Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlander op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Gießen in Duitsland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van georganiseerde of gewapende diefstal, beoordeeld. De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld verdedigd door te stellen dat hij ten tijde van het feit in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat hij op het moment van het feit niet meer in detentie was, wat zijn verweer niet kon onderbouwen.
De rechtbank heeft ook de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon in overweging genomen. Hij lijdt aan bloedkanker en heeft een operatie gepland staan op 20 juni 2024. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon, gezien zijn gezondheidstoestand, niet in overeenstemming is met artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft daarom besloten de overleveringsdetentie te schorsen tot 12 juli 2024, zodat de opgeëiste persoon zijn operatie kan ondergaan en kan revalideren.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, maar onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn eventuele gevangenisstraf kan ondergaan, mocht hij in Duitsland veroordeeld worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.