4.4.1.Bewijsoverweging
De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden in de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3 en 4 primair heeft begaan.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van feiten 2 en 3 sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Om die reden wordt voor die feiten in de bijlage volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
Feiten 2 en 3 (medeplegen bezit drugs)
Op grond van het proces-verbaal van de doorzoeking, het laboratoriumrapport en de bekennende verklaring van verdachte staat het voor de rechtbank vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA en 3MMC. De vraag die voor de rechtbank resteert is of verdachte deze feiten in vereniging heeft gepleegd. Nu verdachte heeft verklaard dat zij de drugs heeft aangenomen van [medeverdachte] , bezien in het licht van het hierna weergegeven redengevende bewijs voor feit 4 primair (medeplegen handel in drugs), is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van deze feiten verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] . De drugs hebben zich in de machtssfeer van beide verdachten bevonden en zij hadden hier ook beide wetenschap van. Het was de voorraad voor de gezamenlijke handel. Er is dan ook sprake van medeplegen.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 2 overweegt de rechtbank nog als volgt.
Uit het laboratoriumrapport dat is opgenomen in de bewijsmiddelen in
bijlage IIvolgt dat bij verdachte in totaal
43,6gram van een materiaal bevattende MDMA is aangetroffen. Nu vermoedelijk abusievelijk het voorhanden hebben van
43,2gram van een materiaal bevattende MDMA ten laste is gelegd en deze hoeveelheid binnen de werkelijk aangetroffen hoeveelheid valt, zal de rechtbank de ten laste gelegde 43,2 gram van een materiaal bevattende MDMA bewezen verklaren.
Mede gelet op de verweren van de verdediging, overweegt de rechtbank in aanvulling op de gebruikte bewijsmiddelen nog het volgende ten aanzien van de feiten 1 en 4 primair.
Feit 1 (bezit vuurwapen)
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen is volgens vaste jurisprudentie vereist dat bij verdachte een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid van het wapen (en de munitie) was en dat zij de feitelijke macht over het wapen en de munitie kon uitoefenen, in de zin dat zij daarover in zekere mate kon beschikken. Daarvoor is niet doorslaggevend of de goederen haar toebehoren.
Verdachte heeft verklaard dat de woning alleen door haar en haar (3-jarige) dochter wordt bewoond en dat zij zelden bezoek ontvangt. Zij beschikt, naast de verhuurder, als enige over de huissleutel. Van enige betrokkenheid van de verhuurder bij het wapen is gesteld noch gebleken. Daarmee is verdachte naar het oordeel van de rechtbank de bewoner van de woning waarin het wapen en munitie zijn aangetroffen
De rechtbank overweegt dat de bewoner in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de goederen die zich in zijn of haar woning bevinden. Dat is geen onweerlegbaar uitgangspunt. Van verdachte mag, bij het aantreffen van contrabande in haar woning, die zij op het moment van het aantreffen ook daadwerkelijk bewoont, wel een redelijke verklaring worden gevergd. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat die redelijke verklaring niet is gegeven en verdachte beschikkingsmacht had over het vuurwapen en munitie en zich bewust was van de aanwezigheid daarvan in haar woning. Daartoe is het volgende redengevend.
Beschikkingsmacht
Het wapen met de munitie is aangetroffen in een keukenkastje onder het aanrechtblad. In dat kastje bevonden zich ook spullen die over het algemeen vaak gebruikt worden, zoals olie, schoonmaakmiddelen en toiletpapier. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij dagelijks dit kastje gebruikte en er in keek. In dit keukenkastje bevond zich ook de rode plastic zak waarin de verdovende middelen zaten. Verdachte heeft het aanwezig hebben van die verdovende middelen bekend. Uit deze rode zak pakte verdachte regelmatig verdovende middelen om te wegen en te verpakken.
Het wapen zat in een oranje plastic zak in hetzelfde keukenkastje.
De feitelijke beschikkingsmacht is hiermee gegeven.
Bewustheid
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd. In haar eerste verhoor verklaarde verdachte over de rode tas (met verdovende middelen) dat ze die twee of vier maanden voor haar aanhouding in bewaring had genomen en in het keukenkastje had gelegd. Ze had gezien dat er een Tupperware doosje in zat en had de tas dicht geknoopt en wist niet wat er in het doosje zat. Over het aangetroffen wapen, zo verklaarde ze, wist ze niets, ze had die (oranje) zak nog nooit gezien en vroeg de verbalisanten of dat wapen in die rode tas was aangetroffen of misschien uit die rode tas kon zijn gevallen. Bij de rechter-commissaris verklaarde verdachte dat ze een keer een tas voor iemand had bewaard, dat zou voor een week zijn, voor iemand die ze vertrouwde.
In haar tweede verhoor door de politie, geconfronteerd met onderzoeksbevindingen, verklaarde verdachte dat ze wèl wist dat er drugs in de rode tas zaten maar dat ze niets wist van het wapen en alleen kon bedenken dat het uit de rode tas moet zijn gevallen.
Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat zij niet alleen wist dat er drugs in de rode tas zaten maar ook dat ze er regelmatig drugs uithaalde, deze woog en verpakte ten behoeve van de verkoop ervan.
De vraag van verdachte aan verbalisanten tijdens het eerste verhoor, of het wapen ook in de rode tas was aangetroffen en of dat wapen misschien uit die rode tas kon zijn gevallen, is in het licht van deze verklaring ter terechtzitting onbegrijpelijk.
Daarbij heeft verdachte op de terechtzitting verklaard dat zij dagelijks in het keukenkastje kwam, onder andere omdat in dat kastje ook de rode tas lag waaruit zij drugs haalde. De verklaring van verdachte dat zij de oranje tas niet zou hebben gezien, acht de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook onaannemelijk. Ook als de oranje tas in een -al dan niet dicht- prullenbakje in het keukenkastje zou hebben gelegen, zoals de raadsvrouw bij pleidooi ter zitting heeft betoogd, dan nog is dit geen redelijke verklaring voor de aanwezigheid van dat wapen en de munitie.
Daar komt bij dat het algemeen bekend is dat handel in drugs, het onder feit 4 bewezenverklaarde, gepaard kan gaan met geweld en dat vuurwapenbezit in die wereld daarom niet ongebruikelijk is.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in haar woning..
Het feit tot slot dat op het vuurwapen DNA-sporen van [medeverdachte] zijn aangetroffen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank wil aannemen dat het wapen, net als de drugs, van [medeverdachte] afkomstig waren. Dat neem echter de bewustheid van de aanwezigheid van het wapen, gelet op het hiervoor overwogene, niet weg.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 4 primair (medeplegen handel in drugs)
Op grond van de bevindingen van de politie en de verklaring van verdachte dat [medeverdachte] zich bezighield met drugshandel staat het voor de rechtbank vast dat deze handel in drugs heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte als medepleger hiervan kan worden aangemerkt. Van medeplegen van de drugshandel door verdachte is sprake indien de drugshandel door [medeverdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte is gepleegd, waarbij verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
Uit de chatgesprekken die zijn vervat in het dossier komt volgens de rechtbank duidelijk naar voren dat verdachte en [medeverdachte] samen en in vereniging in de periode van 26 augustus 2021 tot en met 7 november 2023 bezig waren met de handel in verdovende middelen en dat verdachte hier ook opzet op had.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de bestellingen van drugs aan haar doorgaf, dat zij de bestellingen klaarmaakte door de drugs af te wegen en te verpakken en zij deze vervolgens in de brievenbus of (aanvankelijk) in een schoen legde. Zij kreeg daar soms direct geld voor terug Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de in de chats gebruikte afkortingen zoals onder andere ‘C’, K’, ‘P’ en ‘M’ allen betrekking hebben op harddrugs. ‘C’ staat voor cocaïne, ’K’ voor ketamine, ‘X’ voor XTC, ‘P’ voor pep en tot slot ‘M’ voor MDMA. Uit de chatgesprekken volgt verder dat verdachte aan [medeverdachte] liet weten als de voorraad drugs bijna op was en zij hem dan vroeg om te ‘bestellen’. De voorraad werd dan aangevuld. Wanneer medeverdachte [medeverdachte] eind december 2022 aan verdachte laat weten dat hij niet meer zoveel gebruik maakt van de (de rechtbank begrijpt: drugs
-)telefoon, stuurt zij hem lachend een spraakbericht met de inhoud: ‘
Geef maar hier die telefoon. Ik verdien wel geld voor je dochter’. Uit het vorenstaande komt volgens de rechtbank tot uiting dat de rol van verdachte verder ging dan alleen het ‘willoos’ uitvoeren van opdrachten van [medeverdachte] , zoals zij doet voorkomen. Gelet hierop en op de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft een dermate substantiële bijdrage geleverd aan de handel in drugs dat daaruit volgt dat zij ook opzet op het medeplegen van de handel heeft gehad. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
4.4.2.Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1op 7 november 2023 te Diemen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool (getransformeerd), van het merk Zoraki (Atak Arms) voorzien van de valse Merkaanduiding 'Walther', type M906 voorzien van de valse modelaanduiding ‘PPK’, kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto) met origineel kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 41 stuks, munitie van het kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto) voorhanden heeft gehad;
Feit 2op 7 november 2023 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 133 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en 43,2 gram van een materiaal bevattende MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3op 7 november 2023 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 43,2 gram van een materiaal bevattende 3MMC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4 primairin de periode van 26 augustus 2021 tot en met 7 november 2023 te Diemen en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk heeft verwerkt en of verkocht en of afgeleverd en of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.