ECLI:NL:RBAMS:2024:2982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/13/747029 / KG ZA 24-152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een beschikking in een executiegeschil met betrekking tot de verkoop van een woning na echtscheiding

In deze zaak vordert de vrouw in kort geding nakoming van een beschikking die door de rechtbank is uitgesproken in het kader van een echtscheiding. De man had de beschikking gekregen om de woning over te nemen, maar heeft dit niet binnen de gestelde termijn van drie maanden gedaan. De vrouw stelt dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning, omdat zij haar deel van de overwaarde nodig heeft om haar financiële situatie te verbeteren. De man heeft verweer gevoerd en stelt dat hij de woning wil overnemen, maar dat dit afhankelijk is van de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de partneralimentatie die hij moet betalen. De rechtbank oordeelt dat het belang van de man bij het behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij nakoming van de beschikking, en wijst de vorderingen van de vrouw af. De rechtbank benadrukt dat de man, indien het hof in hoger beroep beslist dat hij de woning niet kan overnemen, alsnog zijn medewerking aan de verkoop moet verlenen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747029 / KG ZA 24-152 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 1 maart 2024,
advocaat mr. P. van Lingen te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaten mr. A. Bouwmeester en mr. C.I.J. Jukema te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2024, waar partijen en hun advocaten bij aanwezig waren, heeft de vrouw de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De man heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en spreekaantekeningen in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd geweest. Zij hebben gezamenlijk in eigendom de woning aan de [adres] in [plaats] .
2.2.
De man exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een snackbar. Verder heeft de man aandelen in een aantal ondernemingen.
2.3.
Bij beschikking van 23 mei 2023 (hierna: de beschikking) van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen verdeeld. In de beschikking heeft de rechtbank, voor zover van belang, beslist dan wel bepaald dat:
- de man na taxatie van de woning drie maanden de tijd krijgt de woning tegen de getaxeerde waarde toebedeeld te krijgen, waarbij de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en zij de helft van de overwaarde ontvangt;
- de man het voorgezet gebruik van de woning toegedeeld krijgt tot de dag van levering van de woning aan hem of aan (een) derde(n), waarbij het voortgezet gebruik in elk geval niet langer zal mogen duren dan zes maanden na inschrijving van de echtscheiding;
- de saldi van de betaal- en spaarrekeningen van partijen in privé per peildatum 22 maart 2022 gelijkelijk tussen partijen zullen worden gedeeld;
- de man € 1.217,00 bruto per maand dient te betalen aan de vrouw aan partneralimentatie.
2.4.
Tot de te verdelen huwelijksgemeenschap behoort een vijftal bankrekeningen bij de Rabobank. Een van die rekeningen eindigt op de cijfers [rekeningnummer] (hierna: rekening [rekeningnummer] ).
2.5.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking en heeft daarbij tevens verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking te schorsen.
2.6.
De man heeft in de procedure in hoger beroep onder meer zijn aangifte inkomstenbelasting 2022 overgelegd. Daarin staat dat het saldo van rekening [rekeningnummer] per 1 januari 2022 € 55.095,00 bedroeg en per 31 december 2022 € 29.502,00.
2.7.
M.B. van der Camp, makelaar, heeft op 15 juni 2023 de waarde van de woning getaxeerd op € 505.000,00. Op de woning rust een hypotheek voor ongeveer € 250.000,00.
2.8.
De beschikking is op 14 september 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.9.
Bij beschikking van 28 november 2023 heeft het hof Amsterdam het verzoek van de man om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking te schorsen, afgewezen. Vervolgens is in het hoger beroep op 11 januari 2024 een mondelinge behandeling gehouden waarna arrest is bepaald op 16 april 2024.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert:
1. de man te veroordelen zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, waaronder begrepen het ondertekenen van de verkoopopdracht aan de makelaar en het opvolgen van de verkoopadviezen van de makelaar;
2. aan haar vervangende toestemming te verlenen om de verkoopopdracht aan de makelaar mede namens de man te ondertekenen, indien hij niet binnen twee dagen na verzoek daartoe zelf opdracht geeft, en de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom als hij de verkoopadviezen van de makelaar niet opvolgt en niet meewerkt aan bezichtigingen;
3. de man te veroordelen de koopovereenkomst te ondertekenen;
4. de man te veroordelen mee te werken aan de levering van de woning door het tekenen van de notariële akte van levering;
5. te bepalen dat als de man niet voldoet aan het onder 3 en 4 gevorderde, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man te verrichten rechtshandelingen,
6. in het geval de vordering onder 5 wordt afgewezen, de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom als hij niet voldoet aan het onder 3 en 4 gevorderde,
7. de man te veroordelen tot betaling van de helft van de makelaarskosten,
8. de man te veroordelen aan de vrouw te verstrekken middels bankafschriften, dan wel een duidelijke verklaring van de Rabobank, de saldi van de bankrekeningen per peildatum 22 maart 2022 en indien deze bankrekeningen er per de peildatum niet meer zouden zijn, informatie aan de vrouw te verstrekken over wat er met deze bankrekeningen is gebeurd, op straffe van een dwangsom,
9. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw stelt daartoe, samengevat, het volgende. De man heeft de mogelijkheid gehad de woning over te nemem. Dit is hem binnen de aan hem gestelde termijn van drie maanden na taxatie niet gelukt. Gelet op de financiële situatie van de man zal het hem ook niet lukken de woning over te nemen. Op grond van de beschikking moet de woning dan aan een derde worden verkocht. De woning heeft een aanzienlijke overwaarde. De vrouw heeft haar deel van de overwaarde nodig om schulden te betalen en haar leven opnieuw in te richten. De vrouw heeft het financieel lastig, mede omdat de man tot op heden niets aan partneralimentatie heeft betaald.
3.3.
In de beschikking is bepaald dat de saldi van de bankrekeningen van partijen per peildatum 22 maart 2022 gelijk tusssen hen zullen worden verdeeld. De vrouw heeft geprobeerd deze gegevens te verkrijgen van de Rabobank, maar de Rabobank wil geen gegevens verstrekken en verwijst de vrouw naar de advocaat van de man. De man weigert de vrouw te informeren over het saldo op de bankrekeningen per peildatum. De vrouw heeft belang bij het verkrijgen van deze informatie. Te meer omdat uit de aangifte inkomstenbelasting van de man blijkt dat het saldo van rekening [rekeningnummer] per 1 januari 2022 € 55.095,00 bedroeg en per 31 december 2022 nog slechts € 29.502,00. Aannemelijk is dan ook dat alleen al het saldo op die rekening per peildatum aanzienlijk was, waarvan de helft aan de vrouw toekomt, aldus steeds de vrouw.
3.4.
De man heeft, samengevat, als volgt verweer gevoerd. De man kan op korte termijn geen vervangende woonruimte vinden. De man wil het aandeel van de vrouw in de woning overnemen maar is hier alleen toe in staat als de huwelijksgoederengemeenschap op juiste wijze wordt afgewikkeld. Er zijn huwelijkse schulden voor in totaal een bedrag van € 74.753,00, die op dit moment alleen door de man worden afgelost en ook het door de vrouw uit de woning meegenomen contante geld en goud moet tussen partijen worden verdeeld. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de man € 1.217,00 per maand aan de vrouw aan partneralimentatie moet (kan) betalen. Zowel de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap als de partneralimentatie zijn onderwerp van geschil in het hoger beroep. Als de uitkomst van het hoger beroep is dat de partneralimentatie met terugwerkende kracht naar beneden wordt bijgesteld, zal dit een positief effect hebben op het bedrag dat de man kan lenen bij een bank om de woning over te nemen. Daar komt bij dat de broer van de man bereid is de man € 100.000,00 te lenen.
3.5.
In de procedure bij de rechtbank heeft de advocaat van de man abusievelijk vijf bankrekeningen vermeld. Drie bankrekeningen waren al eerder door partijen beëindigd. Rekening [rekeningnummer] en een bankrekening van de vrouw zijn de (enige) rekeningen die onderdeel uitmaken van de huwelijksgoederengemeenschap. Onderwerp van het hoger beroep is de in de beschikking vastgestelde peildatum. De man heeft zich daarin op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de peildatum moet worden afgeweken van de hoofdregel dat als datum geldt datum indiening van het verzoekschrift, maar dat moet worden uitgegaan van de datum van de beschikking, te weten 23 mei 2023. Het is op dit moment dus niet zinvol om inzage te geven in het saldo per de door de rechtbank vastgestelde peildatum. De vrouw geeft op haar beurt overigens ook geen inzicht in het bedrag dat op die peildatum op haar rekening stond.
3.6.
De uitspraak van het hof in het hoger beroep kan worden afgewacht. De advocaat van de man heeft gebeld met het hof en desgevraagd is meegedeeld dat op 16 april 2024 arrest daadwerkelijk zal worden gewezen. In de beschikking is nagelaten om rekening te houden met het belang van de man om zijn vorderingen op de vrouw te mogen verrekenen met het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde van de woning. Het hof heeft in een voorlopig oordeel ter zitting laten doorschemeren dat de man wel de ruimte moet worden gegund om een aantal posten te kunnen verrekenen met de vrouw.
3.7.
De vrouw maakt misbruik van procesrecht door deze procedure zonder goede gronden te starten, terwijl het hof binnenkort uitspraak doet. Dit rechtvaardigt een veroordeling in de reële proceskosten, aldus steeds de man.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak is geen (zuiver) executiegeschil. Het executiegeschil is reeds behandeld door het hof Amsterdam. De vrouw vordert nakoming van de beschikking. In het hoger beroep zal het hof op 16 april 2024 arrest wijzen. Het enkele feit dat het hof Amsterdam al (voor de man negatief) heeft beslist in het executiegeschil, betekent niet dat de vorderingen van de vrouw in dit kort geding zonder meer moeten worden toegewezen. Net als in een executiegeschil is het ook in dit geval de vraag of het belang van de man bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet door het hof is beslist, zoals hij als verweer aanvoert, zwaarder weegt dan het belang van vrouw dat de man de beschikking nakomt.
4.2.
Tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap behoort meer dan alleen de woning en de saldi van de bankrekeningen. Tussen partijen is niet in geschil dat in de woning veel contant geld aanwezig was. Volgens de man heeft de vrouw € 30.000,00 aan contant geld weggenomen toen zij de woning verliet. De vrouw stelt dat er € 50.000,00 aan contant geld aanwezig was waarvan zij € 19.000,00 heeft weggenomen. In de beschikking is geoordeeld dat in ieder geval € 30.000,00 in de woning aanwezig was, de vrouw is overbedeeld en € 2.000,00 aan de man moet betalen. Daarnaast speelt nog dat diverse gouden sieraden tot de te verdelen gemeenschap behoren. Volgens de man heeft de vrouw al het goud ter waarde van € 20.000,00 meegenomen en alleen een armband van zijn moeder aan hem teruggegeven. De vrouw stelt dat zij alleen de armbanden van de zoons van partijen en haar trouwring (die zij al had weggegooid) mee heeft genomen. In de beschikking is geoordeeld dat de rechtbank niet kan vaststellen waaruit het te verdelen goud precies bestaat en de rechtbank ervan uitgaat dat de man geen verdeling wenst van de armbanden van zijn zoons en de trouwring van de vrouw. Daarnaast speelt nog de waarde van de eenmanszaak en de waarde van de aandelen van de man in ondernemingen. Voor de vaststelling van de waarde van de eenmanszaak en de aandelen heeft de rechtbank een deskundige benoemd, die nog een rapport moet uitbrengen. Tot slot speelt nog dat de in de beschikking vastgestelde partneralimentatie van € 1.217,00 in hoger beroep door de man wordt aangevochten.
4.3.
Het is begrijpelijk dat de vrouw zo snel mogelijk duidelijkheid wil. Het belang van de vrouw is erin gelegen dat zij haar deel van de overwaarde van de woning ontvangt. Of de man de woning kan overnemen is nog maar zeer de vraag en zal mede afhangen van de uitkomst van het hoger beroep. Het is voor de man van groot belang dat hij een dak boven zijn hoofd heeft. Voor partijen is de beste oplossing dat de man de woning overneemt. De man houdt dan een dak boven zijn hoofd en de vrouw ontvangt haar deel van de overwaarde van de woning. Naar het zich laat aanzien doet het hof twintig dagen nadat dit vonnis is gewezen uitspraak in het hoger beroep tussen partijen. De uitkomst van het hoger beroep kan ertoe leiden dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap anders wordt vastgesteld. Als dat het geval is, kan dat van invloed zijn op de mogelijkheden van de man om een hypothecaire geldlening aan te gaan.
4.4.
Aangezien het hof, naar het zich laat aanzien, op zeer korte termijn uitspraak zal doen, zal, als in hoger beroep de in de beschikking vastgestelde verdeling wordt bekrachtigd, de verkoop van de woning geen onoverkomelijke vertraging oplopen.
4.5.
Dat de vrouw vermoedt dat op rekening [rekeningnummer] van de man op de peildatum (22 maart 2022) een aanzienlijk bedrag stond is begrijpelijk, omdat op die rekening op 1 januari 2022 een bedrag stond van ruim € 55.000,00. Of het verstrekken van de bankafschriften per peildatum relevant is, hangt af van de uitspraak van het hof, omdat in hoger beroep over de peildatum zal worden beslist. Ook op dit punt komt op korte termijn duidelijkheid.
4.6.
Dit alles afwegende, is de conclusie dat het belang van de man bij het behoud van de bestaande toestand zolang niet in hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij nakoming van de beschikking door de man.
4.7.
De vorderingen van de vrouw zullen daarom worden afgewezen.
4.8.
Van de man wordt wel verwacht dat, als de uitspraak van het hof meebrengt dat hij niet in staat zal zijn de woning van de vrouw over te nemen, hij zo spoedig mogelijk na de uitspraak alle benodigde medewerking om tot verkoop van de woning te komen, zal verlenen. Ook wordt van de man verwacht dat als de peildatum van de verdeling van de banksaldi in hoger beroep 22 maart 2022 blijft, hij de vrouw zo snel mogelijk inzicht verschaft in het bedrag dat op de peildatum op rekening [rekeningnummer] stond en hij ook inzicht geeft in de bedragen op de andere rekeningen (voor zover aanwezig), die op de peildatum nog niet waren beëindigd. Van de vrouw wordt verwacht dat zij, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, inzicht verschaft aan de man in het bedrag dat op de peildatum op haar rekening stond.
4.9.
De door de man verzochte veroordeling van de vrouw in de volledige proceskosten zal worden afgewezen. Dat kan alleen bij misbruik van procesrecht, bijvoorbeeld bij het instellen van een vordering die evident ongegrond is. Dat is hier niet het geval.
4.10.
Zoals te doen gebruikelijk in geschillen tussen ex-partners zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG