In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 mei 2024, is een incidentele vordering behandeld van de besloten vennootschap Schiphol Nederland B.V. om derden op te roepen in een civiele procedure. De zaak betreft een geschil tussen Schiphol en de vennootschap onder firma [naam V.O.F.], die door Schiphol is ingeschakeld voor de bouw van de nieuwe A-Pier op de luchthaven Schiphol. Schiphol heeft de overeenkomst met [naam V.O.F.] beëindigd en vordert in de hoofdzaak onder andere een verklaring voor recht dat [naam V.O.F.] tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. In het incident heeft Schiphol verzocht om de vennoten van [naam V.O.F.] en een rechtspersoon die een 403-verklaring heeft afgegeven, op te roepen als partijen in het geding. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding is om deze derden op te roepen, omdat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van [naam V.O.F.]. De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen en bepaald dat de oproeping van de derden moet plaatsvinden met inachtneming van de wettelijke voorschriften. De proceskosten in het incident zijn gecompenseerd, en de hoofdzaak zal op 5 juni 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.