ECLI:NL:RBAMS:2024:2830

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
11051118 \ KK EXPL 24-262
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak kort geding; vordering van huurders grotendeels toegewezen na geblokkeerde toegang en afgesloten nutsvoorzieningen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 mei 2024, hebben de huurders, aangeduid als [eisers], een kort geding aangespannen tegen hun verhuurder, [gedaagde]. De huurders hebben vorderingen ingediend omdat zij herhaaldelijk geconfronteerd zijn met een geblokkeerde toegangsdeur tot hun woning en afgesloten energie- en watervoorzieningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder verplicht is om het gehuurde en de energievoorzieningen aan de huurders ter beschikking te stellen. Tevens is de verhuurder veroordeeld om de kosten voor het openbreken van het geblokkeerde slot te vergoeden. De maandelijkse huur is voorlopig vastgesteld op € 910,00, met een voorschot van € 300,00 voor nutsvoorzieningen.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 april 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 mei 2024. Tijdens deze zitting zijn de huurders vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. K.E. van Lotringen, en mr. A.R. Pagano Mirani heeft het woord gevoerd. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. R.H. Bouwman, was aanwezig, maar de gedaagde zelf was niet ter zitting. De huurders hebben hun eis gewijzigd en na verder debat is vonnis gevraagd.

De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurovereenkomst, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De huurders hebben sinds hun intrek in de woning een huurprijs van € 850,00 per maand betaald, met bijkomende kosten. De verhuurder heeft echter meerdere huurprijsverhogingen aangekondigd, wat door de huurders is betwist. De rechter heeft geoordeeld dat de huurverhoging naar € 1.300,00 per maand niet gerechtvaardigd is en heeft de huur voorlopig vastgesteld op € 910,00. De rechter heeft ook de vorderingen van de huurders toegewezen, waaronder het verplicht stellen van de verhuurder om een rekeningnummer bekend te maken voor huurbetalingen en toegang te verlenen tot de brievenbus en meterkast.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
33623
Zaaknummer: 11051118 \ KK EXPL 24-262
Vonnis in kort geding van 16 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. K.E. van Lotringen,
tegen
[gedaagde],
blijkens BRP ingeschreven te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.H. Bouwman.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 19 april 2024, met producties, hebben [eisers] een voorziening gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024. Eiser sub 1. is in persoon verschenen met de gemachtigde. Verder waren aanwezig de zoon van eisers, een tolk Roemeens en mr. A.R. Pagano Mirani, die ter zitting namens eisers het woord heeft gevoerd.
Namens [gedaagde] is de gemachtigde verschenen. [gedaagde] is zelf niet ter zitting verschenen.
Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. [eisers] hebben hun eis gewijzigd.
Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] bewonen sinds enige tijd de woning aan het adres [adres] te [woonplaats 1] , die in eigendom toebehoort aan [gedaagde] . Er is geen schriftelijke huurovereenkomst opgemaakt. De correspondentie tussen partijen verliep hoofdzakelijk via Whatsapp.
2.2.
Uit Whatsapp-berichten tussen partijen blijkt dat [eisers] – in ieder geval vanaf de aanvang van de bewoning en tot 1 januari 2024 – maandelijks € 850,00 aan huur dienden te betalen, plus € 322,00 aan bijkomende kosten voor andere posten die [gedaagde] aanduidt als onderhoud, vuilnis, wc, water en stroom.
2.3.
Op 23 november 2023 heeft [gedaagde] een huurprijsverhoging per januari 2024 van
€ 60,00 per maand aangekondigd.
2.4.
Op 25 februari 2024 heeft [gedaagde] wederom een huurprijsverhoging van de kale huur naar € 1.300,00 per maand aangekondigd per maart 2024.
2.5.
[eisers] hebben bezwaar gemaakt tegen deze huurprijsverhoging.
2.6.
Op 25 maart 2024 heeft [gedaagde] het volgende via Whatsapp gestuurd (vertaald uit het Roemeens):
“Goedenavond. Ik heb niet ontvangen wat had gemoeten, dus ik heb besloten om jullie van het adres uit te schrijven. Donderdagavond is de laatste keer dat jullie daar blijven slapen, in de ochtend kom ik de woning in ontvangst nemen, Dank voor het begrip.”
2.7.
Op de ochtend van 29 maart 2024 heeft [gedaagde] getracht door middel van het uitboren van het slot de woning te betreden. De politie is tussenbeide gekomen en heeft [gedaagde] de toegang tot de woning ontzegd.
2.8.
In de daaropvolgende weken is meermaals het slot van de woning geblokkeerd en is de elektra afgesloten.
2.9.
De gemeente Amsterdam heeft in het kader van de Wet goed verhuurderschap aan [gedaagde] een last onder dwangsom opgelegd, onder andere inhoudende dat hij uiterlijk op 2 mei 2024 de toegang tot gas en elektra aan [eisers] diende te verschaffen. Uit een door [eisers] overgelegde e-mail van de gemeente van 7 mei 2024 blijkt dat de gemeente op 6 mei 2024 heeft geconstateerd dat de nutsvoorzieningen niet waren aangesloten en op 7 mei 2024 dat er aan het adres geen energieleverancier meer was gekoppeld.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, na wijziging van eis, het volgende:
I. dat [gedaagde] verplicht wordt een rekeningnummer bekend te maken aan [eisers] voor betaling van de huur door [eisers] aan [gedaagde] , binnen twee dagen na betekening dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hieraan niet tijdig voldoet;
II. dat [gedaagde] wordt verplicht toe te staan dat [eisers] zelf een energiecontract afsluiten voor het gehuurde;
III. dat [gedaagde] verplicht wordt [eisers] toegang tot de brievenbus te verschaffen en verboden wordt post van [eisers] onder zich te houden of anderszins het gebruik van het gehuurde te belemmeren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] dit verbod overtreedt;
IV. dat [gedaagde] verplicht wordt de sleutels aan [eisers] af te geven van de brievenbus en meterkast binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, dan wel, indien [gedaagde] dit nalaat, dat [gedaagde] geboden wordt [eisers] toe te staan om de sloten van de meterkast en de brievenbus te vervangen op kosten van [gedaagde] en deze kosten aan de hand van (vertoning van) een kostenspecificatie, in mindering te brengen op de eerstvolgende huurbetaling;
V. dat [gedaagde] verplicht wordt [eisers] toe te staan de gemaakte en nog te maken kosten voor het telkens moeten vervangen van de sloten vanwege obstructie daarvan inclusief voorrijkosten in mindering te brengen op de volgende huurbetaling;
VI. dat de maandelijkse betalingsverplichting kale huur voorlopig vastgesteld wordt op € 850,-, dan wel subsidiair € 910,- en het maandelijks te betalen voorschot nutsvoorzieningen voorlopig vastgesteld wordt op € 250,-;
VII. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer, dat - voor zover relevant - hierna aan de orde komt. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Ter beschikking stellen van het gehuurde en energie
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een huurovereenkomst voor het gehuurde. Dat betekent dat [gedaagde] de woning met toebehoren (zoals de brievenbus en de meterkast) ter beschikking moet stellen aan [eisers] als huurders en hen het rustig huurgenot moet verschaffen. Voldoende aannemelijk is dat dit nu niet gebeurt. [eisers] hebben geen toegang tot de brievenbus en de meterkast van de woning omdat alleen [gedaagde] over de sleutels daarvan beschikt en zij zijn recent meermaals geconfronteerd met geblokkeerde sloten van de toegangsdeur van de woning. Bovendien is de energielevering in de woning meermaals afgesloten, terwijl [gedaagde] niet betwist dat hij dat heeft gedaan. Daarnaast is uit hetgeen [eisers] op zitting hebben toegelicht en overgelegd voldoende aannemelijk geworden dat aan het adres van de woning thans helemaal geen energieleverancier meer is gekoppeld.
4.3.
Hetgeen [gedaagde] hiertegenover stelt, onder andere dat [eisers] de woning onderverhuren, dat [eisers] een huurachterstand hebben en dat [eisers] de buren lastigvallen - hetgeen [eisers] uitdrukkelijk betwisten - doet aan het voorgaande niet af en vormt geen rechtvaardiging voor het hierboven in rov 4.2 omschreven handelen door [gedaagde] . Indien [gedaagde] van mening is dat [eisers] tekort schieten als huurders, dient hij de daarvoor bedoelde juridische wegen te bewandelen en bijvoorbeeld ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens een tekortkoming te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] dit heeft gedaan.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eisers] zoals genoemd onder 3.1.II en 3.1.IV toewijsbaar zijn. Ook de vordering onder 3.1.III is toewijsbaar, behalve voor zover de vordering ziet op het verbod om ‘anderszins het gebruik van het gehuurde te belemmeren’. Dit deel van de vordering is te vaag om voor toewijzing in aanmerking te komen.
Betaling van de huur
4.5.
Uit de overgelegde Whatsappcorrespondentie tussen partijen blijkt dat [gedaagde] de huurbetalingen contant in de brievenbus wenst te ontvangen, maar daar geen bevestiging van ontvangst voor afgeeft, ondanks herhaalde verzoeken van [eisers] daartoe. Een huurder moet wanneer hij de huur betaalt, daarvan een bewijsstuk kunnen ontvangen. Hiermee handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eisers] Dit maakt dat de vordering van [eisers] onder 3.1.I. op grond van onrechtmatig handelen van [gedaagde] toewijsbaar is.
De huurprijs
4.6.
[gedaagde] heeft niet, dan wel onvoldoende, betwist dat de kale aanvangshuurprijs
€ 850,00 per maand bedroeg, zodat in dit kort geding daarvan wordt uitgegaan. Conform artikel 7:250 BW kan - dwingendrechtelijk - de huurprijs gedurende het eerste tijdvak van twaalf maanden na de dag van ingang van de huur ten hoogste eenmaal worden verhoogd en daarna telkens tegen het einde van elkaar opvolgende tijdvakken van twaalf maanden. Dat betekent dat [gedaagde] de huur wel per 1 januari 2024 mocht verhogen en [eisers] hebben ingestemd met een verhoging naar € 910,00, maar gedurende de daarop volgende twaalf maanden mocht/mag geen huurverhoging meer worden doorgevoerd. De huurverhoging per 1 maart 2024 naar € 1.300,00 is daarom naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter niet gerechtvaardigd, waardoor de maandelijkse betalingsverplichting van de kale huur voorlopig wordt vastgesteld op € 910,00.
4.7.
Volgens de laatste opgave van [gedaagde] bedraagt het voorschot op de kosten voor stroom € 218,00. Daar moet ook nog het voorschot voor gas en water bij worden opgeteld, waardoor het de kantonrechter redelijk voorkomt het voorschot op de nutsvoorzieningen voorlopig vast te stellen op € 300,00 per maand. Dit geldt uiteraard slechts voor de periode totdat [eisers] een contract voor gas en elektriciteit op eigen naam hebben afgesloten. Indien de kosten voor water dan nog wel door [gedaagde] worden betaald, zijn [eisers] daarvoor een redelijk voorschot per maand verschuldigd, op basis van de meest recente jaarfactuur van het Waterleidingbedrijf.
4.8.
De vordering van [eisers] onder 3.1.VI wordt met inachtneming van het voorgaande toegewezen zoals hierna in het dictum bepaald.
De gemaakte kosten
4.9.
[eisers] hebben ten slotte gevorderd dat het hen wordt toegestaan de gemaakte en nog te maken kosten voor het telkens moeten vervangen van de sloten vanwege obstructie daarvan inclusief voorrijkosten in mindering te brengen op de volgende huurbetaling.
4.10.
Ten aanzien van de ‘nog te maken kosten’ is deze vordering niet toewijsbaar, omdat die kosten nog niet vast staan. Ten aanzien van de gemaakte kosten is de vordering wel toewijsbaar, omdat de blokkering van het slot van de deur die toegang geeft tot het gehuurde, zoals hiervoor is geoordeeld, onrechtmatig was. Het gaat volgens de door [eisers] overgelegde stukken om twee aangeschafte vervangende sloten van € 66,99 (Praxis) en drie bonnen van de Slotenmaker 365, één van € 30,00 voorrijkosten, één voor € 130,00 openen van het slot en één van € 110,00 openen van het slot. Dat maakt een totaalbedrag van € 336,99. Nu de hoogte van deze kosten niet door [gedaagde] is betwist, is dit bedrag toewijsbaar.
Dwangsommen
4.11.
De gevorderde dwangsommen zijn toewijsbaar, met dien verstande dat deze worden gematigd een gemaximeerd als hierna bepaald.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eisers] hebben geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
Totaal
697,50
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verplicht [gedaagde] om een rekeningnummer bekend te maken aan [eisers] voor betaling van de huur, binnen twee dagen na betekening dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 150,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hieraan niet tijdig voldoet, met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] dient te gedogen dat [eisers] zelf een energiecontract voor het adres van het gehuurde afsluiten,
5.3.
verplicht [gedaagde] om [eisers] toegang tot de brievenbus te verschaffen en verbiedt [gedaagde] om post van [eisers] onder zich te houden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] dit verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,00,
5.4.
verplicht [gedaagde] om de sleutels aan [eisers] af te geven van de brievenbus en de meterkast binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, dan wel, indien [gedaagde] dit nalaat, gebiedt [gedaagde] om [eisers] toe te staan de sloten van de meterkast en de brievenbus te vervangen op kosten van [gedaagde] en deze kosten aan de hand van (vertoning van) een kostenspecificatie, in mindering te brengen op de eerstvolgende huurbetaling,
5.5.
verplicht [gedaagde] om [eisers] toe te staan de tot heden gemaakte kosten voor het vervangen van de sloten vanwege blokkeren daarvan, inclusief voorrijkosten, in totaal
€ 336,99, in mindering te brengen op de volgende huurbetaling,
5.6.
stelt de maandelijkse betalingsverplichting van de kale huur voorlopig vast op
€ 910,00 per maand, totdat de rechter op vordering van [gedaagde] de hoogte van de geldende huurprijs heeft vastgesteld en het maandelijks te betalen voorlopige voorschot op de nutsvoorzieningen op € 300,00 per maand, totdat [gedaagde] een met bewijsstukken onderbouwd jaaroverzicht heeft overgelegd en daaruit blijkt wat de werkelijke en redelijke kosten voor nutsvoorzieningen zijn en tot de datum dat [eisers] een contract voor de nutsvoorzieningen op eigen naam hebben afgesloten
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 697,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.