ECLI:NL:RBAMS:2024:2901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/13/709720 / FA RK 21-7139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarige met ernstige ziekte en de rol van ouders in de opvoeding

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 april 2024, wordt een zorgregeling vastgesteld voor een minderjarige met een ernstige ziekte. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Rosier, verzoekt om uitbreiding van zorgdagen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. de Vaan, een zorgregeling voorstelt die rekening houdt met de medicatie van de minderjarige. De rechtbank heeft eerder beschikkingen in deze zaak in acht genomen en de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. De rechtbank concludeert dat beide ouders in staat zijn om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, ondanks de spanningen tussen hen. De rechtbank wijst een dwangsom toe aan de moeder voor het niet naleven van de zorgregeling, gezien haar eerdere stopzettingen van de omgang. De uiteindelijke zorgregeling houdt in dat de minderjarige in de ene week van woensdag tot vrijdag bij de vader verblijft en in de andere week van woensdag tot maandag. De rechtbank benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de ouders en de noodzaak van een consistente zorgregeling voor de ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de moeder kan een dwangsom verbeuren van €750 per dag bij niet-naleving.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/709720 / FA RK 21-7139 (ED TM)
Beschikking van 24 april 2024 betreffende de zorgregeling
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. I. Rosier te Amsterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. K. de Vaan te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 5 januari 2022, 27 oktober 2022,
21 juli 2023 en 6 september 2023 waarvan de inhoud hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het meest recente aanvullende verzoek van de vader, ingekomen op 8 maart 2024 (per e-mail 6 maart 2024);
  • het verweer tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken van de moeder, ingekomen op 14 maart 2024;
  • akte met producties van de man, ingekomen op 14 maart 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 19 maart 2024.
Tijdens de behandeling zijn verschenen:
  • vader met zijn advocaat;
  • moeder en haar advocaat;
  • mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten, de eerder gedane verzoeken en verweren verwijst de rechtbank naar voornoemde beschikkingen die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

3.De aanvullende / gewijzigde verzoeken

3.1.
De vader heeft zijn verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling nader ingevuld, zoals uitgebreid opgenomen in zijn verzoek.
In essentie komt het gewijzigd verzoek neer op het vaststellen van een zorgregeling waarbij [minderjarige] bij vader blijft:
  • in de ene week van woensdag tot vrijdag naar de opvang/school;
  • in de andere week van woensdag uit school tot maandag naar school, waarbij [minderjarige] tot hij naar school gaat om 09:00 uur bij de voorschool moet zijn;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
Verder verzoekt hij:
  • de moeder te veroordelen tot onmiddellijke hervatting en continuering van de zorgregeling;
  • een dwangsom te bepalen van € 750,- per week en totaal € 25.000,- maximaal;
  • de moeder te veroordelen in de kosten van het geding, begroot op € 4.535,55 of in de proceskosten (naar de rechtbank begrijpt in die situatie door de rechtbank in omvang te bepalen).
3.2.
Van de kant van de moeder zijn de volgende gewijzigde / aanvullende verzoeken binnengekomen:
Primaireen zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] bij zijn vader is van maandag 14:00 uur tot 18:30 uur, zodat moeder de middag- en avondmedicatie bij [minderjarige] kan toedienen.
Subsidiairde zorgregeling te ontzeggen voor de duur van een jaar op grond van 1:377a, grond a, b dan wel d.

4.De beoordeling

4.1.
Adviezen en hulpverlening
4.1.1.
Onderstaand is een beknopt overzicht van de in deze procedure ingezette middelen en wat door de verscheidene betrokken professionals in deze procedure, die thans al bijna 3,5 jaar loopt, is geadviseerd.
4.1.2.
Uit het verslag van de bijzondere curator, opgemaakt op 28 februari 2023, volgt genoegzaam dat beide ouders als liefdevol jegens [minderjarige] worden ervaren en bekwaam tot de opvoeding worden geacht. Moeder en vader hebben beide de capaciteiten die nodig zijn om voor [minderjarige] te zorgen, ook gezien de bijzondere zorg die [minderjarige] nodig heeft, aldus de bijzondere curator. De bijzondere curator geeft aan dat bij beide ouders voldoende kennis aanwezig is voor de medische handelingen. Ook al leggen ouders de uitleg van de kinderarts soms enigszins anders uit, dit staat er niet aan in de weg dat zij beiden heel goed weten wat zij moeten doen. Er is geen belemmering voor overnachten bij vader.
Gezien de aanhoudende discussies over de medische zorg voor [minderjarige] adviseert zij eventueel een medische verpleegkundige in te schakelen in die gevallen dat er ruis is bij ouders over de gewenste zorg. Verder benoemt de bijzondere curator dat de kern van de problematiek tussen ouders ligt en niet op het opvoedkundige vlak. Er is veel wantrouwen en diskwalificatie. Details worden aangegrepen voor discussies en escaleren vandaaruit. Het enige punt van belang is dat vader los van moeder contact onderhoudt met de/een kinderarts, wat voor ruis zorgt. De bijzondere curator heeft vervolgens een advies gegeven over hoe de zorgregeling volgens haar, inclusief de vakanties, opgebouwd kan worden in de komende jaren.
4.1.3.
De Raad heeft bij eerdere zittingen van partijen aangegeven dat het 5 voor 12 is voor ouders in de samenwerking. Op de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 heeft de Raad mondeling een ondertoezichtstelling verzocht, waar beide partijen mee hebben ingestemd. De rechtbank heeft ter zitting de ondertoezichtstelling uitgesproken, nu zij de gronden hiervoor onderschrijft en partijen geen verweren hebben opgeworpen.
4.1.4.
Partijen hebben in de laatste beschikking in deze zaak een opdracht gekregen om zich te wenden tot mevrouw mr. Boomsma-Shriber, naast ervaren familierechtadvocaat thans ook werkzaam als parenting coordinator (PC). Begeleiding door de PC is, uiteindelijk, niet van de grond gekomen.
4.2.
Verloop zorgregeling
4.2.1.
Bij beschikking van 22 oktober 2022 is laatstelijk een zorgregeling bepaald, waarbij [minderjarige] bij zijn vader zal zijn op maandag en woensdag van 09:00 – 20:00 uur. Naar de rechtbank begrijpt is de terugbrengtijd in het belang van [minderjarige] naar 19:30 vervroegd. Verder gaat [minderjarige] op één van de zorgdagen van vader naar de voorschool.
4.2.2.
De moeder heeft minstens driemaal de zorgregeling stopgezet, laatstelijk in de weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 19 maart 2024.
4.2.3.
De man heeft in januari 2024 een kort geding aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, waarbij door de voorzieningenrechter op 31 januari 2024 mondeling uitspraak is gedaan. Daarbij is de zorgregeling hervat in die zin dat [minderjarige] tot de uitspraak in de onderhavige bodemzaak zal worden gedaan bij zijn vader is op maandag van 12:30 tot 18:30 uur en op woensdag van 09:00 tot 18:30 uur.
4.3.
Verdere beoordeling zorgregeling
4.3.1.
Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank reeds uitgesproken dat de zorgregeling zoals door de voorzieningenrechter bepaald per direct hervat zal moeten worden in afwachting van onderhavige beschikking.
Ten aanzien van de resterende delen van de verzoeken beslist de rechtbank als volgt.
4.3.2.
De rechtbank zal de navolgende uiteindelijke reguliere zorgregeling tussen [minderjarige] en zijn vader bepalen:
  • [minderjarige] is in de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij vader;
  • En in de andere week is [minderjarige] van woensdag uit school tot maandag naar school bij vader.
4.3.3.
De rechtbank zal daarbij de in het dictum te noemen opbouw in de regeling opnemen, waarbij rekening is gehouden met de leeftijd van [minderjarige] , het gegeven dat hij lang niet bij vader heeft geslapen en per 1 mei 2024 naar de basisschool zal gaan. De rechtbank acht het echter ook noodzakelijk, gezien de lange voorgeschiedenis, dat er zo spoedig mogelijk vorm wordt gegeven aan het gedeelde primaire ouderschap. Aan moeder wenst de rechtbank mee te geven dat het zeer te verwachten is dat [minderjarige] in het begin op de veranderingen in de zorgregeling zal reageren, maar dat niet te voorspellen is op welke manier dat is. Wat daar ook van zij, het mag onder geen beding een reden zijn voor moeder om eenzijdig de zorgregeling te wijzigen dan wel stop te zetten. Zij zal over haar eigen schaduw moeten heenstappen en hopelijk inzien dat dit tijdelijk ongemak een kleine prijs is voor het grotere belang van [minderjarige] . Van haar mag verwacht worden dat zij zal onderzoeken op welke wijze zij [minderjarige] kan ondersteunen in deze ontwikkeling. Daarbij wenst de rechtbank te benadrukken dat het onverwacht, en bij herhaling, stopzetten van de omgangsregeling tussen [minderjarige] en zijn vader, voornamelijk een negatief effect op [minderjarige] zal hebben, op de korte dan wel langere termijn.
4.3.4.
Met betrekking tot de feestdagen en vakanties ziet de rechtbank ook geen belemmering aanwezig om, met de na te noemen opbouw, te komen tot een gelijke verdeling hiervan tussen vader en moeder.
Ten aanzien van de vakanties heeft de rechtbank geen inzage in de vakantieplannen van partijen voor de komende periode. De rechtbank zal, gezien de afwezigheid van langdurigere vakanties van vader en zoon tot op heden, voor dit jaar bepalen dat vader en [minderjarige] maximaal één week in de zomervakantie met elkaar op vakantie kunnen gaan. De rest van de zomervakantie zal de reguliere zorgregeling doorlopen, waarbij de rechtbank er rekening mee houdt dat de moeder een onafgebroken vakantie van twee (2) weken met [minderjarige] zal kunnen houden. De moeder dient vader hier zo spoedig mogelijk over te informeren. Andersom dient de vader de moeder te informeren over zijn vakantieplannen, zo die er zijn. Indien moeder niet binnen één maand na datum van deze beschikking aan vader heeft meegedeeld welke weken zij weg is, zal de hele zomervakantie de reguliere zorgregeling doorlopen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vakantie van vader.
4.3.5.
Vanaf de herfstvakantie 2024 zal de hierna te noemen verdeling van de vakanties gelden.
Ten aanzien van de Kerst zal de rechtbank bepalen dat deze in afwisseling met Oud en Nieuw verdeeld wordt, alsook dat de vakantie net als alle andere tussen partijen verdeeld wordt omdat anders [minderjarige] in zijn schoolvakantie veel op en neer moet. Daarnaast kan dit ook betekenen dat allebei de ouders feitelijk niet weg zouden kunnen, gezien de tussentijdse overdrachten. Ten aanzien van Pasen, Pinksteren en Hemelvaart heeft te gelden dat de rechtbank de verdeling van de man volgt, behalve voor zover de betreffende dag in een schoolvakantie valt. Dan zal [minderjarige] blijven bij de ouder waar hij die week is, zodat ook hier geen sprake zal zijn van één tussentijdse omgangsdag te midden van een vakantie.
4.3.6.
Aan deze beslissing voor de zorgregeling liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.
Uit alle door partijen ingebrachte stukken en adviezen van de in opdracht van de rechtbank aangezochte professionals volgt dat partijen beiden in staat zijn de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen en daarbij de vaardigheden hebben om correct om te gaan met de medische conditie van [minderjarige] . Dit maakt derhalve dat er geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van een wezenlijke zorgregeling, die in lijn is met de rol die vader in het leven van [minderjarige] wil spelen en die ook in het belang van [minderjarige] wordt geacht. Mede gezien zijn jonge leeftijd is het voor [minderjarige] van groot belang dat zijn beide ouders in voldoende omvang bij zijn leven betrokken kunnen zijn. Voor een gezonde identiteitsontwikkeling en een bestendige band tussen vader en zoon is het nodig en wenselijk dat [minderjarige] niet alleen een paar uur in de middag bij zijn vader kan verblijven, maar onderdeel zal zijn van het reguliere gezinsleven van de vader, waartoe thans ook behoren zijn nieuwe partner en het halfzusje van [minderjarige] . Dit klemt des te meer nu [minderjarige] , ook gezien de uitleg van de Raad hierover ter zitting, juist op een cruciale leeftijd zit voor de identiteitsontwikkeling in verhouding tot zijn beide ouders. In de door de rechtbank te bepalen zorgregeling zal [minderjarige] daarnaast een volwaardige familieband met zijn halfzusje kunnen opbouwen doordat zij gezamenlijk deelnemen aan alle onderdelen van het gezinsleven bij vader.
4.3.7.
Met betrekking tot de zorgen van moeder over de medische conditie van [minderjarige] en het gestelde onvermogen van vader om hiermee om te gaan overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft in de stukken gezien dat vader moeder eenmalig niet op de hoogte heeft gesteld van koorts bij [minderjarige] , wat zeer onverstandig is geweest, maar gezien de zeer verslechterde verhouding tussen ouders niet geheel onbegrijpelijk. Ook heeft vader zonder met moeder te overleggen met een kinderarts, niet zijnde de behandeld arts van [minderjarige] , afgestemd over (de wijze van) het toedienen van de medicatie. Alhoewel de handelswijze van vader door de kinderarts werd onderschreven dient vader zich voortaan te onthouden van een eigen lijn op dit gebied en geeft de rechtbank aan hem mee dat voor een soepele samenwerking met moeder noodzakelijk is dat zij zich aan het gegeven beleid van één enkele kinderarts, te weten [minderjarige] eigen behandelaar, houden. Partijen zouden dit kunnen bereiken door gezamenlijk naar afspraken van de kinderarts te gaan en daar alle opties en zorgen in elkaars bijzijn te bespreken.
4.3.8.
Afgezien van deze incidenten ziet de rechtbank echter geen aanwijzingen in het dossier, anders dan de moeder meent, dat vader niet in staat zou zijn voor [minderjarige] te zorgen.
4.3.9.
Wel ziet de rechtbank, misschien mede door het lange verloop van deze procedure, dat ouders zeer zijn verhard in de houding naar elkaar en dat vanuit moeder geen enkel vertrouwen aanwezig is in het handelen van vader. Duidelijk genoeg is geworden dat op dit punt in ieder geval, de kern van de problematiek is gelegen in deze dynamiek van ouders en wijze van handelen naar elkaar. Alhoewel de rechtbank een eindbeschikking op dit punt noodzakelijk vindt, gezien het lange verloop van de procedure en de vele middelen die al aangezocht zijn om tot een verbetering te komen, adviseert de rechtbank ouders toch om na deze uitspraak met elkaar te zoeken naar een vorm van ouderbegeleiding die de onderliggende kwesties tussen hen kan aanpakken, opdat zij toekomstig beter kunnen samenwerken voor [minderjarige] . De rechtbank verwacht dat in het kader van de ondertoezichtstelling door de jeugdbeschermer hierin een leidende rol zal worden ingenomen, nu de onderliggende problematiek van ouders een van de aandachtspunten voor de ondertoezichtstelling zal zijn.
4.4.
Uit het voorgaande vloeit derhalve dat het verzoek van moeder integraal wordt afgewezen. Dit behoeft gezien de hiervoor opgenomen overwegingen, geen nadere toelichting.
4.5.
Ten aanzien van het verzoek van vader een dwangsom op te leggen overweegt de rechtbank als volgt. Alhoewel de moeder geen uitgebreid gemotiveerd verweer heeft gevoerd gaat de rechtbank, gezien de ingrijpende gevolgen voor haar, er vanuit dat zij hier niet mee kan instemmen. De rechtbank ziet aanleiding om een dwangsom te bepalen, nu moeder in de afgelopen periode reeds driemaal de omgang volledig heeft stopgezet, zelfs nog na het vonnis van de voorzieningenrechter van 31 januari 2024. Blijkbaar ervaart de moeder geen dan wel onvoldoende prikkel tot nakoming door een gerechtelijke uitspraak en is een ander/zwaarder pressiemiddel nodig voor nakoming. De rechtbank is op de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 niet gebleken van inzicht bij moeder over het effect van het stopzetten van de zorgregeling op [minderjarige] en/of vader en daarmee bestaat de zorg dat moeder haar gedrag op dit punt niet zal staken. De rechtbank wijst daarom de dwangsom zoals verzocht door vader toe.
4.6.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangevoerd om op dit moment tot een veroordeling in de kosten voor moeder te komen.
4.7.
De vader heeft tot slot nog verzocht moeder te veroordelen de opgelegde zorgregeling met onmiddellijke ingang te hervatten dan wel te continueren en gecontinueerd te houden. Uit het gegeven dat de rechtbank ter zitting heeft bepaald dat de zorgregeling met onmiddellijke ingang, zonder beperking, dient te worden hervat en gezien de hierna te bepalen dwangsom en uitvoerbaarheid van de beslissing, ziet de rechtbank geen noodzaak meer aanwezig voor dit verzoek van vader en zal de rechtbank het afwijzen.
4.8.
Daarom wordt als volgt beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat als reguliere zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] heeft te gelden:
  • Met ingang van heden, in de ene week van woensdag 09:00 uur, dan wel vanaf het uitgaan van de (voor-)school tot op donderdag naar de voorschool en in de andere week van zaterdag 09:30 tot zondag 18:30, waarbij [minderjarige] bij vader heeft meegegeten;
  • Met ingang van 1 juli 2024, in de ene week van woensdag 09:00 uur, dan wel vanaf het uitgaan van school tot op donderdag naar school en in de andere week van vrijdag uit school tot zondag 18:30, waarbij [minderjarige] bij de vader heeft meegegeten;
  • Met ingang vanaf 1 september 2024 in de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school, en in de andere week van woensdag uit school tot maandag naar school;
5.2.
bepaalt dat de verdeling van de vakanties vanaf de herfstvakantie 2024, en de feestdagen, tussen de vader en de moeder als na te melden zal zijn:
Vakanties:
  • Voorjaarsvakantie, [minderjarige] is in de even jaren bij vader en in de oneven jaren bij moeder;
  • Meivakantie, [minderjarige] is in de even jaren de eerste week bij de vader en in de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder, en de tweede week bij de vader;
  • Zomervakantie: In de zomervakantie 2024 gedurende maximaal één (1) week onafgebroken bij de vader en gedurende maximaal twee (2) weken onafgebroken bij de moeder en voor het overige conform de reguliere zorgregeling en met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover onder 4.3.4. heeft overwogen, en voor de hierop volgende jaren in de even jaren de eerste twee weken alsmede de vijfde week bij de vader, en in de tweede twee weken alsmede de zesde week bij de moeder en in de oneven jaren de eerste twee weken alsmede de vijfde week bij de moeder en in de tweede twee weken alsmede de zesde week bij de vader;
  • Herfstvakantie: [minderjarige] is in de even jaren bij de moeder en de oneven jaren bij de vader;
  • Kerstvakantie: [minderjarige] is in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de vader;
  • Bij de meerweekse vakanties waarin tussendoor een overdracht plaatsvind is de overdracht op zaterdag om 12.00 uur, voor het overige zal een vakantie ingaan vanaf de vrijdag uit school;
Feestdagen:
  • Pasen: in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
  • Hemelvaart: in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
  • Pinksteren: in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw;Kerst wordt gevierd bij de ouder waar [minderjarige] de eerste week vakantie verblijft en Oud&Nieuw bij de ouder waar [minderjarige] de tweede week van de vakantie verblijft;
Waarbij voor deze feestdagen geldt dat als zij in een vakantie vallen, het rooster van de vakantie leidend is voor de verdeling. [minderjarige] zal derhalve niet tussendoor op en neer gaan voor een feestdag bij de andere ouder;
  • Vader- en Moederdag worden bij de betreffende ouder gevierd;
  • Verjaardag [minderjarige] : in de even jaren zal [minderjarige] op zijn eigen verjaardag bij de man verblijven;
5.3.
bepaalt dat de moeder voor iedere keer dat zij niet aan het bepaalde uit deze beschikking ten aanzien van de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen voldoet, een dwangsom verbeurt van € 750 per dag of dagdeel, tot een maximum van € 25.000,-;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op 30 april 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).