7.3.1.De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van twee bedreigingen tegen twee GGZ-medewerkers, een mishandeling van een medewerker van GGZ Mentrum, een mishandeling van een ambtenaar in functie en een belediging van een ambtenaar in functie. Dit zijn ernstige strafbare feiten die in de periode van 27 december 2022 tot en met 20 juli 2023 zijn gepleegd.
Op 27 december 2022 is verdachte agressief en dreigend geweest tegen zijn twee begeleiders bij de GGZ-instelling. Verdachte heeft wekelijks een afspraak met de GGZ, zodat hij geholpen kan worden bij praktische zaken die verdachte in verband met zijn psychiatrische problemen niet alleen aankan. Dat die dag niet direct aan de hulpvraag van verdachte kon worden voldaan is geen excuus voor verdachtes gedrag tegen zijn hulpverleners. De twee slachtoffers voelden zich verbaal en fysiek bedreigd en zijn hevig geschrokken van verdachte.
Op 10 juli 2023 heeft verdachte een receptioniste en beveiligingsmedewerker van de GGZ Mentrum mishandeld. Aangeefster herkende verdachte als cliënt, die geregeld op de locatie waar zij werkte kwam en dan verbaal agressief was. Deze agressie was zodanig dat verdachte op 4 juli 2023 een pandverbod kreeg, waarbij zij hem te woord stond. De rechtbank constateert uit de camerabeelden dat verdachte op 10 juli 2023 al ruim vijftien minuten stond te wachten op de plek waar het latere slachtoffer langs liep. Op het moment dat het slachtoffer langs hem liep, trapte verdachte haar omver. Het slachtoffer viel op straat en heeft bloeduitstortingen op haar arm, een schaafwond op haar elleboog, kraswonden op haar schouder en op haar heup en bloeduitstortingen en ontvellingen op haar knie opgelopen. Door deze aanval heeft aangeefster pijn, en ook veel angst ondervonden. Ze hield er een litteken aan haar elleboog aan over. Haar angstklachten zijn door deze mishandeling zodanig dat ze nauwelijks nog naar buiten durft, medicatie heeft en inmiddels EMDR-therapie volgt.
Vervolgens is verdachte tien dagen later buiten heterdaad aangehouden. Bij zijn aanhouding heeft verdachte verbalisant [aangever 4] twee maal een harde trap tegen zijn been gegeven. De verbalisant voelde stekende pijn in zijn been en had nog een tijd last van die zere plek. Ook heeft hij die dag verbalisant [aangever 5] beledigd door racistische opmerkingen te roepen. Dergelijke beledigingen zijn zeer krenkend en onacceptabel. De bewezenverklaarde feiten zijn steeds gericht tegen hulpverleners en ambtenaren, hetgeen strafverzwarend is.
7.3.2.De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 21 oktober 2022 is veroordeeld ter zake van een bedreiging en belediging. Langer geleden is verdachte veroordeeld voor mishandelingen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapportages die zijn opgemaakt over de persoon van verdachte:
- een pro Justitia psychologisch onderzoek van 27 december 2023, opgesteld door drs. T. Stoel, GZ-psycholoog;
- een pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 17 december 2023, opgesteld door dr. D.J. Vinkers, psychiater.
Uit de rapportages van de psycholoog en de psychiater blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende.
Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid, antisociale persoonlijkheidstrekken, een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis, een gokverslaving en een schizofreniespectrumstoornis. De stoornissen waren ook aanwezig tijdens de ten laste gelegde feiten. Zeker op momenten dat hij niet krijgt wat hij wil, zoals het geval was bij alle tenlastegelegde feiten, verliest hij de controle over zijn woede en gaat over tot fysieke en verbale agressie. Daarbij is er sprake van wantrouwen naar anderen en heeft hij door zijn beperkte intellectuele vermogens beperkt besef van de gevolgen van zijn gedrag. Daarnaast maakt zijn beperkte vermogen tot berouw verder dat hij niet wordt tegengehouden in agressief handelen. Beide rapporteurs komen tot het oordeel dat de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend vanwege zijn beperkte cognitieve vaardigheden in combinatie met antisociale persoonlijkheidstrekken. Verdachte verdraagt het nauwelijks om afhankelijk te zijn van anderen (maar is dat gezien zijn beperkte cognitieve vaardigheden wel), waardoor hij snel agressief reageert.
De kans dat betrokkene in de komende periode, indien hij zonder verdere behandeling detentie verlaat, tot gewelddadig handelen zal komen wordt ingeschat als hoog gezien alle indicatoren binnen de historische en klinische domeinen, de zorgelijke risicohantering en de zeer beperkte aanwezigheid van beschermende factoren. Verdachte heeft geen zelfinzicht en legt de verantwoordelijkheden van zijn daden buiten zichzelf. Verdachte heeft problemen op alle levensgebieden. Escalatie van geweld met ernstige gevolgen voor anderen en hemzelf zijn goed denkbaar.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank, net als de officier van justitie en de raadsman, tot de conclusie dat het ten laste gelegde in verminderde mate dient te worden toegerekend aan verdachte. De rechtbank oordeelt dat er ernstige psychiatrische en cognitieve stoornissen aanwezig zijn bij verdachte en dat verdachte daarnaast kampt met chronische beperkingen. Deze beperkingen worden gecompliceerd door een stoornis in middelengebruik en verslavingsproblematiek. De rechtbank ziet dat als een grote risicofactor. Het enkele feit dat verdachte in detentie abstinent is, betekent niet dat die stoornis niet meer aanwezig is.
7.3.3.De gevangenisstraf
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend is. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht alsook naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Deze omstandigheid weegt de rechtbank, in het voordeel van verdachte, mee bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf. Voor de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank verder rekening met de omstandigheid dat zij aan verdachte eveneens de tbs-maatregel met voorwaarden oplegt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk forensisch psychiatrisch behandeld zal worden. Uit een e-mail van de reclassering van 24 april 2024 is de rechtbank gebleken dat verdachte met ingang van 8 of 13 mei 2024 kon worden opgenomen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te [plaats] . Daarom heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis ter zitting van 24 april 2024 met ingang van 8 of 13 mei 2024 onder voorwaarden geschorst tot de uitspraak op 16 mei. Deze voorwaarden behelzen onder meer dat verdachte zich laat zich opnemen in FPA [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
7.3.4.Overwegingen ten aanzien van de tbs-maatregel
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden zal worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het risico op recidive onvoldoende worden ondervangen met een behandeling in zo’n kader mede gelet op de ernst van de problematiek van verdachte. Als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, dan vervalt bovendien het behandelkader en resteert de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Verdachte komt in dat geval (onbehandeld) vrij in de maatschappij, terwijl het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De rechtbank neemt de voorgeschiedenis van verdachte in aanmerking waarbij agressie tegen hulpverleners een rode draad is en meermalen tot pandverboden heeft geleid.
De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak aanwezig is tot het opleggen van de tbs-maatregel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit, voor zover hier van belang, een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de tbs-maatregel is verder ingevolge het bepaalde in artikel 37a, lid 3, Sr vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen. Uit de genoemde rapportages blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling (verstandelijke beperking) en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een antisociale persoonlijkheidstrekken en schizofrenie-stoornis aanwezig waren. Het onder B 3 bewezenverklaarde feit – de mishandeling van een ambtenaar – is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarnaast zijn de bedreigingen die bewezen verklaard zijn in zaak A onder 1 feiten zoals genoemd in artikel 37a, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Uit alle rapporten blijkt dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel eist. De kans op herhaling van agressieve delicten wordt groot geacht. Naar het oordeel van de rechtbank kan enkel binnen het kader van de tbs-maatregel het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht, waarbij tevens op een – zowel voor verdachte als de maatschappij – verantwoorde manier direct kan worden ingegrepen als dat nodig blijkt te zijn.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld binnen welk kader de behandeling moet plaatsvinden, een tbs met voorwaarden of een tbs met dwangverpleging, en overweegt daartoe als volgt.
7.3.4.2. Tbs met voorwaarden
Naar aanleiding van de adviezen van de psychiater en de psycholoog en het verhandelde op de zitting van 26 januari 2024 heeft de rechtbank het noodzakelijk geacht onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Aan het reclasseringsadvies van 2 april 2024, opgemaakt door reclasseringswerker
[naam] , ontleent de rechtbank – zakelijk weergegeven – het volgende.
Verdachte kampt met instabiele levensomstandigheden. Verdachte is dakloos en heeft geen concrete dagbesteding. Vanwege de slechte financiële situatie was budgetbeheer betrokken. Daarnaast heeft verdachte cognitieve problemen en psychiatrische problematiek. Hiervoor heeft verdachte eerder zonder resultaat behandeling gehad. Verdachte heeft zich ditmaal meewerkend tegenover de reclassering opgesteld. Gelet op onder andere de agressieve houding van verdachte acht de reclassering het risico op recidive hoog. Omdat er sprake is van gewelds-gerelateerde strafbare feiten in de justitiële documentatie waarbij in het verdere verleden geweld ook daadwerkelijk is toegepast wordt het risico op letselschade als hoog ingeschat. Gelet op de negatieve en ambivalente houding van verdachte wordt ook het risico op onttrekking als hoog ingeschat. Het onvoorspelbare gedrag van betrokkene zorgt voor een bedreiging van de maatschappelijke veiligheid. De spanningsopbouw bij verdachte en zijn problemen met zijn agressieregulatie maken dat hij een gevaar is voor anderen.
De reclassering adviseert een tbs met voorwaarden op te leggen. Verdachte is goed in staat te begrijpen wat een tbs-maatregel met voorwaarden betekent. Hij wordt in staat geacht zich aan de voorwaarden te houden. Om tot een constructieve en blijvende gedragsverandering te komen, is het van belang dat er intensieve en langdurige behandeling en/of begeleiding is, en de tbs maatregel met voorwaarden is daarvoor geschikt.
De reclassering ziet geen mogelijkheden om het plan van aanpak binnen een regulier toezicht bij bijzondere voorwaarden naast een (deels) voorwaardelijke straf uit te voeren. Er is dan grote kans dat verdachte het voorwaardelijk strafdeel uit zal gaan zitten en onbehandeld weer uit detentie komt. Daarnaast adviseert de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen aanwezig is. Verder is geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Mevrouw [naam] is op de zitting van 24 april 2024 telefonisch gehoord. Zij heeft verklaard dat het voorgestelde plan van aanpak, te weten tbs met voorwaarden, noodzakelijk is gezien de problematiek van verdachte.
Verdachte heeft zich op de zitting van 24 april 2024 bereid verklaard mee te werken aan alle voorwaarden die de reclassering in het maatregelenrapport van 2 april 2024 heeft geadviseerd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met voorwaarden passend en geboden is en legt zij deze maatregel op.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de mishandeling jegens de ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn beroep (artikel 304, eerste lid, onder 3, van het Wetboek van Strafrecht). Dit betreft het in zaak B onder 3 bewezenverklaarde feit. De maatregel kan daarom na omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
7.3.4.3. Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive en het uit te oefenen toezicht, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet geen noodzaak om, naast de tbs-maatregel met voorwaarden, ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen.