ECLI:NL:RBAMS:2024:2853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
13-114812-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot onbekende dader

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 april 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat het geen duidelijke betrokkenheid van de opgeëiste persoon vermeldde. De officier van justitie daarentegen stelde dat het EAB voldoende informatie bevatte om de betrokkenheid van de opgeëiste persoon aan te tonen.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de beschrijving van de feiten voldoende was om de betrokkenheid van de opgeëiste persoon te onderbouwen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Echter, de rechtbank besloot de beslissing aan te houden totdat ook in andere gelijktijdig behandelde EAB-zaken uitspraak was gedaan. De rechtbank heeft de termijn voor de beslissing verlengd en zal de zaak opnieuw op zitting plannen, met een uiterlijke datum van 14 dagen voor 19 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-114812-24 (EAB IV)
Datum uitspraak: 14 mei 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2024 door
District Court, Miskolc, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 april 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Hungarian arrest warrant approved by the Miskolc District Prosecution Office on 7 March 2024 with the number 05010/80-50/2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Hongaars recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB niet genoegzaam is, omdat het EAB niets vermeldt over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Het EAB vermeldt dader als vorm van betrokkenheid. Het onderzoek is begonnen naar een onbekende dader, wat heeft geleid tot het uitvaardigen van het EAB, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht de feiten te hebben begaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een genoegzaam EAB. Uit de feitomschrijving volgen de pleegplaats, pleegdatum, de mate van betrokkenheid (dader), waarbij de rechtbank uit het uitvaardigen van het EAB tegen de opgeëiste persoon opmaakt dat hij er kennelijk van wordt verdacht de in het EAB omschreven feiten te hebben begaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het specialiteitsbeginsel dan ook voldoende gewaarborgd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 7 OLW moet worden geweigerd. Door de raadsman zijn de strafbare feiten aangemerkt als plundering, wat in Nederland buiten een oorlogssituatie niet strafbaar is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten kunnen worden gekwalificeerd als diefstal.
Het oordeel van de rechtbank
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer - kort gezegd - is voldaan aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De rechtbank is met de officier van justitie en anders dan de raadsman van oordeel dat de feiten naar Nederlands recht opleveren:
telkens: diefstal.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven.
Om die reden kan de overlevering worden toegelaten. De rechtbank zal de beslissing echter aanhouden, totdat ook in de andere EAB’s (met parketnummers 13-070348-24 (EAB I), 13-070360-24 (EAB II) en 13-104063-24 (EAB III) die gelijktijdig zijn behandeld) uitspraak wordt gedaan.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum
en -tijd, zodat gelijktijdig uitspraak kan worden gedaan in de zaken van EAB’s met parketnummers 13-070348-24 (EAB I), 13-070360-24 (EAB II) en 13-104063-24 (EAB III).
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
District Court, Miskolc, Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 19 juni 2024, zijnde het einde van de verlengde beslistermijn in EAB II (13-070360-24).
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen voornoemd tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. Ch. A. van Dijk, voorzitter,
mrs. P. Sloot en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.