ECLI:NL:RBAMS:2024:2859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
13/049550-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Frankrijk

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 mei 2024, wordt een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De rechtbank heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de detentieomstandigheden in de Franse penitentiaire inrichtingen Villepinte en Rennes-Vezin, waar de opgeëiste persoon naar verwachting na overlevering zal worden gedetineerd. De rechtbank constateert dat de overbevolking in deze instellingen aanzienlijk is, met een bezettingsgraad van respectievelijk 187% en 152%. Dit roept vragen op over de naleving van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat bescherming biedt tegen onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie te verzoeken om aanvullende informatie van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De zaak is gepland voor een nieuwe zitting uiterlijk op 6 juni 2024, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van een verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen heeft goedgekeurd. De opgeëiste persoon heeft recht op verzet of hoger beroep tegen de uitspraak, die nog niet onherroepelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/049550-24
Datum uitspraak: 17 mei 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 14 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 februari 2024 door de
Procureur van de Republiek in Rennes, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 20 maart 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 maart 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.D. Lubrano, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Albanese taal.
Tussenuitspraak 3 april 2024
Bij tussenuitspraak van 3 april 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Franse autoriteiten nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de verschillende penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd.
Ook heeft de rechtbank bij deze tussenuitspraak de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting 7 mei 2024
De behandeling van het EAB is – met instemming van de raadsvrouw en de officier van justitie – in gewijzigde samenstelling van de rechtbank hervat op de zitting van 7 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.D. Lubrano, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Albanese taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB en de aanvullende informatie van de Franse justitiële autoriteiten van 23 februari 2024
vermelden een door de
Court in Rennes(Frankrijk) uitgevaardigd vonnis van 7 februari 2024, referentie: onderzoeksnummer interregionale gespecialiseerde jurisdictie (JIRS): JIJIRS5C19000004, parketnr.: 18269000127.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 9 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Tussenuitspraak 3 april 2024

Bij tussenuitspraak van 3 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet, omdat de opgeëiste persoon na overlevering een onvoorwaardelijk recht op het instellen van verzet of hoger beroep toekomt. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB een genoegzame omschrijving bevat van de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij die feiten, dat sprake is van zogenoemde lijstfeiten en een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van die feiten om die reden achterwege moet blijven, en dat de rechtbank afziet van de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen worden in deze uitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden Frankrijk

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, naar aanleiding van een e-mailbericht van de
vice-procureur Tribunal Judiciaire Rennesvan 23 februari 2024 dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering niet zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen Nîmes, Nanterre of Bois d’Arcy, geconcludeerd dat er voor de opgeëiste persoon niet een algemeen reëel gevaar bestaat dat hij onmenselijk of vernederend zal worden behandeld wegens detentie in één van deze inrichtingen. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat zij behoefte heeft aan duidelijkheid over de vraag wat de detentieomstandigheden zijn in detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst, te weten de penitentiaire inrichtingen van Rennes-Vezin, Saint-Malo, Laval of Villepinte.
Op 16 april 2024 hebben de Franse justitiële autoriteiten aanvullende informatie verstrekt, waarin staat dat de opgeëiste persoon direct na de feitelijke overlevering en in ieder geval binnen vier dagen zal worden gedetineerd in een penitentiaire inrichting in de omgeving van Rennes, waarbij “
in the vast majority of cases, the person concerned is detained in the Rennes penitentiary center. Much more rarely, within a radius of around fifty kilometers (Laval, Saint-Malo)
.Op het moment dat de opgeëiste persoon op Frans grondgebied aankomt, zal hij voor de duur van maximaal vier dagen worden geplaatst op een van de afdelingen in de penitentiaire inrichting van Villepinte. Vervolgens is op 23 april 2024 van de Franse justitiële autoriteiten informatie ontvangen over de oppervlakte van de cellen en de algemene voorzieningen in deze vier penitentiaire inrichtingen.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de beschrijving van de omstandigheden in de verschillende penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, geen sprake is van een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling in deze inrichting. Er wordt in alle vier de inrichtingen minimaal 3 m2 persoonlijke leefruimte geboden en de gedetineerden kunnen rechtsmiddelen aanwenden als zij aan onmenselijke omstandigheden worden blootgesteld. Ook wordt de garantie geboden dat Europese standaarden met betrekking tot de detentieomstandigheden ten aanzien van de opgeëiste persoon zullen worden gewaarborgd.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de aanvullende informatie van de Franse justitiële autoriteiten stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon na de feitelijke overlevering en in afwachting van definitieve plaatsing voor de duur van maximaal vier dagen zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting van Villepinte. Daarna zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden geplaatst in de penitentiaire inrichting van Rennes-Vezin.
De rechtbank heeft – mede vanwege het voor verschillende detentie-instelling in Frankrijk reeds aangenomen algemene reële gevaar op onmenselijke en vernederende behandeling – ambtshalve onderzoek gedaan naar de omstandigheden in de detentie-instellingen van Villepinte en Rennez-Vezin. De rechtbank heeft zich beperkt tot deze twee detentie-instellingen, nu – in het licht van het wederzijdse vertrouwen tussen lidstaten en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van Kaderbesluit 2002/584 zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB – de uitvoerende rechterlijke autoriteit alleen verplicht is de detentieomstandigheden te onderzoeken in de detentie-instellingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, de opgeëiste persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [4]
Uit dit onderzoek is het volgende gebleken.
Villepinte
Ten aanzien van de Villepinte
Remand prisonwordt in de aanvullende informatie van 23 april 2024 beschreven dat de opgeëiste persoon voor maximaal 4 dagen zal worden gedetineerd in de “
arrival section” die bestaat uit 20 tweepersoonscellen met een oppervlakte van 9 tot 10 m2, inclusief sanitaire voorzieningen. Uit gegevens van het
Observatoire International des Prisonsblijkt dat op 1 januari 2024 op de afdeling voor mannelijke voorlopig gehechten 1015 personen zijn ondergebracht, terwijl deze afdeling over 542 plaatsen beschikt. [5] Daarmee was de bezettingsgraad in deze detentie-instelling op 1 januari 2024 187%.
Rennes-Vezin
Aangezien de opgeëiste persoon een recht op verzet of hoger beroep toekomt en het vonnis van 7 februari 2024 dus nog niet onherroepelijk is, gaat de rechtbank ervan uit dat de opgeëiste persoon na overlevering in een huis van bewaring zal worden gedetineerd.
Ten aanzien van de detentie-instelling Rennes-Vezin is beschreven dat de afdeling voor mannelijke voorlopig gehechten 178 tweepersoonscellen telt met een oppervlakte van 10 tot 11 m2 en 104 driepersoonscellen met een oppervlakte van 13 tot 14 m2, beide inclusief de sanitaire voorzieningen variërend tussen 1,4 tot 1,8 m2. Uit de gegevens van het
Observatoire International des Prisonsblijkt dat op 1 januari 2024 de capaciteit van de afdeling voor mannelijke voorlopig gehechten 449 gedetineerden bedroeg en dat er op dat moment 638 personen waren ingesloten. [6] Daarmee was de bezettingsgraad in deze detentie-instelling op 1 januari 2024 152%.
Bij een overbevolking van deze omvang in zowel de detentie-instelling in Villepinte als in Rennes-Vezin, is het naar het oordeel van de rechtbank niet onwaarschijnlijk dat hierdoor de waarborgen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder het minimum aan
personal spacevan (ten minste een deel van de) gedetineerden, in de genoemde detentie-instellingen in het gedrang komt. Te meer nu ook de sanitaire voorzieningen onderdeel uitmaken van de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie over de oppervlaktes van de meerpersoonscellen.
Om aan de hand van het daarvoor geldende toetsingskader [7] te kunnen beoordelen of sprake is van een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in de penitentiaire inrichting van Villepinte en Rennes-Vezin, zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen en de officier van justitie verzoeken aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen te stellen over deze twee penitentiaire inrichtingen:
1. Wat is de huidige bezettingsgraad van gedetineerden op de afdelingen voor mannelijke voorlopige gehechten?
2) Hoeveel
individuele celruimte(
personal space) hebben de gedetineerden op deze afdeling tot hun beschikking in een tweepersoonscel en hoeveel in een driepersoonscel, en is dit inclusief of exclusief het sanitair en zijn deze sanitaire voorzieningen deugdelijk afgeschermd?
3) Indien de gedetineerden beschikken over een individuele leefruimte (
personal space) van minder dan 3 m2, heeft de rechtbank ook de volgende aanvullende vragen:
  • hoeveel uren per dag verblijven de gedetineerden in hun cel;
  • welke mogelijkheden hebben de gedetineerden tot luchten, arbeid, sport, scholing en andere activiteiten buiten hun cel;
  • zijn deze mogelijkheden voor alle gedetineerden toegankelijk;
  • hoeveel uren per dag kunnen de gedetineerden aan deze activiteiten deelnemen;
  • is in deze penitentiaire inrichtingen in het algemeen sprake van decente detentieomstandigheden en wordt de opgeëiste persoon niet onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden?

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voornoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen – ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt – onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vanwege het verstrijken van de beslistermijn (op 17 juni 2024), uiterlijk 6 juni 2024 opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Albanese taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden en A.Q.L. van der Meulen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
5.
6.
7.Zie o.a. Hof Van Justitie EU, 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu) en EHRM, 20 oktober 2016, Muršić tegen Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413.