de gelegenheid gesteld om de werkzaamheden te hervatten.
2.4.
Bij e-mail van 7 juli 2023 heeft [eiseres] Reykswacht gesommeerd om ervoor te zorgen dat de gebreken uiterlijk op 29 september 2023 zijn verholpen. Op 29 september 2023 waren de werkzaamheden aan de woning niet voltooid en heeft [eiseres] de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat Reykswacht toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst;
II. voor recht verklaart dat de overeenkomst op 29 september 2023 is ontbonden dan
wel (subsidiair) deze alsnog gerechtelijk ontbindt;
III. Reykswacht veroordeelt tot (terug-)betaling aan [eiseres] van € 125.779,50 te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Reykswacht veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade als gevolg van de tekortkoming, op te maken bij staat en te vereffen volgens de wet;
V. Reykswacht veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
VI. Reykswacht veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Reykswacht is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door meermaals gebrekkig werk te leveren. [eiseres] heeft Reykswacht een redelijke termijn geboden tot 29 september 2023 om alsnog na te komen, maar Reykswacht heeft daaraan niet voldaan. Verder mocht [eiseres] uit de gedragingen van Reykswacht afleiden dat zij de overeenkomst niet meer ging nakomen. Daarmee is Reykswacht in verzuim. [eiseres] mocht daarom de overeenkomst ontbinden. Het uitgevoerde werk van Reykswacht vertegenwoordigt geen waarde en daarom moet Reykswacht het bedrag dat [eiseres] aan haar heeft betaald, terugbetalen. Ook moet Reykswacht de schade die zij aan de andere woning van [eiseres] heeft veroorzaakt, vergoeden.
3.3.
Reykswacht heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord gediend.
in het incident
3.4.
[eiseres] vordert Reykswacht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis als voorlopige voorziening te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 125.779,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 en de proceskosten.
3.5.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in afwachting van de bodemprocedure behoefte heeft aan een voorschot. Zij heeft het voorschot nodig om de werkzaamheden aan de woning af te laten ronden en verdere schade te voorkomen.
3.6.
Reykswacht voert verweer. Haar conclusie is dat de vordering moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats dient te worden getoetst of voldaan is aan de aan een voorlopige voorziening te stellen minimumvereisten. Niet in geschil is dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering als bedoeld in artikel 223 tweede lid Rv, en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige hoofdzaak kan worden gegeven.
4.2.
Wel in geschil is het (spoedeisend) belang van [eiseres] . Het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een vordering, te weten dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, leidt ertoe dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn, in die zin dat van [eiseres] niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht. De rechtbank acht, anders dan Reykswacht, dit belang bij [eiseres] aanwezig. [eiseres] stelt dat zij het door Reykswacht verschuldigde bedrag nodig heeft om het werk aan de woning af te kunnen ronden en achteruitgang van het werk en het langer derven van huurinkomsten te voorkomen. De rechtbank acht dat niet onaannemelijk. In zoverre heeft [eiseres] dus een belang in de spoedeisende zin als hiervoor vermeld.
4.3.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat met betrekking tot een vordering tot een voorlopige voorziening bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. Daarbij zal de rechtbank niet alleen moeten onderzoek of de vordering van de eisende partij voldoende aannemelijk is, maar ook zal bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico moeten worden betrokken.
4.4.
Reykswacht betwist dat zij gehouden is enig bedrag aan [eiseres] te betalen. Volgens Reykswacht heeft zij haar best gedaan om het werk alsnog (deugdelijk) uit te voeren, maar heeft [eiseres] haar daarvoor geen redelijke termijn geboden. Daarom verkeert zij niet in verzuim, heeft de ontbinding van [eiseres] geen effect gehad en is Reykswacht niet aansprakelijk voor vermeende schade. Als Reykswacht toch aansprakelijk zou zijn voor alle vermeende gebreken, dan bedragen de kosten daarvoor – volgens de deskundige van Reykswacht – slechts een kwart van het gevorderde bedrag.
4.5.
Hiermee heeft Reykswacht de vordering en de onderbouwing daarvan integraal en gemotiveerd betwist. Dat betekent dat de incidentele vordering niet al voldoende vaststaat of eenvoudig kan worden vastgesteld, en een inhoudelijke beoordeling vergt die buiten het bestek van de incidentele procedure valt. Omdat [eiseres] bovendien heeft toegelicht dat zij het geld nodig heeft om de werkzaamheden aan de woning te laten uitvoeren, moet het risico worden meegewogen dat enig substantieel voorschot niet door haar zal kunnen worden terugbetaald in het geval haar vordering in de bodemprocedure wordt afgewezen. Gelet op al deze overwegingen, heeft het belang van Reykswacht dan ook te prevaleren, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.6.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Reykswacht worden begroot op € 614 (1 punt × tarief II) aan salaris advocaat en € 178 aan nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten in het incident van € 792 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
10 juli 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.