ECLI:NL:RBAMS:2024:2980

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/13/747183 / KG ZA 24-167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot nakoming omgangsregeling door JBRA in kort geding

In deze zaak heeft de vader een kort geding aangespannen tegen de Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) met het verzoek om een begeleide omgangsregeling met zijn minderjarige zoon. De vader stelt dat de omgang tussen hem en zijn zoon altijd goed is verlopen en dat de huidige omgangsbegeleider, [naam omgangsbegeleider DOH], niet adequaat functioneert. Hij vordert dat JBRA een nieuwe begeleide omgangsregeling opstart, maar JBRA voert verweer en stelt dat de omgang op dit moment praktisch onuitvoerbaar is, omdat er geen instantie is die de omgang kan begeleiden. De voorzieningenrechter heeft op 26 maart 2024 geoordeeld dat de vordering van de vader wordt afgewezen. De rechter concludeert dat de vader niet in staat is om de omgang op een veilige manier te begeleiden, wat heeft geleid tot het stoppen van meerdere omgangsbegeleiders. De rechter benadrukt dat de vader hulp moet zoeken om zijn emoties te reguleren, anders zal de kans op een succesvolle omgangsregeling in de toekomst klein zijn. De vader wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van JBRA op nihil worden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747183 / KG ZA 24-167 MdV/MvG
Vonnis in kort geding van 26 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 1 maart 2024,
advocaat mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam gezinsmanager] .
Partijen zullen hierna de vader en JBRA worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 heeft de vader de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. JBRA heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een op voorhand ingediend verweerschrift. Beide partijen hebben producties ingediend. Vonnis is bepaald op vandaag.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader met mr. Schreinemacher;
- aan de kant van JBRA: [naam gezinsmanager] , gezinsmanager.
1.3.
De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de productie die door JBRRA op de ochtend van de zitting was ingediend, omdat deze niet 24 uur van tevoren was ingediend. Beslist is dat de productie niet tot de procedure wordt toegelaten, omdat deze niet conform het procesreglement 24 uur voor de mondelinge behandeling was ingediend en op het eerste gezicht voor de te nemen beslissing in deze zaak niet van doorslaggevende betekenis was.
2. De feiten
2.1.
De vader en [naam moeder] (hierna: de moeder) zijn getrouwd geweest en zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 (hierna: [minderjarige] ). De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] , die zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 juni 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van JBRA tot en met 6 december 2022. Deze ondertoezichtstelling is hierna steeds verlengd, laatstelijk tot 7 juni 2024.
2.3.
Bij beschikking van 28 oktober 2022 van de kinderrechter van deze rechtbank is bepaald dat de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling begeleid contact met [minderjarige] zal hebben, waarbij de verdere invulling van deze regeling onder regie van JBRA nader vorm zal krijgen en kan worden uitgebreid indien dit volgens JBRA in het belang van [minderjarige] is. Deze beschikking is door het gerechtshof Amsterdam bekrachtigd.
2.4.
Op 26 januari 2023 heeft JBRA de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven om de zorgregeling met [minderjarige] , zoals vastgelegd in de beschikking van 28 oktober 2022, na te komen. Tevens heeft JBRA de moeder op 15 augustus 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven om de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] , zoals vastgesteld door de rechtbank, na te komen. De kinderrechter van deze rechtbank heeft de schriftelijke aanwijzing van JBRA aan de moeder bekrachtigd.
2.5.
De vader is op 15 augustus 2023 door de politierechter van deze rechtbank veroordeeld tot 71 dagen gevangenisstraf waarvan 30 voorwaardelijk wegens bedreigingen, waarbij de vader gedurende een periode van drie jaar contact- en gebiedsverboden zijn opgelegd ten aanzien van de moeder en de advocaat van de moeder en waarbij is bepaald dat de vader gedurende de proeftijd behandeling bij Family Supporters moet volgen.
2.6.
De vader is van 24 juli tot en met 6 november 2023 bij een klinisch psycholoog van Family Supporters onder behandeling geweest. Op initiatief van de vader is de behandeling gestopt.
2.7.
Bij e-mail van 20 november 2023 heeft [naam omgangsbegeleider DOH] (omgangsbegeleider bij De Oplossing Hulpverlening (DOH)) aan de vader een document gestuurd met daarin de voorwaarden voor de begeleide omgang en een opbouw van de begeleide omgang.
2.8.
Op 22 en 29 november 2023 heeft de vader begeleide omgang gehad met [minderjarige] .
2.9.
In december 2023 is de vader bij deze rechtbank een kortgedingprocedure gestart tegen JBRA. In die procedure vorderde de vader, samengevat, uitbreiding van de begeleide omgang. Bij vonnis van 20 december 2023 is de vordering van de vader afgewezen.
2.10.
Bij e-mail van 21 december 2023 heeft [naam omgangsbegeleider DOH] de vader aangesproken op zijn communicatie richting haar tijdens de begeleide omgang met [minderjarige] die dag.
2.11.
Bij e-mail van 10 januari 2024 heeft [naam omgangsbegeleider DOH] aan de vader een tweede waarschuwing gegeven, omdat hij die dag tijdens de begeleide omgang met [minderjarige] tegen haar heeft gezegd dat ze moest oprotten. Verder staat in die e-mail dat [naam omgangsbegeleider DOH] bij een derde waarschuwing zal stoppen met het begeleiden van de omgang.
2.12.
Op 13 februari 2024 heeft de vader een derde waarschuwing gekregen waarop de omgang tussen vader en [minderjarige] is stopgezet. Sindsdien hebben de vader en [minderjarige] geen omgang meer gehad.
2.13.
Op 14 en 16 februari is de vader naar het kantoor van JBRA gegaan. Beide keren is de hulp van de beveiliging ingeroepen. Bij brief van 27 februari 2024 heeft JBRA een de vader een locatieverbod opgelegd.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert te bepalen, op straffe van een dwangsom, dat JBRA een begeleide omgangsregeling dient op te starten van twee keer twee uur per week, waarbij binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis ook omgang dient plaats te vinden tussen [minderjarige] en zijn grootouders van vaderszijde en dat er gedurende een in goede justitie te bepalen aantal uren omgang zal zijn tussen de vader en [minderjarige] bij de grootouders thuis onder begeleiding van JBRA, althans in goede justitie een beslissing te nemen.
3.2.
De vader stelt daartoe het volgende. De omgang tussen de vader en [minderjarige] is altijd goed verlopen. De vorige omgangsbegeleider was [naam 1] . Met haar had de vader een heel goede klik en de samenwerking met haar tijdens de omgang was heel goed. Er was zelfs zicht op dat de omgang bij de vader thuis kon plaatsvinden. De moeder vond dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] te goed ging. Zij heeft daarom aan JBRA gevraagd te stoppen met [naam 1] . Om onbegrijpelijke reden heeft JBRA hier gehoor aan gegeven. Met [naam omgangsbegeleider DOH] is het misgegaan, omdat zij met steeds meer eisen kwam aanzetten. De vader mag zijn stem niet verheffen tegen haar, geen onwelvoeglijke woorden gebruiken, moet vriendelijk blijven en mag haar niet onderbreken. [naam omgangsbegeleider DOH] maakte van de omgang ten onrechte een opvoedcursus. De vader moest eerst bepaalde doelen halen, om een volgende stap te kunnen maken. De vader gaf aan dat het doel moest zijn dat hij bij hem thuis omgang zou hebben met [minderjarige] en dat zijn ouders daar bij zouden mogen zijn. De vader zag in de wijze waarop [naam omgangsbegeleider DOH] de begeleide omgang vorm gaf geen perspectief. Bij [naam 1] mochten de ouders van de vader wel aanwezig zijn bij de omgang en mocht de vader ook naar buiten met [minderjarige] . Bij [naam omgangsbegeleider DOH] mocht dat niet, althans pas veel later. Het kwam erop neer dat de begeleide omgang bij [naam omgangsbegeleider DOH] startte op het niveau van twee jaar terug. [naam omgangsbegeleider DOH] had een plan opgesteld, maar in dat plan zou de omgang in april 2024 nog steeds bij JBRA plaatsvinden en niet bij de vader thuis. Het probleem is dat [naam omgangsbegeleider DOH] heel weinig kan verdragen. De vader gebruikt een keer het woord “fucking” en zegt “je gaat liggen” en [naam omgangsbegeleider DOH] voelt zich bedreigd. Dit terwijl de vader “fucking” tegen zichzelf zei en met “je gaat liggen” zijn zorgen uitsprak dat [naam omgangsbegeleider DOH] ziek zou worden, omdat een vorige omgangsbegeleider ook ziek was uitgevallen. JBRA heeft de verkeerde omgangsbegeleider gekozen. Er moet iemand komen die stevig in zijn of haar schoenen staat en die om kan gaan met de emoties van de vader. Van JBRA kan worden verwacht dat zolang nog geen andere instantie is gevonden die de omgang tussen de vader en [minderjarige] wil begeleiden, JBRA dit doet.
3.3.
JBRA heeft als volgt verweer gevoerd. Het probleem is dat het volgens de vader altijd aan iemand anders ligt, behalve aan hem. [minderjarige] is drie jaar en de begeleide omgang is al vijf keer opgeschort geweest. De omgang is nu weer opgeschort, wat heel slecht is voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Er zijn ondertussen drie omgangsbegeleiders van verschillende instanties geweest die de opdracht aan JBRA hebben teruggegeven, omdat niet met de vader te werken valt. Het is voor [minderjarige] schadelijk dat er steeds een andere persoon is die de omgang begeleidt. De (advocaat van de) vader bagatelliseert de gebeurtenissen. De vader intimideert, vertoont grensoverschrijdend gedrag en bedreigt medewerkers van de hulpverlening. Ook medewerkers van JBRA voelen zich bedreigd door de vader. JBRA gaat niet zomaar over tot een locatieverbod. Op zichzelf is de omgang tussen de vader en [minderjarige] goed. [minderjarige] kan echt genieten van het contact met de vader. Het probleem is echter de strijd die de vader aangaat met de omgangsbegeleiders. Dit gedrag van vader zorgt voor een contextuele onveiligheid bij [minderjarige] en zorgt ervoor dat de vader een onveilig hechtingsfiguur wordt voor [minderjarige] . De vader wordt aangeraden professionele hulp te zoeken voor het reguleren van zijn emoties. [naam omgangsbegeleider DOH] is definitief gestopt met de begeleide omgang. JBRA is op zoek naar weer een nieuwe instantie die de omgang tussen de vader en [minderjarige] wil begeleiden. Dit zal lastig worden. Omdat de begeleide omgang al drie keer is gestopt, zullen hulpinstanties niet staan te springen om het te doen. Totdat een nieuwe instantie bereid is gevonden de omgang te begeleiden, kan er geen omgang tussen de vader en [minderjarige] plaatsvinden. JBRA mag op grond van de Jeugdwet de omgang niet begeleiden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vader wil, begrijpelijk, omgang met [minderjarige] . JBRA vindt het ook in het belang van [minderjarige] dat hij omgang heeft met zijn vader. Zoals JBRA echter terecht heeft aangevoerd is omgang tussen de vader en [minderjarige] op dit moment praktisch onuitvoerbaar, omdat er geen instantie is die de omgang kan begeleiden.
4.2.
[naam omgangsbegeleider DOH] , de omgangsbegeleider, is definitief gestopt omdat zij zich door de vader bedreigd voelde. JBRA is op zoek naar een nieuwe omgangsbegeleider. Die zoektocht wordt echter bemoeilijkt door het feit dat al drie omgangsbegeleiders zijn gestopt. Niet van alle drie kan worden vastgesteld dat zij zijn gestopt vanwege het gedrag van de vader, maar van de laatste in ieder geval wel.
4.3.
Van JBRA kan en mag niet verwacht worden dat zij in de tussentijd de begeleide omgang voor haar rekening neemt. JBRA is een gecertificeerde instelling (GI) en op grond van artikelen 3.1 en 3.2. Jeugdwet voert zij als GI een kinderbeschermingsmaatregel uit, maar biedt zij als GI geen jeugdhulp aan.
4.4.
Bovenstaande betekent dat de vordering van de vader zal worden afgewezen.
4.5.
Duidelijk is dat de vader veel van [minderjarige] houdt en dat hij (verbaal) wil vechten voor (een uitgebreidere) omgang met [minderjarige] . De vader gaat daarin echter zo ver dat de omgangsbegeleider is gestopt, omdat zij zich bedreigd voelde, met als gevolg dat er op dit moment niemand is om de omgang te begeleiden en deze opnieuw stilligt. De vader ziet hierin niet zijn eigen rol. Uit de stellingen van de vader blijkt duidelijk dat hij de schuld volledig buiten zichzelf zoekt en hij JBRA en [naam omgangsbegeleider DOH] verantwoordelijkheid houdt voor het mislukken van de begeleide omgang. Dit onderstreept de noodzaak van hulpverlening voor de vader. De vader zou een meer bestendige begeleide omgang kunnen bespoedigen door bij zichzelf te rade te gaan en hulp te zoeken om zijn emoties te beheersen. Doet hij dit niet, dan zal hij de gevolgen moeten aanvaarden, die er naar alle waarschijnlijkheid uit zullen bestaan dat de volgende begeleide omgang gedoemd is om te mislukken. Dit is niet alleen heel vervelend voor de vader maar vooral zeer schadelijk voor [minderjarige] .
4.6.
De vader zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van JBRA worden begroot op nihil. De JBRA heeft immers geen griffierecht hoeven te betalen en heeft zich niet laten bijstaan door een advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt de vader in de proceskosten, aan de zijde van JBRA begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MvG