Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 april 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat het geen duidelijke betrokkenheid van de opgeëiste persoon vermeldde. De officier van justitie daarentegen stelde dat het EAB voldoende informatie bevatte om de betrokkenheid van de opgeëiste persoon aan te tonen.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de beschrijving van de feiten voldoende was om de betrokkenheid van de opgeëiste persoon te onderbouwen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Echter, de rechtbank besloot de beslissing aan te houden totdat ook in andere gelijktijdig behandelde EAB-zaken uitspraak was gedaan. De rechtbank heeft de termijn voor de beslissing verlengd en zal de zaak opnieuw op zitting plannen, met een uiterlijke datum van 14 dagen voor 19 juni 2024.