ECLI:NL:RBAMS:2024:2959

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
13/038484-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en mishandeling door veelpleger met Oekraïense nationaliteit, vrijspraak voor diefstal van bier en vernieling

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en mishandeling. De verdachte, een veelpleger met Oekraïense nationaliteit, werd beschuldigd van diefstal van een fles wijn en drie blikken bier, gevolgd door geweld tegen een winkelmedewerker, en vernieling van een stoel in de Albert Heijn. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en de verdediging van zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de fles wijn en de mishandeling van de winkelmedewerker, maar sprak hem vrij van de diefstal van bier en de vernieling van de stoel. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was, omdat hij bevestigend antwoordde op de vraag of hij iets had meegenomen uit de winkel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/038484-24
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2024. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is [naam 1] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich op 2 februari 2024 bij de Albert Heijn, gelegen aan de
[adres 1] , schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:
diefstal van een fles wijn en drie blikken bier, gevolgd van geweld tegen winkelmedewerker [naam 2] ;
feit 2:
mishandeling van winkelmedewerker [naam 2] ;
feit 3:
vernieling van een stoel toebehorende aan de Albert Heijn.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de aangifte van winkelmedewerker [naam 2] , de foto’s in het dossier en de door verbalisant [verbalisant] beschreven camerabeelden. Verdachte heeft het bier en de wijn weggenomen, is naar buiten gegaan en hij is vervolgens meegenomen naar een kantoortje in de winkel van de Albert Heijn. Toen de winkelmedewerker een blik bier van de verdachte af wilde pakken heeft dat geleid tot een worsteling. Tijdens deze worsteling heeft aangever letsel opgelopen en is een stoel in het kantoor van de Albert Heijn beschadigd. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het geweld, genoemd in de tenlastelegging, wat haar betreft alleen ziet op de worsteling in het kantoortje.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte van alle feiten vrij te spreken. Niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte een fles wijn pakt, maar niet wat hij vervolgens met deze fles doet. Dat de blikken bier die verdachte in zijn tas had uit de Albert Heijn zijn weggenomen, blijkt nergens uit. Ten tweede kan niet worden bewezen dat verdachte geweld heeft toegepast. Weliswaar werd er tussen de winkelmedewerker en verdachte over en weer geduwd, maar daarmee is niet vast komen te staan dat verdachte met opzet geweld heeft toegepast. De aanhouding van verdachte was bovendien onrechtmatig. Met betrekking tot de vernieling van de stoel, kan eveneens het opzet van verdachte hierop niet worden bewezen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 1 en bewezenverklaring van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat een deel van het onder 1 en 2 tenlastegelegde kan worden bewezen. Daarbij gaat de rechtbank – op grond van de wettige bewijsmiddelen – van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Diefstal van een fles wijn
Op beveiligingsbeelden van de Albert Heijn is te zien dat verdachte een fles wijn uit de schappen pakt en kort daarna een beweging maakt richting de binnenzak van zijn jas. Daarna is de fles wijn niet meer te zien en verlaat verdachte – zonder iets af te rekenen – de winkel. [2] Buiten wordt verdachte aangesproken door winkelmedewerker [naam 2] en zijn collega. Uit de aangifte blijkt dat zij verdachte vragen of hij iets heeft meegenomen uit de winkel zonder te betalen. Verdachte knikt ja en bevestigt zijn antwoord daarna met “yes”. De winkelmedewerkers pakken verdachte daarop vast en begeleiden hem terug de winkel in. [3] Uit de aangifte blijkt dat verdachte daarna in het kantoor van de Albert Heijn een fles wijn uit zijn jaszak haalt. [4] Ter terechtzitting heeft verdachte toegegeven de persoon te zijn die op de beelden te zien is. [5] Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke toe-eigening van een fles wijn.
Voorzover de raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden omdat sprake is van een onrechtmatige burgeraanhouding, verwerpt de rechtbank dit verweer. Op de vraag, buiten de winkel, van de winkelmedewerkers of verdachte wat had meegenomen antwoordde de verdachte bevestigend. Daarmee is een redelijk vermoeden van schuld ontstaan en was de aanhouding op heterdaad en daarmee rechtmatig.
Mishandeling
Uit de aangifte volgt verder dat verdachte in het kantoor van de Albert Heijn ‘flipt’ en dat de winkelmedewerker verdachte samen met een collega in een stoel moet drukken om hem onder controle te krijgen. Doordat verdachte hevig in verzet gaat, ontstaat er een worsteling. [6] Als gevolg van de worsteling loopt de winkelmedewerker schaafwonden op zijn handen op. Hiervan bevinden zich twee foto’s in het dossier. [7] In de aangifte en de foto’s van het letsel van de winkelmedewerker ziet de rechtbank voldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door met de winkelmedewerker te worstelen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dronken was en dat hij zich niet meer kan herinneren wat er in het kantoor is gebeurd. [8] De verklaring van verdachte over zijn toestand in het kantoor sterkt de rechtbank in dit oordeel.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fles wijn en aan de mishandeling van winkelmedewerker [naam 2] .
3.3.2.
Partiële vrijspraak van feit 1 en vrijspraak van feit 3
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van bier, diefstal gevolgd van geweld of aan vernieling. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van diefstal van bier
Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte de blikjes bier die hij bij zich had, uit de Albert Heijn heeft weggenomen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal van bier.
Vrijspraak van diefstal gevolgd van geweld
Omdat het geweld van verdachte zou zijn ontstaan om de afname van een blikje bier te voorkomen – hetgeen volgt uit de aangifte – kan het door verdachte toegepaste geweld niet in verband worden gebracht met de diefstal van de fles wijn waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Met andere woorden: de rechtbank kan niet vaststellen dat het geweld dat door verdachte is toegepast, is aangewend als middel om de diefstal van de wijn mogelijk of succesvol te maken. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte dit geweld heeft toegepast om zijn vlucht mogelijk te maken. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal gevolgd van geweld.
Vrijspraak van vernieling
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld hoe en door wie de stoel van de Albert Heijn is vernield. Hoewel het aannemelijk is dat dit tijdens de worsteling tussen verdachte en de winkelmedewerker is gebeurd, is dit onvoldoende om verdachte als veroorzaker van de vernieling aan te wijzen. Het handelen van de winkelmedewerker kan immers ook de oorzaak van de beschadiging aan de stoel zijn geweest. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde vernieling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. op 2 februari 2024 te Amsterdam een fles wijn die aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan [adres 1] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. op 2 februari 2024 te Amsterdam [naam 2] heeft mishandeld door met voornoemde [naam 2] te worstelen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast moeten aan verdachte in het kader van de proeftijd bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de aanhouding van verdachte, door een burger, onrechtmatig was en dat – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – strafvermindering moet volgen. Daarnaast is de ernst van de zaak te gering om klinische behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Verdachte wil behandeld worden. Die behandeling kan ook vanuit een vrijwillig kader plaatsvinden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en mishandeling. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade veel hinder voor winkeliers veroorzaken.
Nadat verdachte voor de diefstal is aangehouden, heeft hij zich met geweld tegen een winkelmedewerker verzet. Als gevolg hiervan heeft de winkelmedewerker letsel opgelopen, hetgeen maakt dat sprake is van een ernstig strafbaar feit. Door het plegen daarvan heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die winkelmedewerker geschonden.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 8 april 2024 blijkt dat verdachte meermalen recent is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van dit soort feiten. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 26 april 2024, opgemaakt door [naam 1] . In dit rapport staat onder meer het volgende:

De heer [verdachte] is een 24-jarige man met de [nationaliteit] nationaliteit die wordt verdacht van diefstal met geweld (…). Het ontbreken van financiële middelen alsmede middelenproblematiek hebben een rol gespeeld bij het tenlastegelegde. Blijkens zijn justitiële documentatie is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Betrokkene voldoet inmiddels aan de harde criteria om de onvoorwaardelijke ISD maatregel opgelegd te kunnen krijgen.
(…) Wij zijn echter van mening dat de heer [verdachte] nog niet de kans heeft gekregen om binnen een forensisch kader stabiliteit binnen zijn leefsituatie te bewerkstelligen. De heer [verdachte] voldoet naar ons inziens nog niet aan de zachte ISD criteria. Een klinisch traject binnen een voorwaardelijke straf zien wij echter wel als een laatste kans voor betrokkene om te werken aan zijn problematiek ter voorkoming van delictgedrag. Tevens achten wij het van belang dat betrokkene na zijn klinische traject stabiele huisvesting en inkomsten uit arbeid realiseert. Het inzetten van interventies op deze leefgebieden wordt derhalve binnen een forensisch kader noodzakelijk geacht.”
Ter terechtzitting heeft reclasseringswerker [naam 1] de inhoud van het rapport bevestigd. In aanvulling hierop heeft zij verklaard dat verdachte op een wachtlijst is geplaatst voor klinische behandeling bij [kliniek] . De wachttijden voor plaatsing bedragen 3 tot 6 maanden. Een concreter tijdpad kan ze niet geven. Om deze reden is na detentie plaatsing in een overbruggingskliniek wenselijk, omdat verdachte anders op straat belandt en de kans op recidive hoog zal zijn. Pas nadat het vonnis is gewezen, kan echter naar een overbruggingsplek worden gezocht. Plaatsing aansluitend aan detentie zal daarom hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk zijn. De voorgestelde interventies kunnen niet in een vrijwillig kader worden vormgegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden – inclusief klinische behandeling – te houden.
Onrechtmatige burgeraanhouding?
De rechtbank heeft onder 3.3.1 overwogen dat er geen sprake is van een onrechtmatige burgeraanhouding. Er is derhalve op dit punt geen reden tot strafvermindering.
Oriëntatiepunten
Voor een winkeldiefstal waarbij na betrapping geweld wordt gebruikt, schrijven de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), in geval van veelvoudige recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden voor.
Motivering van de straf
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de reclassering en zal in lijn hiermee verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. Verdachte krijgt zodoende een laatste kans om met behulp van een forensisch kader op het rechte pad te komen en te blijven.
Alles afwegende vindt de rechtbank als straf passend en geboden: een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal;
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling.
Veroordeelt veroordeelde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich niet houdt aan de hierna
vermelde algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan liet nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Meldplicht
- zich binnen 3 (drie) werkdagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres: [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
- zich laat opnemen in een kliniek van [kliniek] te [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- aansluitend aan de opname in een zorginstelling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Ambulante behandeling
- zich laat behandelen bij een forensische GGZ polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afloop van het klinische behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur.
Geeft aan de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en M. Wiltjer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2024.
[.]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover er verwezen wordt naar een proces-verbaal, wordt dit processtuk in de voetnoot afgekort als ‘PV’.
2.PV van bevindingen met PV-nummer PL1300-2024026554-9, p. 11 (negende zinsnede en elfde tot en met veertiende zinsnede).
3.PV van aangifte met PV-nummer PL1300-2024026554-2, p. 6 (eerste en tweede alinea).
4.PV van aangifte met PV-nummer PL1300-2024026554-2, p. 6 (tweede alinea).
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2024.
6.PV van aangifte met PV-nummer PL1300-2024026554-2, p. 6 (derde alinea).
7.Fotoblad met PV-nummer: 2024026554, p. 31 en 32.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2024.