Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hechingen in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Algerije, die in Nederland gedetineerd is. De officier van justitie diende op 15 maart 2024 een vordering in tot behandeling van het EAB. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.
De raadsman voerde aan dat de opgeëiste persoon niet de persoon is die door de Duitse autoriteiten wordt gezocht en dat er twijfel bestaat over de identiteit. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er een dactyloscopisch identiteitsonderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon inderdaad degene is die in Duitsland wordt gezocht. De rechtbank oordeelde dat het verweer van de raadsman niet kon slagen.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van verkrachting, een feit dat in Nederland op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Duitse autoriteiten voor het feit zoals omschreven in het EAB.