ECLI:NL:RBAMS:2024:2782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
13-650013-18 (vordering PIJ)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering terugplaatsing en verlenging voorwaardelijke beëindiging PIJ-maatregel

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13-650013-18, waarin de officier van justitie vorderingen heeft ingediend tot terugplaatsing van de veroordeelde in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) en verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De veroordeelde, geboren in 2001, was eerder veroordeeld tot de PIJ-maatregel en deze was voorwaardelijk beëindigd op 27 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich onvoldoende heeft gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging en zich schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De reclassering heeft aangegeven dat er geen mogelijkheden meer zijn voor begeleiding en dat het recidivegevaar hoog is. De rechtbank oordeelt dat terugplaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) niet opportuun is, gezien de leeftijd van de veroordeelde en het feit dat hij niet meer pedagogisch beïnvloedbaar is. De vorderingen van de officier van justitie worden afgewezen, zowel de terugplaatsing als de verlenging van de PIJ-maatregel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-650013-18
Uitspraakdatum: 16 mei 2024
Beslissing op de op 3 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
verblijvende op het adres [adres],
thans uit andere hoofde gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats]
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 24 december 2018 werd veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ), welke maatregel laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 7 april 2022 voor de tijd van 5 maanden werd verlengd.
De PIJ-maatregel is bij beschikking van deze rechtbank van 27 september 2022 voorwaardelijk beëindigd. De bijzondere voorwaarden zijn laatstelijk gewijzigd bij beschikking van deze rechtbank d.d. 29 november 2022.

De inhoud van de vordering.

De eerste vordering van de officier van justitie strekt tot terugplaatsing van veroordeelde in de inrichting voor de duur van 12 maanden. De tweede vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde maatregel met een termijn van één jaar.

De procesgang.

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de processen-verbaal van deze rechtbank van 31 augustus 2023, 10 oktober 2023, 24 november 2023 en 30 januari 2024, waarin de behandeling van de vordering is aangehouden;
  • de hiervoor genoemde beschikkingen van deze rechtbank;
  • de beschikking d.d. 12 juli 2023 van deze rechtbank waarbij de vordering tot verlenging van PIJ-maatregel is afgewezen.
  • het advies van Reclassering Nederland van 27 juli 2023, opgemaakt door [persoon 1], strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van één jaar en een aanpassing van de bijzondere voorwaarden;
  • het Pro Justitia rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 13 februari 2024 (het PBC-rapport), opgemaakt door psychiater T. den Boer en GZ-psycholoog A. Witvliet in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23;
  • het rapport van Reclassering Nederland van 11 maart 2024, opgemaakt door [persoon 2] in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23.
De rechtbank heeft op 18 april 2024 de vordering in de raadkamer behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
  • de officier van justitie;
  • de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam;
  • de getuige-deskundige [persoon 1], verbonden aan Reclassering Nederland.
Op 18 april 2024 is ook de strafzaak met parketnummer 13-126749-23 inhoudelijk door deze rechtbank behandeld. Het vonnis wordt – net als deze beschikking – ook op 16 mei 2024 uitgesproken.

De standpunten.

Reclassering Nederland
De deskundige heeft aangegeven dat het bergafwaarts is gegaan met de veroordeelde nadat de PIJ-maatregel voorwaardelijk werd beëindigd. De reclassering en de ingezette hulpverlening hebben geprobeerd veroordeelde te stimuleren en te motiveren om mee te blijven werken aan het toezicht. Sinds maart 2023 was sprake van een nieuw uitvoerbaar plan van aanpak. Veroordeelde bleef zich echter slecht houden aan de verplichte afspraken binnen zijn traject. Voordat veroordeelde in voorlopige hechtenis vast kwam te zitten in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23, zag de reclassering dat de politie en justitie contacten toenamen en dat de focus van veroordeelde niet meer op het traject lag. Hoewel in het reclasseringsrapport van 27 juli 2023 is geadviseerd om de PIJ-maatregel te verlengen met de duur van een jaar, ziet de reclassering nu geen mogelijkheden meer voor begeleiding. Alle zorgtrajecten zijn gestopt en niet meer actueel. Het recidivegevaar is hoog, het risico op het onttrekken aan voorwaarden is hoog en veroordeelde heeft een pro-criminele houding. Al met al heeft hij zich onvoldoende aan de voorwaarden gehouden. Als de rechtbank van oordeel is dat veroordeelde moet worden teruggeplaatst, wordt geadviseerd om veroordeelde te plaatsen in een Penitentiaire Inrichting (PI) en niet in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI).
De officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen kunnen worden afgewezen als de tbs-maatregel wordt opgelegd in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23. Als de tbs-maatregel in die strafzaak niet wordt opgelegd, persisteert de officier van justitie bij zijn vorderingen tot terugplaatsing en verlenging.
VeroordeeldeVeroordeelde en zijn raadsman hebben bepleit dat de vordering(en) moeten worden afgewezen. Uit de recente rapportages en adviezen blijkt dat de reclassering veroordeelde niet verder wil begeleiden en dat wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Dit advies staat haaks op een verlenging van de PIJ-maatregel of terugplaatsing in een JJI. De pedagogische benadering van de PIJ-maatregel past ook niet meer bij veroordeelde. Eventuele toekomstige behandeling en begeleiding kan worden vormgegeven in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een eventueel op te leggen gevangenisstraf in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23.

De beoordeling.

Op grond van de overgelegde stukken en wat in raadkamer is besproken, blijkt dat veroordeelde zich onvoldoende heeft gehouden aan een aantal voorwaarden die verbonden zijn aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Zo heeft veroordeelde onvoldoende meegewerkt met de reclassering en zich onvoldoende ingezet bij hulpverleningstrajecten. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten, zoals overwogen in het vonnis in de strafzaak met parketnummer
13-126749-23. De vraag die op dit moment beantwoord moet worden, is of de consequentie van het gedrag van veroordeelde moet zijn dat hij wordt teruggeplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting en/of dat de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ moet worden verlengd.
In het vonnis in de strafzaak met parketnummer 13-126749-23 is overwogen dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast en dat aan veroordeelde een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, wordt opgelegd. Gelet hierop en het gegeven dat veroordeelde inmiddels 23 jaar oud is en niet meer pedagogisch beïnvloedbaar wordt geacht, oordeelt de rechtbank dat het niet opportuun is om veroordeelde terug te plaatsen in een JJI. Terugplaatsing in een PI is naar het oordeel van de rechtbank ook niet aan de orde, omdat toewijzing van de vordering tot terugplaatsing in dit geval niets meer toevoegt. Terugplaatsing zal dan immers niet bijdragen aan het motiveren van veroordeelde tot naleving van de voorwaarden die zijn gesteld in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ, aangezien hij daarna nog een forse gevangenisstraf moet uitzitten. De vordering tot terugplaatsing wordt dan ook afgewezen.
Gelet op het voorgaande en het gegeven dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet voor begeleiding en (ambulante) behandeling, vindt de rechtbank het ook niet passend om de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ te verlengen. Deze vordering wordt dus eveneens afgewezen.

Beslissing.

De rechtbank:
Wijst af de vorderingen van de officier van justitie.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter (en tevens kinderrechter),
mrs. K. Duker (tevens kinderrechter) en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2024.