ECLI:NL:RBAMS:2024:286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/13/739505 / FA RK 23-6190
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van tijdelijke voogdij aan de William Schrikker Stichting in een zaak betreffende een minderjarige

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de tijdelijke voogdij over een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2023 in Spanje. De Raad heeft verzocht om de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSJJ) te belasten met de voogdij, omdat de ouders, de moeder en de vader, niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen. De ouders zijn dakloos, hebben een problematische relatie en zijn niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in de onmogelijkheid verkeren om het gezag uit te oefenen, mede door signalen van huiselijk geweld en de instabiliteit in hun leven. De WSJJ is al betrokken bij de zorg voor de minderjarige en heeft toegezegd om diagnostisch onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheden van de ouders om voor het kind te zorgen. De rechtbank heeft de WSJJ benoemd tot voogdes over de minderjarige en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter M. Overmars, tevens kinderrechter.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/739505 / FA RK 23-6190
Beschikking van 25 januari 2024 betreffende benoeming tijdelijk voogd
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
hierna mede te noemen de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , Spanje.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna mede te noemen de moeder.
en
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de vader.
en
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de WSJJ.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 12 september 2023;
  • de bereidverklaring van de WSJJ, ontvangen op 20 september 2023;
  • het bericht van de Raad van 10 januari 2023 met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024.
Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam 1] namens de Raad;
  • de moeder, bijgestaan door mr. O. Asscher;
  • de vader;
  • mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] namens de WSJJ;
  • de tolk van de vader.
1.3.
De vader heeft ter zitting een afschrift van de geboorteakte van [minderjarige] uit Spanje aan de bode gegeven voor het maken van kopieën voor zowel de rechtbank als de WSJJ.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , Spanje.
2.2.
De vader heeft [minderjarige] in Spanje erkend.
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 9 mei 2023 is [minderjarige] als ongeboren baby met spoed voorlopig onder toezicht gesteld van de WSJJ voor de duur van drie maanden. De ondertoezichtstelling is gehandhaafd bij beschikking van 19 mei 2023, met ingang van 9 mei 2023 tot 9 augustus 2023.
2.5.
[minderjarige] is bij beschikking van 18 juni 2023 met spoed uithuisgeplaatst. In die beschikking is tevens vervangende toestemming verleend aan de WSJJ voor het doen verrichten van medisch onderzoek van [minderjarige] in het ziekenhuis, zo nodig tevens inhoudende bloedonderzoek
2.6.
Bij beschikking van 22 juni 2023 is de WSJJ belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] , voor de duur van drie maanden. Tevens is in die beschikking bepaald dat aan de WSJJ alle bevoegdheden toekomen ten aanzien van de persoon en het vermogen van [minderjarige] die in het belang van [minderjarige] noodzakelijk zijn.
2.7.
[minderjarige] woont sinds 16 oktober 2023 in een perspectiefbiedend pleeggezin.

3.Het verzoek en de verweren

3.1.
De Raad heeft verzocht om de WSJJ te belasten met de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige] op grond van artikel 1:253r lid 1 sub a BW jo. artikel 1:253q lid 2 jo lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Raad verwijst daarbij naar het Raadsrapport van 11 september 2023. Daarin is het volgende gerapporteerd.
De ouders zijn niet in staat om het gezag uit te oefenen. Zij zijn zeer beperkt zelfredzaam. [minderjarige] heeft geen veilige en geborgen start gehad. Na zijn geboorte heeft [minderjarige] met zijn ouders op wisselende plekken in het buitenland gewoond, totdat de ouders [minderjarige] op 18 juni 2023. op het politiebureau in Nederland hebben afgegeven. Na een verblijf in het ziekenhuis is [minderjarige] in een neutraal pleeggezin geplaatst. Inmiddels gaat het goed met hem. Het lukt de ouders in praktische, relationele en emotionele manier niet goed vorm te geven aan hun leven. Beide ouders zijn dakloos en lijken verslaafd te zijn aan alcohol. De moeder is eerder gediagnosticeerd met zwakbegaafdheid en psychische problematiek, de vader heeft geen inkomen en de ouders beschuldigen elkaar over en weer. Hun eigen ‘overleven’ lijkt voorop te staan en gebleken is dat zij niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen die hoort bij de opvoeding en verzorging van een kindje. Ondanks dat zij wel contact houden met WSJJ is er een patroon van wisselvallig gedrag en hebben de ouders keuzes gemaakt die niet in het belang van [minderjarige] zijn geweest. Het is de verwachting dat niet binnen een aanvaardbare termijn voldoende ontwikkeling bij de ouders kan worden vastgesteld.
Ter zitting is namens de Raad verklaard dat is verzocht om een voogdijmaatregel in plaats van een uithuisplaatsing omdat er geen perspectief is voor terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders. Daarnaast heeft de Raadsmedewerkster aangegeven dat eenmaal per maand contact met de moeder weinig is en adviseert zij de WSJJ om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor méér omgang.
3.2.
Namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De advocaat van de moeder betwist dat aan de wettelijke eisen is voldaan. Hoewel bij [minderjarige] blauwe plekken zijn waargenomen is niet gebleken dat het gevolg is van mishandeling door (één van de) ouders en het feit dat moeder dakloos is is daarvoor eveneens onvoldoende. De moeder staat in contact met de betrokken organisaties en komt alle afspraken na, maar zij wordt onvoldoende betrokken en geïnformeerd. Daarnaast heeft de advocaat van de moeder benadrukt dat er geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van de moeder, zodat ook niet geconcludeerd kan worden dat zij onbekwaam is om het gezag uit te oefenen. Er is geen diagnostisch onderzoek gedaan en ook het perspectiefbesluit mist. Er is al besloten dat [minderjarige] niet zal opgroeien bij zijn ouders, terwijl niet is onderzocht waar ouders in falen en welke hulpverlening zij nodig hebben om wel zelf voor [minderjarige] te kunnen zorgen, aldus de advocaat van de moeder. Tot slot heeft zij naar voren gebracht dat de moeder [minderjarige] slechts eenmaal per maand ziet en dat dit te weinig is om een band met hem te kunnen opbouwen.
De moeder zelf heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij inmiddels een tweede kindje verwacht met de vader en dat zij graag een gezin met hem wil vormen. Zij is het daarom niet eens met het advies vanuit de hulpverlening om het contact met de vader te mijden. De vader is net vrij gekomen nadat hij veroordeeld is voor mishandeling van de moeder en moet in februari opnieuw voorkomen voor eenzelfde vergrijp, maar de moeder verwacht dat het daarna weer beter zal gaan tussen hen. Tot slot heeft de moeder gezegd dat zij niet met zekerheid durft te zeggen dat zij voor [minderjarige] kan zorgen, maar dat zij in ieder geval een kans moet krijgen om het onder begeleiding van hulpverlening te proberen.
3.3.
De vader is het niet eens met het verzoek. Volgens de vader mag alleen hij over [minderjarige] beslissen. De moeder heeft niets over [minderjarige] te zeggen en de WSJJ is op de stoel van de rechter gaan zitten. Ook de vader wil graag een gezin vormen met de moeder en samen voor [minderjarige] zorgen. Verder heeft hij verklaard dat hij inmiddels woonruimte en werk heeft gevonden in Nederland, maar dat hij ook woonruimte in Bulgarije heeft gevonden, alwaar hij een kinderkamer gereed heeft gemaakt voor [minderjarige] .
3.4.
Namens de WSJJ is ter zitting naar voren gebracht dat het inmiddels goed gaat met [minderjarige] . De moeder heeft volgens de WSJJ veel begeleiding en sturing nodig. Het contact tussen de vader en [minderjarige] is nog niet op gang gekomen. Hij gaf steeds aan naar Bulgarije te vertrekken maar recent is het toch gelukt om hem te spreken. Er is nu een bezoekdatum met hem gepland. De vader heeft wel aangegeven dat hij niet weet of het hem gaat lukken ook echt te komen in verband met andere (werk)verplichtingen. De WSJJ is het met de Raad eens dat het perspectief van [minderjarige] in het pleeggezin ligt.

4.De beoordeling

Gezamenlijk gezag
4.1.
De vader heeft [minderjarige] in Spanje erkend. In Spanje ontstaat daarmee van rechtswege gezamenlijk gezag, tenzij het gezag door één van de ouders met stilzwijgende of uitdrukkelijke toestemming van de andere ouder wordt uitgeoefend (artikel 156 van het Spaans Burgerlijk Wetboek). Niet is gebleken van een uitzonderingssituatie, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat in Spanje gezamenlijk gezag is ontstaan. Echter, nu de WSJJ bij beschikking van 22 juni 2023 met de voorlopige voogdij over [minderjarige] is belast wordt het gezag op dit moment niet door de ouders uitgeoefend.
Verlenging voorlopige voogdij
4.2.
Voorafgaande aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek merkt de rechtbank het volgende op. Ingevolge artikel 1:241 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW) vervalt de maatregel van de voorlopige voogdij na verloop van drie maanden, tenzij voor het einde van deze termijn om een voorziening in het gezag over het kind is verzocht. Nu het verzoek van de Raad op 12 september 2023 door de rechtbank is ontvangen, is de voorlopige voogdij van rechtswege verlengd tot er bij onherroepelijke beslissing in het gezag over [minderjarige] zal zijn voorzien.
Beoordeling verzoek (tijdelijke) voogdij
4.3.
Op grond van artikel 1:253q lid 2 en 4 BW jo. artikel 1:253r lid 1 BW benoemt de rechtbank op verzoek van (onder meer) de Raad een voogd wanneer de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen:
a. al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen; of
b. het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.
Gedurende de periode waarin één van voornoemde omstandigheden zich voordoet is het gezag van de ouder (tijdelijk) geschorst op grond van artikel 1:253r, tweede lid, BW.
4.4.
De vraag die in dit geval beantwoord moet worden is of de ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. Uit de stukken en wat er op zitting is gezegd blijkt dat het de ouders niet is gelukt om in de periode voorafgaand aan de geboorte van [minderjarige] tot aan het moment waarop zij hem bij het politiebureau hebben afgegeven beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] waren. Zij hebben met [minderjarige] gedurende enkele maanden op wisselende plekken in Spanje en Bulgarije verbleven, totdat zij kennelijk geen andere uitweg meer zagen dan hem op het politiebureau in Nederland af te geven. [minderjarige] was er op dat moment slecht aan toe en moest direct in het ziekenhuis worden opgenomen. Al met al heeft hij in zijn korte leventje al veel instabiliteit en onrust meegemaakt.
4.5.
Gelet op hetgeen in de stukken naar voren is gebracht en door de Raad, de WSJJ en de ouders op zitting is verklaard heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat het de ouders lukt om hierin op korte termijn voldoende verandering te brengen. De moeder heeft tijdens de contactmomenten met [minderjarige] veel ondersteuning nodig. Signalen van huiselijk geweld door de vader jegens de moeder zijn erg zorgelijk. Dat de moeder ter zitting heeft verklaard weer een gezin te willen vormen met de vader onderstreept naar het oordeel rechtbank de zorgen van de Raad dat de moeder onvoldoende weerbaar is. De moeder verblijft op dit moment in een opvangtehuis maar kan daar niet blijven vanwege haar zwangerschap. Er wordt nog naar een oplossing voor haar gezocht. Daarnaast is het zorgelijk dat de vader ook op zitting heeft aangegeven dat hij met [minderjarige] in Bulgarije wil gaan wonen en nauwelijks wenst samen te werken met de WSJJ. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ouders op dit moment in de onmogelijkheid verkeren om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
Geen van de betrokkenen heeft specifieke bezwaren geuit tegen uitvoering van de voogdij door de WSJJ. Gelet daarop en nu de WSJJ als huidige voogd al bekend is met [minderjarige] en zijn ouders vindt de rechtbank het het meest in het belang van [minderjarige] om dat niet te wijzigen. De rechtbank zal het verzoek van de Raad dan ook toewijzen en de WSJJ belasten met de voogdij over [minderjarige] . De rechtbank merkt nog op dat het, los van het verzoek van de Raad, wel tot de taak van de voogd hoort om het contact tussen ouders en kind te stimuleren. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de WSJJ aan deze belangen zal voldoen.
Toezeggingen WSJJ
4.6.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de WSJJ ter zitting heeft toegezegd een psychiater te zullen vragen om diagnostisch onderzoek te laten doen en naar aanleiding hiervan te onderzoeken of en zo ja onder welke omstandigheden de ouders in staat zouden zijn om voor [minderjarige] te zorgen. Daarnaast zullen zij de verslagen van de omgangsmomenten met de moeder aan haar advocaat zenden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
benoemt
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam tot voogdes over de minderjarige
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] , Spanje, op [geboortedatum] 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M. Overmars, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.M. Geerding als griffier op 25 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).