ECLI:NL:RBAMS:2024:2936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
13/031611-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek getuigenverhoor in strafzaak met betrekking tot identificatie verdachte

Op 7 maart 2024 vond een regiezitting plaats in de Rechtbank Amsterdam, waar de rechtbank de zaak behandelde met parketnummer 13/031611-23. De verdachte, geboren in 1992, was aanwezig met zijn raadsman, mr. C.C. Polat. Tijdens de zitting werd het verzoek van de raadsman om getuigen te horen, specifiek de Sky/ECC tegengebruikers, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek onvoldoende onderbouwd was en dat niet duidelijk was welke feiten en omstandigheden de getuigen zouden kunnen verduidelijken. De voorzitter benadrukte dat de identificatie van de verdachte als gebruiker van het Sky/ECC-id was gebaseerd op politiebevindingen en niet op getuigenverklaringen. De verdediging had niet concreet betwist welke bevindingen in het proces-verbaal van identificatie onjuist zouden zijn, en de rechtbank zag geen noodzaak om de getuigen te horen. De zitting had het karakter van een regiezitting, waarbij de rechtbank de onderzoekswensen van de verdediging besprak. De officier van justitie, mr. R. Leuven, gaf aan dat de zaak klaar was voor inhoudelijke behandeling, maar dat er nog geen duidelijkheid was over de ontsleuteling van een PGP-telefoon die relevant kon zijn voor de zaak. De rechtbank besloot het verzoek tot het horen van de getuigen af te wijzen, omdat de verdediging onvoldoende had onderbouwd waarom deze getuigen gehoord moesten worden. De zitting werd geschorst voor een nader te bepalen tijdstip.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/031611-23 (strafzaak en ontnemingszaak)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 7 maart 2024.
Tegenwoordig zijn:
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mr. M.A.E Somsen en mr. D.M.S. Gribling, rechters en
mr. S.G.E. Spaander, griffier
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. R. Leuven, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van de verdachte, te zijn:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres [adres], [woonplaats]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen.
De voorzitter zegt tegen verdachte dat hij niet tot antwoorden verplicht is en goed moet opletten.
Op 18 juli 2023 heeft er een pro forma zitting in de strafzaak plaats gevonden. De rechtbank zit vandaag in een andere samenstelling. Vandaag is ook de ontnemingszaak aan de orde. Daarom zal de rechtbank het onderzoek ter zitting opnieuw aanvangen.
Met instemming van de raadsman en de officier van justitie worden de zaken als voorgedragen beschouwd.
Voor zover op de zitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze zakelijk weergegeven.
De voorzitter voert het woord:
De zitting van vandaag heeft het karakter van een regiezitting. Dat betekent dat de zaken niet inhoudelijk worden behandeld. De strafzaak is op 18 juli 2023 toen voor onbepaalde tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot procesafspraken te komen. Die procesafspraken zijn niet gemaakt.. Aan de orde zijn vandaag daarom de onderzoekswensen die de raadsman op 18 juli 2023 heeft ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft daarop schriftelijk gereageerd en daarbij toegezegd dat de gevraagde datasets zullen worden verstrekt en de verdediging inzage zal krijgen in de passagierslijsten. De raadsman is hiermee akkoord en geeft aan niet langer op deze verzoeken een beslissing van de rechtbank te vragen.
De raadsman heeft, op voorhand door de rechtbank daarnaar gevraagd, aangegeven geen aanvullingen te hebben op de al eerder ingediende onderzoekswensen. Het verzoek dat resteert is het verzoek om de Sky/ECC tegengebruikers van het Sky/ECC-id [account] te horen als getuigen.
In de ontnemingszaak heeft de verdediging geen onderzoekswensen..
Opmerking griffier: de schriftelijke onderzoekswensen van mr. Polat van 18 juli 2023, inclusief zijn mail van 25 februari 2024, alsook het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 8 februari 2024, worden aan dit proces-verbaal gehecht.
De officier van justitie voert het woord:
U, voorzitter, vraagt naar de stand van zaken in het onderzoek. Ik weet niet of de PGP-telefoon die is aangetroffen op [straatnaam] inmiddels is ontsleuteld. Daar heb ik nog geen bericht over gekregen van de politie. Dat kan betekenen dat het niet tot ontsleuteling zal leiden. Mocht dat wel het geval zijn, zal ik de bevindingen uiteraard verspreiden. Verder is er wat mij betreft geen ander onderzoek dat nog openstaat en is de zaak klaar voor inhoudelijke behandeling.
De verdachte verklaart:
U, voorzitter, vraagt of de PGP-telefoon van mij was. Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
U, voorzitter, vraagt of ik de gebruiker was van het Sky/ECC account [account]. Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
U, voorzitter, vraagt of ik ontken dat ik de gebruiker ben van het voornoemde account. Ja, ik ontken dat ik de gebruiker ben.
U, voorzitter, vraagt of ik passagier was op de vluchten waarover in het proces-verbaal van identificatie wordt gesproken. Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
U, voorzitter, vraagt of ik wat wil zeggen over de bevindingen in het proces-verbaal van identificatie. Ik beroep mij op mijn zwijgrecht.
De raadsman voert het woord:
U, voorzitter, vraagt of ik wil reageren op het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie. De eerder door mij ingebrachte lijst met beslissingen van rechtbanken waarin dergelijke verzoeken worden toegewezen, heb ik aangevuld met een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam. Die zal ik u overhandigen.
Opmerking griffier: de lijst die is overhandigd door mr. Polat wordt aan dit proces-verbaal gehecht.
Ik handhaaf niet langer mijn primaire verzoek tot het horen als getuige van alle Sky/ECC tegengebruikers van het Sky/ECC-id [account] . Het is op zich relevant, maar ik begrijp dat de rechtbank het niet gaat toewijzen.
Het verzoek dat resteert is het verzoek om de Sky/ECC tegengebruikers van [account] als getuige te horen die in dat kader hebben bijgedragen aan de identificatie ofwel in het kader van feiten 1, 2 en 3.
Ik denk dat mijn verzoek heel duidelijk is. Het belang is evident. Wat mij opvalt is dat in afwijzingen van dergelijke verzoeken en in de standpunten van het Openbaar Ministerie met name wordt ingezoomd op de identificatie. Het verhoor is niet alleen bedoeld voor de identificatie. Ik heb al een en ander gezegd over de bevindingen in het proces-verbaal identificatie. Een tweede pijler, en misschien nog wel belangrijker, is het materieelrechtelijke belang. Het gaat om medeverdachten. Volgens justitie hebben zij kennelijk samen een drugstransport opgezet. Er is dan ook een evident belang om deze medeverdachten te horen.
Ik heb in mijn e-mail van 25 februari jl verwezen naar het vonnis van uw rechtbank in de zaak van een medeverdachte. In die zaak heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat sprake was van pakketten cocaïne. In tegenstelling tot sommige andere Sky/ECC-zaken, is in deze zaak geen cocaïne in beslag genomen. Het Openbaar Ministerie heeft een aanvullend proces-verbaal ingebracht waarin de verbalisanten tot de conclusie komen dat het gaat om cocaïne. Ik weet niet of dat zo is. Laten we dat vooral vragen aan de personen die er betrokken bij zijn geweest.
U, voorzitter, vraagt wat het belang is om de getuigen te horen, nu verdachte ontkent de gebruiker te zijn van het account. Als uw rechtbank bij vonnis tot de conclusie komt dat verdachte wel de gebruiker is van het account, dan is de volgende vraag of het wel of niet om cocaïne ging. Ik wil de getuigen vragen of het cocaïne was of dat het wellicht om iets anders ging.
U, voorzitter, vraagt of ik ook alle deelnemers van de groepsgesprekken, waaronder de personen die geen bijdrage in de chat hebben geleverd, wil bevragen. Ja, deze personen zitten niet voor niets in een groepsgesprek. Ik ga ervan uit dat de deelnemers wetenschap hadden van wat er gaande was. Wat mij betreft is er dus een belang om ze te horen.
Ik heb nog een verzoek aan de officier van justitie. Ten tijde van de doorzoeking zijn foto’s gemaakt van de plek waar de inval is geweest. In het proces-verbaal van identificatie wordt gebruik gemaakt van deze foto’s. Ik wil graag weten of er ook foto’s zijn gemaakt van de locatie buiten het dossier om. Bij de inval zijn namelijk zeer specifieke foto’s gemaakt van bijvoorbeeld de waterkoker en de weegschaal. Ik wil graag weten of er ook foto’s zijn van zaken zoals de lamellen, gordijnen, tv’s en de omgeving van de woning.
De officier van justitie voert het woord:
Dat zal ik moeten navragen. U, voorzitter, verzoekt mij om in het geval dat de foto’s er zijn deze te verstrekken aan de raadsman en de rechtbank. Dat zal ik doen.
De officier van justitie voert het woord:
Ik ben van mening dat op het moment een identificatie wordt bestreden, deze bestrijding voldoende concreet moet worden gemaakt. De verdediging maakt niet duidelijk welke bevindingen in het proces-verbaal van identificatie volgens haar niet kloppen. Ik betrek daar ook bij dat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept. Hij zegt zelf niet waarom hij niet de persoon zou zijn van wie de politie denkt dat hij dat is. Er zijn ook geen getuigenverklaringen gebruikt voor de identificatie van verdachte. Er is gebruik gemaakt van chats en bevindingen rondom de chats. De getuigen zijn dan ook geen Keskin-getuigen. Dat betekent dat een verzoek tot het horen van deze getuigen moet zijn voorzien van een goede onderbouwing. De enkele stelling dat zij personen zijn die contact hebben gehad met de gebruiker van dat account is wat mij betreft onvoldoende, zeker omdat dus ook niet wordt aangegeven wat er wordt bestreden. Daar komt bij dat de verdediging niet concreet maakt waarom die contacten wetenschap zouden kunnen hebben van de persoon met wie zij contact hadden. Het probleem van PGP’s is dat het gaat om ID’s en personen die gebruik maken van een bijnaam.
Ik ben dus van mening dat de verdediging het verzoek onvoldoende concreet heeft gemaakt. Zij heeft ook niet geconcretiseerd welke specifieke accounts zouden moeten worden gehoord.
Het enkel zijn van een tegencontact in een chat, maakt bovendien niet dat er ook een verdedigingsbelang is bij het horen van het contact. Niet duidelijk is wat er ten aanzien van de chatgesprekken betwist wordt. Van de verdediging mag worden verlangd dat zij concretiseert welke vragen zij zou willen stellen. Wat mij betreft is de onderbouwing van het verzoek van de verdediging heel algemeen en zorgt inwilliging van het verzoek voor een grote belasting van het strafproces.
Mocht u het eens zijn met de verdediging dat er een verdedigingsbelang aanwezig is bij het horen van een of meerdere tegengebruikers, dat is mijn standpunt dat eerst zou moeten worden beoordeeld welke tegencontacten relevant zouden kunnen zijn. Van deze tegencontacten moet vervolgens ook de identiteit bekend zijn. Dan zouden verdere stappen kunnen worden gezet.
De verdachte heeft geen nadere opmerkingen.
Nadat de rechtbank in raadkamer heeft beraadslaagd, deelt de voorzitter de volgende beslissing van de rechtbank mee.
De rechtbank stelt voorop dat verzoeken tot het horen van tegencontacten van een digitaal platform, zoals hier aan de orde, ook met inachtneming van de Keskin-jurisprudentie, nader door de verdediging dienen te worden onderbouwd (ECLl:NL:HR:2022:177). De uitlatingen van deze personen kunnen niet worden aangemerkt als een buiten de aanwezigheid van verdediging afgelegde belastende getuigenverklaring, waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en horen van betreffende persoon mag worden verlangd.
Ter onderbouwing heeft de verdediging aangevoerd dat deze personen moeten worden gehoord om zo de betrouwbaarheid van de identificatie van verdachte als gebruiker van het Sky/ECC-id [account] nader te kunnen toetsen. Bovendien dienen voornoemde getuigen te worden gehoord over de vermeende overdracht van cocaïne, geld of andere goederen en de vermeende betrokkenheid daarbij van de gebruiker van het het Sky/ECC-id [account] dat aan verdachte wordt toegedicht, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de verdediging onvoldoende is onderbouwd en overweegt daartoe als volgt.
De identificatie van verdachte als gebruiker van het voornoemde Sky/ECC-id is tot stand gekomen op basis van bevindingen van de politie, en niet aan de hand van verklaringen van de gevraagde tegengebruikers. De verdediging heeft de juistheid van de in het proces-verbaal ter identificatie van verdachte genoemde bevindingen en conclusies niet concreet betwist en heeft evenmin bezwaren opgeworpen tegen de processen-verbaal waarin de inhoud van de gesprekken is weergegeven en door de politie is geduid. De rechtbank ziet daarom niet in hoe het horen van de gevraagde gebruikers van de Sky/ECC-accounts van belang zou kunnen zijn voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de identificatie van verdachte.
De verdediging heeft ook onvoldoende concreet onderbouwd op welke manier de verzochte getuigen opheldering zouden kunnen verschaffen over de ten laste gelegde feiten en de vermeende betrokkenheid daarbij van verdachte. De enkele motivering van het verzoek dat chats hebben plaatsgevonden met een account dat aan verdachte wordt toegeschreven, is hiervoor onvoldoende. De verdachte ontkent de gebruiker van het aan hem toegeschreven account te zijn en beroept zich overigens op zijn zwijgrecht. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende concreet is geworden wat ten aanzien van de inhoud van de chats, zoals in het dossier weergegeven, wordt betwist door verdachte en waarover hij deze tegencontacten vragen wenst te stellen. Het enkele feit dat de tegencontacten mogelijk als medeverdachten kunnen worden aangemerkt, maakt niet dat daarmee een belang bij het horen als getuige gegeven is. Al met al is onvoldoende inzichtelijk geworden voor de rechtbank over welke in de processen-verbaal genoemde feiten en omstandigheden de verzochte getuigen verduidelijking zouden kunnen geven en is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging tot het horen van de tegencontacten dan ook af.
De voorzitter deelt mee dat het onderzoek ter terechtzitting in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak wordt geschorst voor
onbepaalde tijd.
De voorzitter beveelt de
oproepingvan
verdachtetegen het nader te bepalen tijdstip, met
tijdige
kennisgevingdaarvan aan de
raadsmanvan verdachte.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.