ECLI:NL:RBAMS:2024:2955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
13/065877-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot identiteitskwesties en strafbaarheid

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hechingen in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Algerije, die in Nederland gedetineerd is. De officier van justitie diende op 15 maart 2024 een vordering in tot behandeling van het EAB. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.

De raadsman voerde aan dat de opgeëiste persoon niet de persoon is die door de Duitse autoriteiten wordt gezocht en dat er twijfel bestaat over de identiteit. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er een dactyloscopisch identiteitsonderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon inderdaad degene is die in Duitsland wordt gezocht. De rechtbank oordeelde dat het verweer van de raadsman niet kon slagen.

Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van verkrachting, een feit dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Duitse autoriteiten voor het feit zoals omschreven in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/065877-24
Datum uitspraak: 22 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 15 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2023 door het
Amtsgericht Hechingen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats] (Algerije),
alias
[alias opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats] (Algerije)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft door middel van een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat in Almere, die namens hem het woord heeft gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De raadsman heeft opgemerkt dat uit moet worden gegaan van de hiervoor genoemde persoonsgegevens van [alias opgeëiste persoon].
De raadsman heeft verder aangevoerd dat zijn cliënt niet de persoon is die door de Duitse autoriteiten wordt bedoeld in het EAB. De Duitse autoriteiten zijn op naar een zekere [opgeëiste persoon] die zich uitgeeft voor [alias opgeëiste persoon] en uit de stukken blijkt niet dat dit één en dezelfde persoon is. De officier van justitie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard dan wel moet de overlevering worden geweigerd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer van de raadsman niet kan slagen. In het dossier bevindt zich een rapport dactyloscopisch identiteitsonderzoek van 19 maart 2024 waaruit blijkt dat er een match is tussen de persoon die in Duitsland wordt gezocht en de persoon die in Nederland is aangehouden en voor deze overleveringszaak in detentie zit. Bij de rechtbank bestaat daarom geen twijfel dat de persoon in overleveringsdetentie voor dit EAB de persoon is die in het EAB wordt bedoeld en dus de door Duitsland gezochte persoon is.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Hechingenvan 6 juli 2023, dossiernummer 1 Gs 678/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hechingen(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.