ECLI:NL:RBAMS:2024:2860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/13/749764 / KG ZA 24-334
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van toegang tot USDT-fondsen in kort geding tegen Revolut Bank UAB

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2024, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Th.C. Visser, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap Revolut Bank UAB. De gedaagde, die niet is verschenen, is veroordeeld om USDT-fondsen handmatig over te dragen naar het juiste netwerk, zodat eiser toegang krijgt tot zijn fondsen en daarover kan beschikken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed en heeft verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagde.

De voorzieningenrechter heeft de gevorderde maatregelen beoordeeld en geconcludeerd dat, ondanks mogelijke technische vraagstukken, de gevorderde handeling niet onrechtmatig of ongegrond is. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat niet aan de veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 30.000,00. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.351,82, met de toevoeging van wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiser direct kan handelen op basis van deze uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/749764 / KG ZA 24-334 MdV/JT
Vonnis in kort geding van 2 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser bij dagvaarding van 24 april 2024,
advocaat mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
REVOLUT BANK UAB,
statutair gevestigd te Vilnius (Litouwen),
tevens gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft eiser verzocht vonnis te wijzen en is vonnis bepaald op vandaag.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren mr. J.J. Blok en mr. M. Kool (kantoorgenoten van mr. Visser) namens eiser aanwezig. Gedaagde is niet verschenen en heeft zich ook niet door een advocaat laten vertegenwoordigen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek jegens gedaagde zal worden verleend.
2.2.
Hoewel er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de technische uitvoerbaarheid van het gevorderde, komt het primair gevorderde de voorzieningenrechter (zonder een andersluidende toelichting van gedaagde ter zitting, die ontbreekt) niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het primair gevorderde zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is vermeld.
2.3.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 138,82
- griffierecht 320,00
- salaris advocaat 715,00
- nakosten
178,00
Totaal € 1.351,82.
2.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
2.6.
Voor zover eiser een veroordeling in de beslagkosten heeft gevorderd zal die vordering bij gebrek aan onderbouwing worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de USDT-fondsen handmatig over te dragen naar het juiste netwerk, zodanig dat eiser toegang krijgt tot zijn fondsen / gelden en daar volledig over kan beschikken,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.2 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.351,82, te vermeerderen met € 92,00 indien gedaagde niet tijdig aan deze kostenveroordeling voldoet en dit vonnis moet worden betekend,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: JT