ECLI:NL:RBAMS:2024:282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
7116738 EA VERZ 18-644
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende machtigingen in VvE-zaak met betrekking tot onderhoud en kostenverdeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2024, hebben verzoekers een verzoek ingediend voor vervangende machtigingen op basis van de artikelen 5:121 en 5:140 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. H.M. Meijerink, zijn appartementseigenaren binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en hebben een geschil met verweerder, die ook appartementseigenaar is en vertegenwoordigd wordt door mr. A. van Dorsten. De kern van het geschil betreft de besluitvorming binnen de VvE en de verdeling van kosten voor onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw. De verzoekers hebben eerder een verzoek tot wijziging van de splitsingsakte gedaan, maar dit is afgewezen. De verzoekers stellen dat de besluitvorming stagneert door de tegenwerking van verweerder, die met niet-redelijke argumenten tegen voorstellen stemt. De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekers beoordeeld en geoordeeld dat de medewerking van verweerder zonder redelijke grond wordt geweigerd. De rechter heeft de verzoekers in het gelijk gesteld en vervangende machtigingen verleend voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden en de vaststelling van de eindafrekening. Tegelijkertijd heeft de rechter het verzoek van verweerder om de hijsbalk te vervangen toegewezen, maar de kosten voor de hijsbalk en steigers moeten door alle VvE-leden worden gedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7116738 EA VERZ 18-644
beschikking van: 30 augustus 2019
func.: 33494

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

1. [verzoekers 1]

2. [verzoekers 2]3. [verzoeker 3]
allen wonende te [woonplaats 1]
verzoekers
nader te noemen: [verzoekers]
gemachtigde: mr. H.M. Meijerink
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats 2] (China)
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. A. van Dorsten

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekers] hebben op 3 augustus 2018 een verzoekschrift met producties ingediend dat strekt tot het verkrijgen van een vervangende machtigingen ex artikel 5:121 en 5:140 BW. [verweerder] heeft een verweerschrift met producties ingediend, tevens houdende tegen-verzoeken. Voorafgaand aan de zitting zijn door [verzoekers] aanvullende stukken ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 17 december 2018. [verzoekers] zijn in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Namens [verweerder] is de gemachtigde verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Na de mondelinge behandeling is [verweerder] in de gelegenheid gesteld te reageren op de door [verzoekers] voorafgaand aan de zitting ingediende producties. Deze akte is op 20 maart 2019 ontvangen. De datum voor beschikking is vervolgens (nader) bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
De VvE van de [locatie] , nader te noemen ‘VvE [naam VvE] ’, bestaat uit vier leden, namelijk [verzoekers] en [verweerder] .
1.2.
De eigendomsverdeling en verdeelsleutel voor de schulden en kosten ligt als volgt:
- [verzoekers 1] : appartementsrecht [nr souterrain] , souterrain en
begane grond, verdeelsleutel 21,5%;
- [verzoekers 2] : appartementsrecht [nummer 1e en 2e verd.] , eerste en
tweede etage, verdeelsleutel 31,5%;
- [verweerder] : appartementsrecht [nummer 3e en 4e verd.] , derde en vierde etage, verdeelsleutel
29%;
- [verzoeker 3] : appartementsrecht [nummer 5e verd.] , vijfde etage, verdeelsleutel 18%.
1.3.
Van oudsher is het onderhoud aan [naam verzoeker 2 uit 2] overgelaten. Dat onderhoud werd ‘sober en doelmatig’ uitgevoerd. [verzoeker 3] en [naam verzoeker 1 uit 2] zijn als vertegenwoordigers bij de Kamer van Koophandel geregistreerd.
1.4.
In afwijking van het modelreglement is in artikel M van de splitsingsakte bepaald dat alle besluiten moeten worden genomen met instemming van alle eigenaars. Voor elk appartementsrecht kan één stem worden uitgebracht.
1.5.
[verzoekers] hebben eerder een vervangende machtiging verzocht om het splitsingsreglement te wijzigen in die zin dat de afwijkende bepaling met betrekking tot de unanimiteit der uitgebrachte stemmen komt te vervallen. Dit (deel van het) verzoek is afgewezen bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 16 september 2015 met zaaknummer 3947959 EA VERZ 15-228.
1.6.
Na voornoemde beschikking hebben partijen van 20 november 2015 tot 17 maart 2016 mediation gevolgd. De mediation heeft niet tot een oplossing geleid.
1.7.
Op 5 juli 2016 hebben [verzoekers] opnieuw verzocht om een vervangende machtiging tot wijziging van het splitsingsreglement in die zin dat de afwijkende bepaling die ziet over de unanimiteit van stemmen komt te vervallen. Ook is een vervangende machtiging verzocht voor het realiseren van 8 fietsstalplaatsen, waar aanpassing van de trap voor noodzakelijk is, en hebben zowel [verzoekers] als [verweerder] verzocht om een vervangende machtiging tot het doen verrichten van de onderhoudswerkzaamheden conform het meerjarenonderhoudsplan 2017-2018 (verder: MJOP). De kantonrechter heeft bij beschikking van 27 februari 2017 met zaaknummer EA 16-803, kort samengevat, beide partijen een vervangende machtiging verstrekt voor het uitvoeren van dat onderhoud, het inschakelen van (bouwkundige) de heer ing. J.A. Van Zwieten (verder: Van Zwieten) bij de oplevering van het schilderwerk en werk van de aannemer, en het bijwerken van het schilderwerk van het trappenhuis tot maximaal € 1.000,00. Voorts is bepaald dat de kosten worden omgeslagen op basis van het bepaalde in de splitsingsakte.
1.8.
Op 18 september 2017 heeft nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden in de zaak met zaaknummer EA 16-803. In het proces-verbaal van deze zitting is, voor zover relevant, opgenomen dat aan beide partijen een machtiging is verstrekt voor het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden, en dat ter zitting is vastgesteld dat [naam verzoeker 2 uit 2] ter zake de uitvoering van de werkzaamheden betreffende het meerjarenplan de coördinator is en toezicht zal houden op de werkzaamheden van de aannemer, maar dat dit onverlet laat dat [verweerder] over een vervangende machtiging beschikt om Van Zwieten toezicht te laten houden op de werkzaamheden en vragen te stellen c.q. opmerkingen te plaatsen.
1.9.
Vervolgens hebben vanaf eind september 2017 werkzaamheden plaatsgevonden.
1.10.
In een door [verzoekers] aanhangig gemaakt kort geding met zaaknummer 6668679 KK EXPL 18-160 is op 23 maart 2018 vonnis gewezen. [verzoekers] vorderden in deze procedure betaling van resterende meerkosten ad € 7.625,- en
€ 5.800,- voor het plaatsen van groene geglazuurde stenen en twee lateien en nog niet betaalde maandelijkse bijdragen ad € 780,-. Deze vordering is afgewezen omdat die is ingesteld door [verzoekers] en niet door VvE [naam VvE] . De kantonrechter heeft partijen in dit vonnis nog het volgende meegegeven:
10. (…) Hoewel de kantonrechter niet heeft kunnen vaststellen dat eisers alle offertes van het meerwerk en andere relevante stukken aan [verweerder] ter kennis hebben gebracht, zoals zij stellen en [verweerder] betwist, is ter zitting gebleken dat [verweerder] in ieder geval maandelijks een uitgebreid overzicht heeft gehad van de stand van de pot van het groot onderhoud. In combinatie met de aanwezigheid van [verweerder] in Nederland gedurende de bouwperiode, de bouwoverleggen die onbetwist met grote regelmaat, bijna wekelijks, hebben plaatsgevonden en het voor rekening van de VvE ingeschakelde toezicht van Van Zwieten acht de kantonrechter vooralsnog niet aannemelijk dat [verweerder] geen inzicht heeft in de opbouw van de vordering. De kantonrechter ziet dit ook bevestigd in de inhoudelijke verweren, waarbij [verweerder] bij meerdere posten concrete bedragen aangeeft. Dit neemt niet weg, dat een uiteindelijke eindspecificatie gewenst is, maar voor de vraag waartoe [verweerder] gehouden zal zijn te betalen is de uitspraak van de kantonrechter van 27 februari 2017 en het proces-verbaal van 18 september 2017 leidend. In algemene zin valt daaruit af te leiden dat voor zover het gaat om werkzaamheden waarvoor de kantonrechter vervangende machtiging heeft verleend, die kosten gewoon door [verweerder] betaald moeten worden, ook als er sprake is van meerkosten. Tenminste indien daarbij is gehandeld overeenkomstig de aanwijzingen in die beschikking. Daarbij is met name van belang of Van Zwieten gedurende het proces is ingeschakeld op de wijze zoals in die beschikking is vermeld en met de gemaakte keuzes akkoord is gegaan. De visie van Van Zwieten zal ook belangrijk zijn, waar het gaat om de inschatting of voor bepaalde werkzaamheden, waarvoor geen vervangende machtiging is verleend, zoals het afzagen van de hijsbalk en de lateien, alsnog vervangende machtiging zal kunnen worden verleend. Daarbij kan ook een rol spelen of er sprake was van spoedeisende werkzaamheden of dat uitstel van de werkzaamheden tot meerkosten zou hebben geleid. Indien over een en ander twijfel blijft bestaan, kan het voor risico van eiseres komen dat zij zonder noodzaak met meerderheid van stemmen daartoe hebben besloten en niet voor de weg van de vervangende machtiging hebben gekozen. (…)11. (…) Voor het niet betalen van de (meer) kosten van de steiger na afkeuring daarvan door de aannemer ontbreekt iedere concrete onderbouwing dat [naam verzoeker 2 uit 2] ten aanzien van dit punt zijn taak zeer onbehoorlijk heeft vervuld. Evenmin is gesteld of gebleken dat Van Zwieten daarover anders heeft geadviseerd. Het laatste geldt ook voor de beslissingen ten aanzien van het voegwerk. [verweerder] heeft niet weerlegd dat ook volgens van Zwieten bij nadere inspectie kon worden volstaan met het gedeeltelijk herstel zoals dat heeft plaatsgevonden. Wat betreft de buitensporige kosten van de groene gevelstenen geldt eveneens dat [verweerder] dit verweer niet heeft onderbouwd, terwijl evenmin is gesteld dat Van Zwieten niet akkoord is gegaan met de keuze van [naam verzoeker 2 uit 2] . Het laatste geldt ook voor de aanpassing van de fietsenstalling, (…). Anders ligt de kwestie ten aanzien van de hijsbalk en de lateien, nu daarvoor onweersproken geen vervangende machtiging is verleend. Vooralsnog is door eisers onvoldoende gesteld om zonder meer aan het ontbreken daarvan voorbij te gaan. Zo ontbreekt voldoende inzicht in de spoedeisendheid van die beslissingen, de kosten en de rol van Van Zwieten. Dit neemt niet weg dat het verweer van [verweerder] om de kosten van de lateien (gedeeltelijk) niet te betalen, omdat hij in 2007 reparatie had geadviseerd en door het uitblijven daarvan nu tot vervanging moest worden overgegaan, niet is onderbouwd.(…)”
1.11.
[naam verzoeker 2 uit 2] (penningmeester van de VvE) heeft een eindafrekening opgemaakt betreffende het uitgevoerde onderhoud. Totaal is een bedrag van € 154.179,97 besteed. Volgens de berekening van [naam verzoeker 2 uit 2] dient [verweerder] nog een bedrag van
€ 13.425,00 bij te betalen.

Verzoek

2. [verzoekers] verzoeken een vervangende machtiging tot het wijzigen van de akte van splitsing in die zin dat artikel M. van het splitsingsreglement vervalt, zodat besluiten conform het modelreglement kunnen worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen. Voorts verzoeken [verzoekers] een vervangende machtiging tot het vaststellen van de eindspecificatie van de kosten van het groot onderhoud van 2017-2018 conform de op 27 april 2018 opgestelde eindspecificatie van € 154.179,97 en de daaruit voortvloeiende verdeling van de kosten over de vier eigenaren conform de huidige verdeelsleutel. Voorts verzoeken [verzoekers] veroordeling tot betaling van [verweerder] van het nog niet betaalde deel van zijn aandeel van 29% in deze kosten door overmaking op de bankrekening van de VvE van € 13.425,- conform de berekening in productie 12 van het verzoek. Daarnaast wordt verzocht om een vervangende machtiging tot het uitvoeren van aan de lift en meterkast gerelateerde werkzaamheden zoals besloten in de huisvergadering van 21 maart 2018, en voor zover noodzakelijk een vervangende machtiging voor het afzagen van de hijsbalk.
3. [verzoekers] leggen daaraan ten grondslag dat besluitvorming in de VvE stagneert omdat [verweerder] structureel met niet in redelijkheid verdedigbare argumenten tegen voorstellen stemt die niet van hem afkomstig zijn, en hij terugkomt op in de huisvergadering genomen besluiten. De standaardregeling, dat een volstrekte meerderheid van stemmen nodig is, en de wet bieden [verweerder] voldoende bescherming, en is ook redelijker.
4. Voor wat betreft de bezwaren van [verweerder] tegen de hijsbalk, lateien, steigers, groene stenen, het voegwerk van de achtergevel en de fietsenstalling stellen [verzoekers] dat Van Zwieten die werkzaamheden heeft goedgekeurd. De hijsbalk was doorgeroest en diende te worden vervangen of afgezaagd. Vervanging zou € 2.000,- extra kosten met zich meebrengen, terwijl de hijsbalk geen functie meer heeft sinds de installatie van de lift en verhuisbedrijven er geen gebruik meer van (mogen) maken. De lateien zijn voorts vervangen op advies van Van Zwieten en de aannemer en de begroting daarvoor is ook door Van Zwieten goedgekeurd. Hier was sprake van voortschrijdend inzicht waarbij de vervanging onverwacht noodzakelijk werd; het ging ook om dringende werkzaamheden.
5. Dat de steigers bij efficiënter gebruik minder lang nodig waren geweest is volgens [verzoekers] onjuist. Deze hebben 6 maanden gestaan, langer dan gepland, maar dat kwam door het afkeuren van de steigers door de aannemer, slechte weersomstandigheden en het vervangen van voornoemde lateien. Dit kan niet leiden tot de conclusie dat [verweerder] minder hoeft bij te dragen dan de overige eigenaren. Ook aan de groene glazuurstenen en het voegwerk van de achtergevel dient [verweerder] conform de verdeling bij te dragen. De groene glazuurstenen zijn door [verweerder] zelf voorgesteld en de goedkopere variant week teveel af qua kleur. Voorts is in de beschikking van 27 februari 2017 weliswaar overwogen dat herstel van het voegwerk beter in één keer kan worden gedaan, maar de aannemer en Van Zwieten hebben geconstateerd dat het voegwerk goed was en vervanging het voegwerk nadelig zou beïnvloeden, zodat slechts gedeeltelijke vernieuwing heeft plaatsgevonden. De fietsenstalling is met machtiging en conform de beschikking van de kantonrechter aangelegd en [verweerder] heeft zelf de opdrachtbevestiging van de aannemer getekend. Van uitstel is geen sprake geweest, daarover was geen overeenstemming. [verweerder] dient derhalve ook bij te dragen aan de kosten voor de trap.
6. De door [verweerder] geuite bezwaren tegen de eindspecificatie zijn ongefundeerd; [verweerder] is vanaf het begin betrokken geweest bij het groot onderhoud en [verweerder] was aanwezig bij de vergaderingen en tussentijdse en eindinspecties. Voorts heeft hij alle stukken ontvangen en heeft hij regelmatig contact gehad met Van Zwieten. [verzoekers] menen derhalve dat [verweerder] ten onrechte zijn medewerking c.q. bijdrage weigert.

Verweer

7. [verweerder] heeft verweer gevoerd tot afwijzing van de verzoeken. Daartoe is samengevat het volgende aangevoerd. Doordat het onderhoud in 1998 en 2008 (té) sober en doelmatig is uitgevoerd, waarmee tegen het advies van een deskundige van Vereniging Eigen Huis werd ingegaan, deden in 2017 dezelfde problemen zich nog steeds voor. [verweerder] verzette zich dan ook tegen het geven van een volledig mandaat aan [naam verzoeker 2 uit 2] voor het groot onderhoud.
8. Voor wat betreft de volgens [verzoekers] starre houding waardoor de besluitvorming stagneert voert [verweerder] aan dat [verzoekers] (wederom) met ongefundeerde stellingen en verwijten komen, en er ook sedert de beschikkingen van 2016 en 2017 niets nieuws wordt aangevoerd. Die beschikkingen hebben gezag van gewijsde, zodat dit verzoek hierom reeds dient te worden afgewezen. Bij wijziging van de splitsingsakte zal [verweerder] bovendien volledig buitenspel worden gezet. Dat is ook gebeurd met betrekking tot het groot onderhoud, waarvan de afrekening thans ook in geschil is; [verweerder] is niet of pas achteraf geïnformeerd over de uit te voeren of uitgevoerde werkzaamheden. Het verzoek om een vervangende machtiging om de splitsingsakte te wijzigen dient dan ook te worden afgewezen.
9. De eindafrekening kan [verweerder] niet controleren. De bankafschriften zijn maar gedeeltelijk onderdeel van de processtukken en de genoemde bedragen zijn niet te achterhalen, noch is het spaarsaldo en het saldo van de onderhoudspot te achterhalen. Voorts kan [verweerder] niet controleren of de bedragen die op de eindafrekening staan ook daadwerkelijk zijn voldaan en of de andere VvE leden de door hen gestelde extra bijdragen werkelijk hebben betaald. [verweerder] meent daarom dat het gevorderde bedrag niet klopt.
10. [verweerder] voert voor wat betreft de tegels aan dat hij een goed en goedkoper alternatief had gevonden, zodat hij niet gehouden is bij te dragen aan de meerkosten. Doordat niet de door hem gekozen stenen werden gebruikt was ook meer werk nodig, want deze moesten op maat worden gemaakt. Ook voert [verweerder] aan dat hij slechts voor een deel aan de kosten voor de steiger hoeft bij te dragen; als deze door de aannemer is afgekeurd dan komt dat omdat [naam verzoeker 2 uit 2] dat niet goed heeft besproken of onvoldoende toezicht heeft gehouden; dat is hem aan te rekenen, zodat [verweerder] niet aan de € 5.250,- extra kosten voor de steiger hoeft mee te betalen.
11. Het besluit om de hijsbalk af te zagen is niet bevoegd genomen. In het MJOP staat dat deze dient te worden vervangen, maar deze is zonder overleg afgezaagd in het kader van kostenbesparing. Voorts moest het MJOP punt voor punt worden afgegaan, hetgeen ook bij het voegwerk niet is gebeurd; daar is slechts een deel hersteld terwijl vervanging nodig was. [verweerder] is alleen bereid daaraan mee te betalen als het voegwerk niet alsnog binnen 10 jaar moet worden vervangen. Ook het vervangen van de lateien stond niet in het MJOP en [verzoekers] hadden daar ook geen machtiging voor. In het MJOP stond dat de lateien moesten worden nagezien. Vervanging was nodig omdat eerder, in 2007, geen of onvoldoende onderhoud aan de lateien is verricht. Hier heeft [verweerder] op gewezen, zodat hij nu niet gehouden is mee te betalen aan de vervanging.
12. Voorts is de schilder te vroeg begonnen met zijn werkzaamheden waardoor onnodig veel werk moest worden gedaan en herstel/extra werk nodig was. Daarnaast zouden de werkzaamheden aan de fietsenstalling worden uitgesteld in verband met de hoge kosten. Deze werkzaamheden vallen ook niet onder de noemer ‘groot onderhoud’ en zijn zonder overleg met [verweerder] toch doorgezet. [verweerder] meent daarom dat hij niet hoeft bij te dragen aan een bedrag van € 35.054,91 inclusief btw en kosten.
Tegenverzoek
13. [verweerder] verzoekt bij tegenverzoek een vervangende machtiging om het resterende deel van de hijsbalk te verwijderen en een nieuwe te laten plaatsen, met bepaling dat de kosten volgens de in de akte van splitsing bepaalde verdeelsleutel worden verdeeld. Deze kosten bedragen € 1.835,00. De kosten voor de daarvoor benodigde steigers dienen voor rekening van [verzoekers] te komen omdat de hijsbalk van meet af aan al vervangen had moeten worden toen de steigers er nog stonden. Ook verzoekt [verweerder] machtiging om de voordeurdorpel te laten herstellen; het bedrag daarvoor is al ontvangen van de gemeente.
13. Voorts verzoekt [verweerder] een vervangende machtiging om een beheerskantoor in te schakelen voor de administratieve, bestuurlijke, financiële en technische zaken van de VvE; Er is behoefte aan een onafhankelijke partij omdat de notulen de afgelopen jaren eenzijdig worden opgesteld, [verweerder] wordt genegeerd en niet serieus wordt genomen.

Beoordeling

15. Gezien de nauwe samenhang van de verzoeken en tegenverzoeken zullen deze in het navolgende gezamenlijk worden besproken.
Vervangende machtigingen [verzoekers]
16. [verzoekers] hebben verschillende vervangende machtigingen gevraagd, zowel op grond van art. 5:121 BW als op grond van art. 5:140 BW. De weigeringen van [verweerder] en [verzoekers] dienen te worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid, die de verhoudingen tussen de appartementseigenaren en de VvE beheerst. Een vervangende machtiging kan worden verleend als kan worden vastgesteld dat de medewerking of toestemming door de betrokken appartementseigenaar, in onderhavig geval [verweerder] , zonder redelijke grond wordt geweigerd. Voor de vraag of daarvan sprake is zijn alle relevante omstandigheden van het geval van belang (ECLI:NL:GHSHE:2016:3713, r.o. 3.5.3.). In het kader van deze afweging zullen de betwiste werkzaamheden en bijbehorende kostenposten afzonderlijk worden besproken.
Steigerhuur:
17. Dat de steigers langer moesten blijven staan is een gegeven, dat maakt echter niet dat [verweerder] daaraan niet mee hoeft te betalen. Evenals in de eerder gevoerde kort geding procedure heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd dat [naam verzoeker 2 uit 2] zijn taak met betrekking tot de steigers onbehoorlijk heeft vervuld. [verweerder] dient dan ook in de kosten daarvan bij te dragen.
Lateien
18. Voor zover [verweerder] niet op de huisvergadering van 21 december 2017 reeds heeft ingestemd met het vervangen van de lateien, geldt dat tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden is gebleken dat de lateien aan vervanging nodig waren. Dat blijkt ook uit het gegeven dat deze werkzaamheden goedgekeurd zijn door Van Zwieten. De steiger die benodigd was om de werkzaamheden uit te voeren was op dat moment al beschikbaar, zodat het bovendien financieel nadelig zou zijn om hierover eerst nog, voor zover [verweerder] zijn instemming heeft geweigerd, een vervangende machtiging te vragen. Het zou ook bijzonder kostbaar zijn om de steigers in afwachting daarvan te laten staan of later weer op te bouwen. Dat de kosten lager hadden kunnen uitvallen indien in 2007 meer of beter onderhoud was verricht aan de lateien, blijkt niet uit de overgelegde stukken. Bovendien doet dat niets af aan het gegeven dat de vervanging nu noodzakelijk was – dat heeft [verweerder] niet betwist – en [verweerder] (ook) met het eerdere onderhoud heeft ingestemd. [verweerder] zal derhalve bij moeten dragen aan deze kosten en aan de vaststelling van dit deel van de eindafrekening.
Voegwerk
19. Met de kantonrechter in de eerdere procedure met zaaknummer KK EXPL 18-160 wordt geoordeeld dat [verweerder] niet heeft weerlegd dat ook volgens Van Zwieten bij nadere inspectie kon worden volstaan met het gedeeltelijk herstel van het voegwerk zoals dat heeft plaatsgevonden, dan wel dat vervanging juist schade zou kunnen veroorzaken. Weliswaar was een vervangende machtiging verleend voor het onderhoudsplan, waarin vervanging van het voegwerk stond, maar gedurende het uitvoeren van het onderhoud is gebleken dat kon worden volstaan met een betere én minder kostbare oplossing. Er is sprake van soortgelijke maar minder vergaande werkzaamheden, waarmee kon worden volstaan, hetgeen is goedgekeurd door de voor [verweerder] aangestelde inspecteur, welke naar het oordeel van de kantonrechter in deze specifieke onder dezelfde machtiging konden worden uitgevoerd.
Groene tegels
20. Met betrekking tot de groene tegels geldt dat in de beschikking van 27 februari 2017 reeds is opgenomen dat vervanging van de groene gevelstenen door soortgelijke stenen de voorkeur heeft maar dat met verven kan worden volstaan indien dergelijke stenen niet meer verkrijgbaar zijn. Dat [verweerder] alternatieve stenen heeft gesuggereerd die goedkoper en even geschikt zouden zijn is niet (voldoende) onderbouwd. Ook is niet gebleken dat Van Zwieten heeft geadviseerd andere stenen te gebruiken dan uiteindelijk is gebeurd. Gezien het voorgaande en de op 27 februari 2017 door de kantonrechter te Amsterdam verstrekte machtiging voor het (doen) uitvoeren van deze werkzaamheden is [verweerder] gehouden om bij te dragen in de hiervoor door de VvE gemaakte kosten.
Fietsenstalling
21. Uitgangspunt voor wat betreft de fietsenstalling en aanpassing van de trap is dat de kantonrechter in rechtsoverweging 8 van de beschikking d.d. 27 februari 2017 (EA 16-803) heeft overwogen dat een machtiging zal worden verleend met betrekking tot het aanpassen van de hal zodanig dat daarin een aantal fietsen kunnen worden gestald, waarbij de fietsen achter de lijn van 85 centimeter vanaf de tegenoverliggende muur moeten blijven. Uit de door [verzoekers] overgelegde foto’s blijkt dat dit het geval is. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waar het bouwbesluit dan wel de beschikking niet is nageleefd. Voorts is in de beschikking van 27 februari 2017 onder ro. 8 niet te lezen dat een descente moet worden bepaald om op de kosten te beslissen, noch is daar enig voorbehoud voor gemaakt; in de beschikking staat enkel dat indien partijen er niet uit komen de kantonrechter het aantal (ktr:
fietsplaatsen) zal bepalen op basis van een te houden descente.
21. Dat op enig moment unaniem is besloten deze verbouwing uit te stellen is niet gebleken – de enkele e-mail van [naam verzoeker 2 uit 2] is daartoe onvoldoende – zodat [verzoekers] beschikten over een geldige vervangende machtiging om de werkzaamheden te doen uitvoeren. Niet valt in te zien waarom [verweerder] niet gehouden is bij te dragen aan deze werkzaamheden, eens te meer nu niet is betwist dat hij zelf ook gebruik maakt van deze fietsenstalling.

Overige werkzaamheden

23. Onbetwist is dat [verweerder] in maart 2018 akkoord is gegaan met het inschakelen van een timmerman en elektricien voor werkzaamheden aan de lift en meterkast. Dat daar voorwaarden aan zijn verbonden door [verweerder] is weliswaar gesteld maar niet gebleken. Ook heeft hij niet eerder dan eén dag voor de timmerman zijn werkzaamheden uit zou komen voeren daartegen bezwaar gemaakt omdat hij de tekening van de meterkast niet onder ogen heeft gekregen en is afgesproken dat alle werkzaamheden tegelijk moeten worden uitgevoerd. Nu niet blijkt dat eerder bezwaar is gemaakt – [verweerder] voert zelf immers aan dat hij pas op 1 juli 2018 heeft aangegeven alsnog niet in te stemmen – is de weigering om medewerking te verlenen aan het doen uitvoeren van de werkzaamheden zonder redelijke grond geweest. Dat het de voorkeur heeft dat werkzaamheden tegelijk worden uitgevoerd is voorts begrijpelijk maar maakt niet dat, indien dat niet mogelijk of moeilijk realiseerbaar is gebleken, het redelijk is de medewerking te weigeren. Voorts had het op de weg van [verweerder] gelegen, indien hij vooraf een tekening had willen zien (anders dan welke hem is aangeleverd), dit tijdig aan te geven. Gezien het eerdere akkoord dat te lezen is in het verslag van 17 april 2018 zal de vervangende machtiging zal worden verstrekt.
23. De hijsbalk zal bij de beoordeling van het tegenverzoek aan de orde komen.
Algemeen
25. [verweerder] heeft meermaals aangevoerd dat de betaalde bedragen onjuist zijn omdat hij deze niet kan controleren. [verzoekers] hebben bij hun verzoek een grote hoeveelheid facturen en bankafschriften gevoegd. [verweerder] heeft daar tegenover niets concreets aangevoerd wat kan doen vermoeden dat de in de begroting en afrekening genoemde bedragen onjuist zijn, noch wijst hij op bedragen die niet corresponderen met overgelegde facturen. Dit verweer wordt dan ook als onvoldoende toegelicht en onderbouwd verworpen.

Vervangende machtiging wijziging splitsingsakte ex 5:140 BW

26. Voor wat betreft de vervangende machtiging tot wijziging van de splitsingsakte wordt geoordeeld als volgt. Het beroep van [verweerder] op het gezag van gewijsde van de eerdere beschikking gaat niet op. [verzoekers] baseren hun vordering (ook) op andere feiten, zodat thans niet dezelfde situatie wordt beoordeeld, noch de inhoud van de eerdere beschikking in het geding is.
26. [verweerder] heeft diverse bezwaren aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat hij een redelijk belang heeft bij het weigeren van de toestemming de splitsingsakte te wijzigen. Hoewel uit de stukken blijkt dat [verweerder] maar moeizaam zijn instemming verleent en hij op sommige punten de grens opzoekt qua standpunten - zoals bij zijn weigering om mee te betalen aan het langere gebruik van de steigers en het op het laatste moment bezwaar maken tegen de werkzaamheden aan de meterkast - neemt dat niet weg dat ook niet uit de stukken blijkt dat [verzoekers] bereid zijn met [verweerder] in overleg te treden over de twistpunten, zoals bijvoorbeeld de hijsbalk, dan wel dat zij [verweerder] tegemoet komen.
26. Partijen staan met betrekking tot een aantal punten lijnrecht tegenover elkaar, echter uit de overgelegde stukken blijkt dat zij met regelmaat over zaken wél consensus kunnen bereiken. Het enkele feit dat [verweerder] het met een aantal voorstellen van [verzoekers] betreffende het onderhoud niet eens is (geweest) maakt niet dat daarmee het belang van wijziging van de splitsingsakte is gegeven en de weigering om daaraan mee te werken zonder redelijke grond is. Het wijzigen van de splitsingsakte zou tot gevolg hebben dat [verzoekers] zonder enige inspraak van [verweerder] besluiten kunnen nemen die tevens [verweerder] aangaan, waartegen [verweerder] alleen middels het indienen van een verzoekschrift kan ageren; gezien de verhouding tussen alle partijen lijkt dat niet wenselijk. Dit deel van het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Tegenverzoek; vervangende machtiging [verweerder]

Hijsbalk, voordeurdrempel, beheerskantoor
29. Voor wat betreft de hijsbalk geldt het volgende. Vaststaat dat de VvE niet beschikte over een vervangende machtiging om de hijsbalk te verwijderen. [verzoekers] wilden de hijsbalk verwijderen en daarmee kosten uitsparen, [verweerder] wenste deze te laten vervangen. Nu [verweerder] kenbaar heeft gemaakt dat de hijsbalk wil kunnen blijven gebruiken en in het MJOP bovendien is bepaald dat de hijsbalk (in de toekomst) vervangen zou worden heeft [verweerder] niet zonder redelijke grond zijn medewerking geweigerd. Dat het afzagen van de hijsbalk de goedkoopste oplossing was maakt dat niet anders – dat maakt immers niet dat dús medewerking moet worden verleend. De verzochte vervangende machtiging om de hijsbalk af te zagen wordt derhalve afgewezen, zodat de kosten daarvan ad € 142,50 vermeerderd met btw en bijkomende kosten niet voor rekening van [verweerder] kunnen komen.
29. In het verlengde hiervan heeft [verweerder] verzocht om een vervangende machtiging om de hijsbalk te vervangen. Duidelijk is dat [verzoekers] daar hun medewerking niet aan willen verlenen. Voornaamste argument daartoe is dat het (veel) extra kosten met zich zou meebrengen en de hijsbalk geen functie meer heeft, onder meer omdat in het pand inmiddels een lift is geïnstalleerd en verhuisbedrijven de hijsbalk niet meer mogen gebruiken. Dit laatste maakt echter niet dat de hijsbalk geen functie meer heeft; een huiseigenaar mag zelf immers wel gebruik maken van de hijsbalk. Voorstelbaar is dat bijvoorbeeld een meubel niet of niet goed in de lift past maar wel met behulp van de hijsbalk het appartement in kan worden gebracht. Tegenover het door [verweerder] gestelde belang gebruik te kunnen blijven maken van de hijsbalk hebben [verzoekers] onvoldoende ingebracht. De weigering om medewerking te verlenen aan het vervangen van de hijsbalk is dan ook zonder redelijke grond, zodat [verweerder] een vervangende machtiging zal krijgen om de hijsbalk te vervangen. De kosten van de hijsbalk én de steigers zullen echter, in tegenstelling tot hetgeen [verweerder] verzoekt, door alle VvE-leden gedragen moeten worden conform de gebruikelijke verdeling.
31. [verzoekers] hebben erkend dat de VvE een bedrag heeft ontvangen ter vervanging van de voordeurdrempel, en dat deze ook vervangen dient te worden. Zij stellen echter dat dit is uitgesteld omdat de kas van de VvE leeg is omdat [verweerder] niet voldoende heeft bijgedragen aan de kosten van de onderhoudswerkzaamheden. Voorts is ter zitting aangegeven dat de voordeurdorpel kan worden hersteld zodra [verweerder] de kas heeft aangevuld, en dat hiervoor geen machtiging nodig is. Nu partijen het erover eens zijn dat de voordeurdrempel dient te worden hersteld en dat aan het niet herstellen enkel een kastekort ten grondslag ligt, hetgeen na uitvoering van onderhavige beschikking zal zijn opgelost, wordt geoordeeld dat geen vervangende machtiging hoeft te worden gegeven, zodat dit deel van het verzoek wegens gebrek aan belang wordt afgewezen.
32. Uit de stukken blijkt dat in een VvE vergadering weliswaar is besproken om een beheerskantoor in te schakelen, maar niet dat daarop ook daadwerkelijk is besloten. [verzoekers] stellen dat eerst de geschillen moeten zijn opgelost met betrekking tot de financiën en het verlenen van decharge. Uit de stukken blijkt voorts niet dat al is gesproken over wélk kantoor daarvoor kan worden ingeschakeld en wat bij de beheerder zal worden ondergebracht. Wel blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken dat alle partijen – al dan niet onder voorwaarden – bereid zijn om een beheerskantoor in te schakelen. Gezien de voortdurende geschillen is de kantonrechter van oordeel dat dit ook in het voordeel van partijen zal zijn. Nu met deze beschikking duidelijkheid komt over de financiële afwikkeling van de uitgevoerde of nog uit te voeren onderhoudswerkzaamheden kan vervolgens worden besloten (of en zo ja) welke beheerder wordt ingeschakeld. Dat maakt echter ook dat thans (nog) geen sprake van een weigering van de medewerking. Derhalve hoeft een vervangende machtiging (nog) niet te worden verleend.
Resumé
33. Gezien het voorgaande wordt geoordeeld dat [verweerder] gehouden is bij te dragen aan de door en ten behoeve van VvE [naam VvE] uitgevoerde werkzaamheden (met uitzondering van de kosten voor het afzagen van de hijsbalk). Voorts mag de VvE de werkzaamheden met betrekking tot de meterkast en lift uitvoeren. Deze machtigingen worden verstrekt, met dien verstande dat de eindafrekening dient te worden verminderd met de kosten voor het afzagen van de hijsbalk. [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling van zijn aandeel in de onderhoudskosten zoals hiervoor is overwogen. [verzoekers] zijn gehouden hun medewerking te verlenen aan het vervangen van de hijsbalk.
Proceskosten
34. Gezien de uitkomst van deze procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
In het verzoek:
verleent [verzoekers] vervangende machtiging ten aanzien van de vereiste medewerking c.q. toestemming die de VvE [naam VvE] behoeft teneinde de eindafrekening vast te stellen op € 154.179,97 verminderd met de kosten, inclusief btw en bijkomende kosten, voor het afzagen van de hijsbalk;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 13.425,- verminderd met de kosten inclusief btw en bijkomende kosten voor het afzagen van de hijsbalk;
verleent vervangende machtiging ten aanzien van de vereiste medewerking c.q. toestemming die de VvE [naam VvE] behoeft teneinde de werkzaamheden aan de meterkast en lift;
In het tegenverzoek:
verleent [verweerder] vervangende machtiging ten aanzien van de werkzaamheden om de hijsbalk te vervangen;
In beide verzoeken:
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.