ECLI:NL:RBAMS:2024:2781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
81-265473-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en gewoontewitwassen door middel van valse TVL-aanvragen en het gebruik van cryptocurrencies

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar, van 1 mei 2020 tot en met 15 oktober 2021, 20 slachtoffers bewogen tot de afgifte van geldbedragen door hen te misleiden met valse beloftes over investeringen in cryptocurrencies. In totaal heeft hij € 390.656,89 van deze slachtoffers verkregen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van in totaal € 406.862,71, door deze bedragen over te boeken naar andere bankrekeningen en contant op te nemen. De verdachte heeft ook valse aanvragen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) ingediend, waarbij hij vervalste bijlagen heeft gebruikt, wat resulteerde in een onterecht verkregen subsidie van € 117.651,20. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en heeft een beroepsverbod opgelegd voor de duur van 5 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een grote inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen van de slachtoffers en dat hij enkel uit financieel gewin heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81-265473-21
Datum uitspraak: 16 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ,
verblijvende op het adres [adres 2] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Staden ten Brink en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijzigingen van de tenlastelegging op 2 mei 2024 – samengevat tenlastegelegd dat hij zich in Purmerend, Assendelft, Amsterdam, Diemen en/of het Verenigd Koninkrijk heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van
Feit 1:oplichting van 20 personen van in totaal € 390.656,89 in de periode van 1 mei 2020 t/m 15 oktober 2021;
Feit 2:(gewoonte)witwassen van in totaal € 406.862,71, door die geldbedragen te ontvangen op verschillende bankrekeningen, om te zetten in cryptovaluta, contant op te nemen en/of over te maken op bankrekeningen waar verdachte over kon beschikken, in de periode van 1 mei 2020 t/m 15 oktober 2021;
Feit 3:gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften door een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten ten name van [naam 1] en [naam 2] bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in te dienen en als bijlagen vervalste aangiftes omzetbelasting te voegen, in de periode van 1 december 2020 t/m 7 januari 2021;
Feit 4:(gewoonte)witwassen van in totaal € 117.651,20 door die geldbedragen te ontvangen op bankrekeningen ten name van [naam 1] en [naam 2] , over te boeken op overige bankrekeningen en/of contant op te nemen, in de periode van 1 december 2020 t/m 7 januari 2021.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 1 augustus 2021 heeft het Openbaar Ministerie een e-mail van een belegger ontvangen dat verdachte – die eerder al in verband werd gebracht met een beleggingsfraudezaak (parketnummer 13-845129-18) en waarbij aangever een benadeelde was – opnieuw een platform voor het beleggen in zogenoemde cryptocurrencies is begonnen; [naam website 1] (hierna: [naam website 1] ). Naar aanleiding hiervan is onderzoek Griston gestart. De verdenking houdt in dat de beleggers die hebben ingelegd bij [naam website 1] zijn opgelicht, omdat hen is voorgehouden dat geld werd verdiend met het ‘daytraden’ in cryptocurrencies, en dat er wekelijks winst werd gemaakt die ook aan de investeerders, die daarom verzochten, werd uitgekeerd terwijl hier geen sprake van was (feit 1). Verdachte zou de inleggelden van de beleggers hebben witgewassen doordat hij die geldbedragen heeft overgeboekt, opgenomen en/of gebruikt voor het aflossen van schulden en privé-uitgaven (feit 2). Verder is het vermoeden dat verdachte onjuiste aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL) ten name van [naam 1] en [naam 2] bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RvO) heeft ingediend (feit 3) en de door RvO uitgekeerde bedragen heeft witgewassen (feit 4).
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle vier de feiten bewezen kunnen worden. Ten aanzien van de oplichting (feit 1) is aangevoerd dat verdachte al bij de oprichting van [naam website 1] het oogmerk heeft gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Hij heeft immers al eerder een frauduleus cryptoplatform ( [naam website 2] ) opgericht, vanaf de oprichting van [naam website 1] de inleg voor eigen doeleinden (schulden, privéuitgaven, drank en drugs) aangewend en hij heeft vrijwel niet met de inleg in cryptocurrencies gehandeld. Hij heeft zich daarbij bediend van een valse hoedanigheid, door gebruik te maken van een rechtspersoon en bankrekeningen die op naam van katvangers stonden, van listige kunstgrepen, door een beleggingsplatform te maken dat fictieve winsten voorspiegelde en door fictieve cryptocurrencies te verkopen. Hoewel de rol van diverse personen dubieus is, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor medeplegen. Van het medeplegen kan verdachte daarom deels worden vrijgesproken.
Het medeplegen van gewoontewitwassen van de inleggelden van de beleggers (feit 2) kan wel bewezen worden. Verdachte heeft de uit de oplichting verkregen gelden ontvangen op de bankrekeningen van [naam B.V. 1] , die op naam stonden van zijn schoonvader, [naam 3] , en waar verdachte ook de beschikking over had. Hij heeft van die bankrekeningen onder meer betalingen aan derden gedaan en contant geld opgenomen.
Hij heeft dit herhaaldelijk en over een periode van anderhalf jaar gedaan. Hiermee kan gewoontewitwassen bewezen worden. Het medeplegen met [naam 3] en [naam 4] (de vriendin van verdachte) kan eveneens bewezen worden. [naam 3] heeft namelijk de bankrekening aan verdachte ter beschikking heeft gesteld en [naam 4] had met haar telefoon rechtstreeks toegang tot de rekening en zij kon dus zien wat er op de rekening gebeurde.
Het medeplegen van het gebruik van vervalste geschriften (feit 3) kan ook bewezen worden. Verdachte wist namelijk dat de inhoud van de TVL-aanvragen van [naam 1] en [naam 2] vals was, aangezien hij beschikte over de juiste omzetgegevens van de bedrijven waarvoor de TVL werd aangevraagd en omdat hij wist dat de bedrijven op basis van deze omzet geen recht hadden op de TVL voor het bedrag dat werd aangevraagd en uitgekeerd. [naam 3] (de eigenaar van [naam 1] ), [naam 5] (de eigenaar van [naam 2] ) en de (onbekende) tussenpersoon die de TVL-aanvragen kennelijk namens verdachte heeft ingediend kunnen als medepleger worden aangemerkt. Tot slot kan ook het medeplegen van gewoontewitwassen van de uitgekeerde TVL-bedragen (feit 4) bewezen worden. De door [naam 1] en [naam 2] ontvangen TVL-gelden zijn verkregen uit misdrijf.
Verdachte wist, gelet op zijn nauwe betrokkenheid en wetenschap, dat de TVL-gelden uit een dergelijk misdrijf afkomstig waren. Hij heeft deze gelden vervolgens verworven en overgedragen door de gelden over te boeken naar andere bankrekeningen en contant op te nemen. [naam 3] en [naam 5] kunnen daarbij als medepleger worden aangemerkt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van oplichting (feit 1). Verdachte heeft namelijk nooit met kwade intenties gehandeld. Hij had de bedoeling om met het ingelegde geld te handelen in crypto, maar de problemen – zoals schulden – zijn hem boven het hoofd gegroeid. Hierdoor ontbreekt bij verdachte het voor oplichting vereiste oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Voor de beschreven oplichtingsmiddelen is eveneens onvoldoende bewijs. Zo is er onvoldoende bewijs dat verdachte uitdrukkelijk heeft gesteld dat de inleg volledig zou worden gebruikt voor cryptotrading. Verder had verdachte wel de bedoeling om een cryptomunt te ontwikkelen, maar is het helaas zover niet gekomen. Ook kan niet bewezen worden dat het voorgespiegelde rendement of de belofte dat het rendement vrij opneembaar zou zijn, zijn ingezet als oplichtingsmiddelen. [naam bedrijf] en de website hadden, zoals hiervoor al vermeld, bovendien een bonafide insteek. Tot slot kan het verzwijgen van de privébestedingen niet als oplichtingsmiddel worden gezien, omdat het een omissie is.
Subsidiair is aangevoerd dat partiële vrijspraak moet volgen ten aanzien van enkele inleggers, omdat bij hen niet kan worden vastgesteld wanneer zij welk bedrag hebben ingelegd.
Verder moet het totale oplichtingsbedrag, in het geval van een bewezenverklaring, worden bijgesteld naar € 192.269,78 vanwege de rendementen die zijn uitgekeerd.
Indien verdachte van de oplichting (feit 1) wordt vrijgesproken, moet verdachte ook van de witwasverdenking (feit 2) worden vrijgesproken. Immers kan dan niet worden gesteld dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van oplichting dan geldt voor de overboekingen naar de verschillende rekeningen, dat verdachte de gelden enkel voorhanden heeft gehad, zodat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Van een verhullingshandeling is dan geen sprake.
Ten aanzien van feit 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de witwasverdenking onder feit 4 is eveneens bepleit dat geen sprake is van een verhullingshandeling, waardoor de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Website [naam website 1] en [naam bedrijf] .Op 18 mei 2020 is het domein voor de website [naam website 1] ( [naam website 1] ) aangemaakt. [2] Op de website stond onder meer het volgende vermeld: ‘snel, makkelijk en goedkoop cryptovaluta kopen’, ‘maak gratis een account aan waarmee u digitale valuta kunt verhandelen, verzenden, ontvangen en bewaren’, ‘beveiligde offline opslag’, ‘All-In-One Wallet’, ‘maak euro's over naar uw wallet. Zodra de betaling is voltooid, kunt u direct digitale valuta kopen’, ‘geld opnemen of stoppen? Geen probleem, het is jouw geld!’, ‘data protection officer mr. [naam 6] ’. Achter het kopje 'Slim Beleggen' stond vermeld dat er geen verborgen kosten zijn en er een duidelijke fee is, dat de fee afhankelijk is van hoe lang het geld wordt vastgezet en dat het rendement wekelijks wordt uitgekeerd. [3] Op de website werd ook [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) genoemd als bedrijf achter het platform. [naam bedrijf] is op 21 augustus 2020 opgericht naar Engels recht. Het bedrijf is gevestigd op [adres 3] . [4]
Via de website kon een persoonlijk account aangemaakt worden. Via dat account kreeg een investeerder de mogelijkheid om het geld voor de aankoop van cryptocurrencies over te maken naar een bankrekening dan wel direct cryptocurrencies te storten op een van de crypto-adressen van [naam website 1] . Inleggers kregen op hun persoonlijke dashboard een overzicht met het ingelegde geld dan wel cryptocurrencies te zien. Op het dashboard is een tweedeling gemaakt tussen 'Slimbeleggen Saldo' en 'Saldo'. Onder het 'Slimbeleggen Saldo' stond het bedrag waarmee zou worden belegd. Het rendement op de investering was wekelijks zichtbaar onder het kopje 'Investment'. [5]
Verklaringen inleggers [naam website 1]
Uit de verklaringen van getuigen komt naar voren dat zij dachten dat hun inleg bij [naam website 1] zou worden belegd in cryptocurrency, dat hierop een (hoog) rendement zou worden behaald en dat het rendement vrij opneembaar zou zijn. Aan de getuigen is door verdachte niet verteld dat de ingelegde geldbedragen voor andere doeleinden en/of privébestedingen zou worden aangewend. [6] Verder zijn er ook getuigen die hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van de [naam website 1] coin. De getuigen die hebben geïnvesteerd in (de ontwikkeling van) de [naam website 1] coin is voorgehouden dat hun investering zou worden verdubbeld. [7]
De getuigen hebben de volgende redenen aangegeven om te investeren in [naam website 1] en/of de [naam website 1] coin. [naam 7] (€ 8.500,- ingelegd), [naam 8] (€ 4.750,- ingelegd), [naam 9] (€ 2.500,- ingelegd), [naam 10] (€ 10.000,- ingelegd), [naam 11] (€ 5.000,-) en [naam 12] (€ 6.000,- ingelegd) hebben ingelegd bij [naam website 1] omdat verdachte heeft aangegeven dat hij met het ingelegde geld ging traden in crypto en daarmee winst/rendement zou behalen en omdat een andere belegger enthousiast was over het nieuwe platform. Op aanraden van verdachte hebben zij ook geïnvesteerd in de [naam website 1] coin vanwege zijn belofte dat het bedrag zou verdubbelen. [8]
[naam 13] (€ 5.000,- ingelegd), [naam 14] (€ 8.799,- ingelegd), [naam 15] (€ 5.100,- ingelegd) en [naam 16] (€ 5.000,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] vanwege de op de website vermelde informatie en omdat een andere belegger enthousiast was over het nieuwe platform. [9] [naam 17] (€ 4.000,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin omdat hij informatie had ontvangen dat de [naam website 1] coin nog niet ‘gelist’ was, in waarde zou stijgen en zijn inleg zou worden verdubbeld en omdat een andere belegger enthousiast was. [10] [naam 18] (€ 11.900,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin omdat verdachte hem heeft verteld dat hij een eigen token, [naam website 1] coin, zou lanceren die twintig keer zoveel waard zou worden en verdachte aangaf dat hij persoonlijk garant zou staan voor zijn ingelegde geld. [11] [naam 19] (€ 8.000,- ingelegd), [naam 20] (€ 5.500,- ingelegd),
[naam 21] (€ 2.250,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] vanwege het rendement wat op de website stond vermeld. [12] [naam 22] (€ 13.219,- ingelegd, waarvan € 3.500,- en 0.3505 bitcoin), [naam 23] € 20.000,- ingelegd), [naam 24] (€ 2.325,- ingelegd) en [naam 25] (€ 3.500,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] omdat verdachte heeft aangegeven dat hij met het ingelegde geld ging beleggen in crypto en daarmee rendement zou behalen en/of het geld zou worden verdubbeld. [13] [naam 26] (€ 2.452,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin, omdat verdachte heeft aangegeven dat hij daarmee veel winst zou maken. [14]
Ingelegde geldbedragen bij [naam website 1]
De ingelegde geldbedragen voor [naam website 1] kwamen terecht op tien bankrekeningen van [naam B.V. 1] ( [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] , [rekeningnummer 5] , [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] , [rekeningnummer 8] , [rekeningnummer 9] en [rekeningnummer 10] ) en bankrekeningen van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ) en [naam B.V. 2] . ( [rekeningnummer 12] ). In de periode van 18 mei 2020 tot en met 31 augustus 2021 is een bedrag van € 249.053,- aan inleg binnengekomen op de Nederlandse rekeningen. Op de Britse rekening van [naam B.V. 2] ( [rekeningnummer 13] ) is minimaal een bedrag van € 6.500,- aan inleg binnengekomen. In totaal is € 255.553,- middels overboekingen ingelegd in [naam website 1] . [15]
Uit de verklaringen van [naam 27] en verdachte komt naar voren dat ook contant geld is ingelegd in [naam website 1] ad € 50.000,-. [16]
Naast bankoverschrijvingen en contant geld is ook middels cryptocurrencies ingelegd bij [naam website 1] . Op basis van de aangeleverde gegevens van inleggers kunnen zeven cryptoadressen bij het cryptohandelsplatform Binance aan verdachte worden gekoppeld. Vanaf mei 2020 is BUSD 131.784,64 aan cryptocurrencies ingelegd bij [naam website 1] , waarvan BUSD 18.168,11 aan verdachte is geleend om [naam website 1] te starten. Van overboekingen ter waarde van BUSD 391.703,95 is onbekend of het van een inlegger bij [naam website 1] komt of van iemand anders. Aannemelijk is wel dat een deel hiervan inleg betreft. [17] Van drie inleggers is bekend dat zij cryptocurrency bij [naam website 1] hebben ingelegd die niet aan een van de zeven accounts is gekoppeld. Dit gaat om twee inleggen in Ripples ter waarde van € 130,49 en € 2.371,61. [18] Daarnaast heeft getuige [getuige] verklaard dat zijn zoon rond 31 mei 2020, 20 Ethereum heeft ingelegd ter waarde van € 4.275. [19] In euro's is sprake van een minimale inleg bij [naam website 1] in cryptocurrencies van € 101.309,71. [20]
Op basis van het bovenstaande is in totaal € 406.862,71 ingelegd bij [naam website 1] . [21]
Uitgaande geldstromen
Op de Nederlandse bankrekeningen van [naam B.V. 1] zijn geen aankopen of verkopen van cryptocurrency te zien. Het saldo op de Nederlandse bankrekeningen van [naam B.V. 1] was continu laag. Op het moment dat er geld binnenkwam werd dit vrijwel meteen overgeboekt naar andere rekeningen dan wel werden er bestedingen mee gedaan. Op de rekeningen is te zien dat in totaal € 242.762,51 aan geldbedragen van inleggers binnenkwam. Van de € 242.762,51 die is ingelegd door natuurlijke personen, is een klein deel gebruikt om betalingen te doen aan andere (mogelijke) inleggers, waarbij slechts enkele keren in de omschrijving van de overboeking de tekst ' [naam website 1] ' genoemd staat. [22] In totaal is € 16.205,82 aan inleg terugbetaald aan investeerders bij [naam website 1] en € 163.062,11 is uitbetaald als ‘rendement’ [23] . Het overgrote deel van het geld dat is ingelegd door natuurlijke personen werd gebruikt voor privé-uitgaven dan wel voor overboekingen naar familie en bekenden van verdachte. Op de rekeningen kan € 85.839,18 worden gecategoriseerd als privé-uitgaven. Deze privé-uitgaven bestonden onder meer uit € 32.707,52 voor horeca, € 22.394,79 voor spullen/kleding en € 16.130,85 voor autokosten, waarvan € 10.997,- voor het huren van zogenaamde ‘supercars’ bij [naam vautoverhuur] . De familie en bekenden waarnaar geld is overgeboekt betreffen [vriendin verdachte] (de vriendin van verdachte), [naam 3] (de schoonvader van verdachte) en zijn bedrijf [naam 1] , [naam 28] (een vriend van verdachte) en zijn bedrijven [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] , [naam 29] (een vriend van verdachte, alsook de neef van zijn vriendin) en zijn bedrijven [naam B.V. 4] , [naam B.V. 5] en [naam VOF] en [naam 5] en zijn bedrijven [naam 2] en [naam VOF] .
Aan [naam 1] is € 103.753,90 overgeboekt, aan de familie [naam 4] € 64.696,80, aan [naam 3] € 5.842,83- en aan de vader van verdachte € 9.342,17,-. Aan [naam 5] en zijn bedrijven is € 8.037,01 overgeboekt, aan [naam 29] en zijn bedrijven € 104.107,74 en aan [naam 28] en zijn bedrijven € 73.395,39. Hierna is van deze rekeningen het geld weer verder overgeboekt of contant opgenomen. [24] In totaal is € 234.290,- contant opgenomen [25] . Verder blijkt uit de rekeningen dat € 148.916,68 is overgemaakt naar Litouwse rekeningen bij [naam bank] , waarvan € 123.714,68 weer is overgemaakt naar familie en bekenden van verdachte. [26]
Op de rekening van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ) is te zien dat in de periode van 20 december 2020 tot en met 27 september 2021 in totaal € 154.870,- contant is opgenomen. Op camerabeelden van geldopnames op 23, 24 en 27 september 2021 is verdachte herkend. [27]
Op de zeven accounts van verdachte bij Binance is te zien dat met de door inleggers gestorte cryptocurrencies weinig tot geen (zichtbare) handelsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Op de accounts is vooral sprake van omwisselen van cryptocurrencies die daarna zijn weggeboekt naar andere accounts. In totaal is BUSD 697.572,96 aan cryptocurrencies weggeboekt. Hiervan is BUSD 38.456,40 overgemaakt aan inleggers bij [naam website 1] . Aan personen die geen inlegger bij [naam website 1] waren is BUSD 15.629,62 overgemaakt. Verder was sprake van onderlinge transacties tussen accounts van verdachte ter waarde van BUSD 150.946,95. Van BUSD 492.539,99 is onduidelijk of deze zijn overgeboekt naar inleggers of naar andere personen. [28]
[naam 3] heeft verklaard dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen en pinpassen van [naam B.V. 1] , dat verdachte geld doorsluisde van de rekeningen van [naam B.V. 1] en [naam 1] en daarna contant opnam. Verder heeft [naam 3] verklaard dat het in totaal opgenomen contante geldbedrag van de rekening van [naam 1] door verdachte is opgenomen en gebruikt. [29]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het [naam website 1] -platform heeft laten bouwen door een aantal web-ontwikkelaars, dat een tussenpersoon [naam bedrijf] . voor hem heeft opgezet, dat hij vrij snel na de oprichting van [naam website 1] – ‘een aantal weken na de oprichting’ – niet met het ingelegde geld heeft gehandeld maar dat geld heeft gebruikt voor het aflossen van schulden en privé-uitgaven en dat de geldbedragen die zijn ingelegd ten behoeve van (de ontwikkeling van) de cryptomunt, de [naam website 1] coin, daar ook niet voor zijn gebruikt. Hij heeft ook verklaard dat hij de ingelegde gelden van de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld in ieder geval niet heeft gebruikt voor de handel in cryptocurrencies. Verder heeft hij aangegeven dat de rendementen die zichtbaar waren op (het dashboard van) de website fictief waren, dat het klopt dat hij de beleggers heeft voorgewend dat de behaalde rendementen vrij opneembaar waren en tegenover de beleggers heeft verzwegen dat de geldbedragen zouden worden aangewend voor privé-uitgaven. Verder heeft verdachte verklaard dat al het ingelegde geld is overgeboekt naar andere rekeningen, contant is opgenomen, omgezet in cryptocurrencies, is gebruikt voor het aflossen van schulden, privé-uitgaven en/of het terugbetalen van de inleg/het rendement van andere beleggers. Verder heeft hij verteld dat hij de beschikking had over de rekeningen van [naam B.V. 1] , [naam 1] en [naam B.V. 3] , daarvan bankpassen had en van die rekeningen contant geld heeft opgenomen. Tevens bevestigt verdachte dat hij een rekening had bij [naam bank] en het geld wat daarop is gestort contant heeft opgenomen. Tot slot heeft verdachte verklaard dat de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld hebben ingelegd bij [naam website 1] en dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen kloppen. [30]
Ten aanzien van feit 3 en 4:
[naam 1]Op 31 januari 2020 heeft [naam 1] een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ingediend, waarin een omzet is aangegeven van € 20.948,-. [31]
Op 18 december 2020 is op naam van [naam 1] een TVL-aanvraag bij de RvO ingediend. In de aanvraag is als omzet van het vierde kwartaal 2019 een bedrag van € 822.513,- ingevuld. Als onderbouwing hiervoor is een document met de naam 'D1.pdf' bijgevoegd. De opgegeven omzet komt niet overeen met de op 31 januari 2020 bij de Belastingdienst opgegeven omzet over het vierde kwartaal 2019. Als verwachte omzet voor het vierde kwartaal van 2020 is € 55.000,- ingevuld. Op 18 december 2020 heeft de RvO beslist dat [naam 1] in aanmerking kwam voor subsidie ter hoogte van € 88.264,-. Vervolgens heeft de RvO op 22 december 2020 een voorschot ter hoogte van € 70.611,20 overgemaakt naar de rekening van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ). [32] Binnen een paar uur na ontvangst van de uitkering is in totaal € 60.300 van de rekening van [naam 1] overgeboekt naar andere bankrekeningen: vier geldbedragen (€ 3.000,-, € 16.000,-, € 10.000,- en € 14.000,-) naar [naam B.V. 1] met de omschrijving ‘Credit Finance’, € 7.600,- naar [naam B.V. 3] met de omschrijving ‘short lease’ en € 9.700,- naar [naam 5] met de omschrijving ‘lening’. Diezelfde dag is in totaal ook € 10.000,- van de rekening van [naam 1] contant opgenomen. [33]
[naam 3] heeft verklaard dat hij de TVL-aanvraag niet heeft ingevuld en ingediend, dat de ingevulde omzet in de TVL-aanvraag van € 822.513,- over het vierde kwartaal van 2019 niet klopt en dat de bijgevoegde bijlage ook niet klopt. Verder heeft hij verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd om de aangifte omzetbelasting van [naam 1] over het vierde kwartaal van 2019 op te sturen en dat hij op 17 december 2020 ook een sms-code en de betreffende belastingaangifte naar verdachte heeft gestuurd. Ook heeft hij verklaard dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen en pinpassen van [naam B.V. 1] en dat verdachte de € 10.000,- contant moet hebben opgenomen. [34]
[naam 2]Op 30 januari 2020 heeft [naam 2] een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ingediend, waarin een omzet is aangegeven van € 3.000,-. [35]
Op 30 december 2020 is op naam van [naam 2] een TVL-aanvraag bij de RvO ingediend. In de aanvraag is als omzet van het vierde kwartaal 2019 een bedrag van € 930.000,- ingevuld. Als onderbouwing hiervoor is een document met de naam 'Aangifte_omzetbelasting_2019_30-01-2020_19.17u (1).pdf'. bijgevoegd. De opgegeven omzet kwam niet overeen met de op 30 januari 2020 bij de Belastingdienst opgegeven omzet over het vierde kwartaal 2019. Als verwachte omzet voor het vierde kwartaal van 2020 is € 90.000,- ingevuld. Op 5 januari 2021 heeft de RvO beslist op de aanvraag dat [naam 2] in aanmerking kwam voor subsidie ter hoogte van € 58.800,-. Vervolgens heeft de RvO op 7 januari 2021 een voorschot ter hoogte van € 47.040,- overgemaakt naar de rekening van [naam 2] . [36] Binnen een paar uur na ontvangst van de uitkering zijn de volgende bedragen van de rekening van [naam 2] overgeboekt naar andere bankrekeningen: € 10.000 naar [naam B.V. 3] met de omschrijving ‘borg huurauto’, € 7.000,- naar [naam 1] met de omschrijving ‘website bouwen aanbetaling’ en € 30.000,- naar [naam B.V. 1] met de omschrijving ‘Lening 070121. Conform leningsovereenkomst. Terugbetaling 210121’. [37]
[naam 5] heeft verklaard dat hij de TVL-aanvraag niet heeft ingevuld en ingediend, dat de ingevulde omzet in de TVL-aanvraag van € 930.000,- over het vierde kwartaal van 2019 niet klopt en dat de bijgevoegde bijlage ook niet klopt. Verder heeft hij verklaard dat hij de aangifte omzetbelasting van [naam 2] over het vierde kwartaal van 2019 aan verdachte heeft verstrekt en op verzoek van verdachte de QR-code heeft gescand waarmee verdachte via zijn DigiD gegevens kon inloggen bij de RvO. Ook heeft hij verklaard dat hij op verzoek van verdachte de bedragen heeft overgeboekt naar andere bankrekeningen met de omschrijvingen die verdachte hem heeft aangeleverd. [38]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de TVL-aanvragen ten name van [naam 1] en [naam 2] via een tussenpersoon heeft laten indienen bij de RvO en dat hij de aangiften omzetbelasting belasting en QR-codes/DigiD codes bij [naam 3] en [naam 5] heeft opgevraagd. Verder heeft hij verklaard dat hij de door de RvO uitgekeerde geldbedragen heeft overgemaakt dan wel heeft laten overmaken naar andere bankrekeningen en vervolgens contant heeft opgenomen. Ook heeft hij aangegeven dat hij de beschikking had over de rekeningen van [naam B.V. 1] , [naam 1] en [naam B.V. 3] Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. [39]
3.4.2
Overwegingen rechtbank
3.4.2.1 Feit 1 – oplichting
Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte via de website van [naam website 1] en/of in persoon in strijd met de waarheid aan beleggers heeft medegedeeld dat hun inleg zou worden geïnvesteerd in de handel in cryptocurrencies, dat daarmee hoge rendementen zouden worden behaald en dat die rendementen vrij opneembaar zouden zijn. Ook is aan meerdere beleggers in strijd met de waarheid, via de website en/of in persoon, medegedeeld dat hun inleg zou worden gebruikt voor de aanschaf/ontwikkeling van een ‘eigen’ cryptomunt – de [naam website 1] coin – en dat de inleg daarin zou worden verdubbeld. Dit terwijl verdachte in werkelijkheid de ingelegde gelden gebruikte om schulden af te betalen, privé-uitgaven te doen en/of gelden naar familie en bekenden over te boeken. Verdachte heeft dit ook verzwegen tegenover de beleggers. Verder heeft verdachte een valse voorstelling van zaken gegeven door fictieve rendementen te fingeren op het dashboard op de website en door rendementen uit te keren en inleggelden terug te betalen, terwijl deze uitbetalingen in feite werden voldaan uit geld dat door andere investeerders was ingelegd. Ook heeft verdachte voorgewend dat de website en [naam bedrijf] bonafide financiële instellingen zijn door te doen alsof een Engels bedrijf, [naam bedrijf] , achter het platform [naam website 1] zat, terwijl dit in werkelijkheid verdachte was, en door melding te maken van een ‘data protection officer’ die niet bestond.
Deze hiervoor besproken toezeggingen en voorwendselen betreffen een groot aantal onware mededelingen, zodat dit – naar het oordeel van de rechtbank – een opeenstapeling van leugens oplevert. De wijze waarop deze mededelingen werden gepresenteerd, heeft bovendien bijgedragen aan hun vertrouwenwekkende en indringende aard. Zo is door daadwerkelijk (fictieve) rendementen op accounts bij te schrijven en uitkeringen te doen, door verdachte vertrouwen opgewekt.
De rechtbank is van oordeel dat met het aantal onware mededelingen, verzwijgingen en gedragingen in hun onderlinge verband en samenhang bezien sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
De rechtbank is verder van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de inleggers bij [naam website 1] – gelet op hun getuigenverklaringen – door voornoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde gelden.
Vervolgens is de vraag of verdachte ook het oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke bevoordeling. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij vrij snel na de oprichting van [naam website 1] op 18 mei 2020 – in zijn eigen woorden ‘een aantal weken na de oprichting’ – niet met het ingelegde geld heeft gehandeld. Ook heeft hij bevestigd dat hij de ingelegde gelden van de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld al niet heeft gebruikt voor de handel in cryptocurrencies. Dit wordt ook ondersteund door het overige bewijs in het dossier, aangezien op de bankrekeningen en Binance accounts geen aankopen of verkopen van cryptocurrencies te zien zijn. Gelet hierop zijn de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm vanaf het begin (van de oprichting van het platform) erop gericht geweest om hemzelf en/of anderen te bevoordelen en had hij dus het vereiste oogmerk van die wederrechtelijke bevoordeling.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels de investeerders van [naam website 1] heeft bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen.
De raadsman heeft aangevoerd dat een partiële vrijspraak moet volgen voor enkele inleggers. Dit verweer wordt ook verworpen. Allereerst heeft de raadsman niet gespecificeerd om welke beleggers het gaat en waarom in die gevallen niet bewezen kan worden welke bedragen zij hebben ingelegd. De rechtbank ziet ook geen reden om aan de verklaringen van de getuigen te twijfelen. Bovendien heeft verdachte ter zitting uitdrukkelijk aangegeven dat alle namen van de beleggers en de vermelde bedragen op de tenlastelegging kloppen.
Verder is nog aangevoerd dat het totale oplichtingsbedrag moet worden bijgesteld naar € 192.269,78 vanwege de rendementen die zijn uitgekeerd. De rechtbank gaat hier niet in mee, aangezien de rendementen fictief waren en – zoals hiervoor al is vermeld – die uitgekeerde rendementen werden betaald met de inleggelden van andere beleggers.
De uitbetaalde ‘rendementen’ zijn hiermee dus onderdeel van de oplichting. Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden blijkt dat in totaal € 406.862,71 is ingelegd bij [naam website 1] . Door verdachte is € 16.205,82 aan inleggers terugbetaald. Hoewel die inleggelden zijn uitbetaald met gelden van andere beleggers, heeft het Openbaar Ministerie dit bedrag niet meegerekend in het totale oplichtingsbedrag. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank dit bedrag van € 16.205,82 eveneens in mindering brengen op het totaal ingelegde geldbedrag van € 406.862,71. De rechtbank komt dan uit op een totaal oplichtingsbedrag van (€ 406.862,71 – € 16.205,82 =) € 390.656,89.
Vrijspraak van medeplegen
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte de oplichting samen met een of meer anderen heeft begaan, omdat er te weinig bewijs aanwezig is dat [naam 4] en/of [naam 3] het oogmerk had(den) om inleggers middels listige kunstgrepen te bewegen tot de afgifte van geldbedragen. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.2.2 Feit 2 – (gewoonte)witwassen van inleggelden beleggers
Het onder feit 2 genoemde geldbedrag van € 406.862,71 betreft het totaalbedrag dat door beleggers in [naam website 1] is geïnvesteerd. Gelet op wat hiervoor onder 3.4.2.1. is overwogen, kan worden bewezen dat deze inleggelden afkomstig zijn uit oplichting en dat verdachte dat ook wist. Dit betekent dat sprake is van geld dat uit eigen misdrijf afkomstig is. Door de raadsman is bepleit dat geen sprake is geweest van verhullingshandelingen, waarmee hij een beroep doet op de rechtspraak van de Hoge Raad over de kwalificatie-uitsluitingsgrond.
Die rechtspraak komt er – kort gezegd – op neer dat als het aannemelijk is dat een voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, er sprake moet zijn van gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak niet alleen sprake is van het verwerven en voorhanden hebben van het geldbedrag, maar ook van het overdragen en omzetten van bedragen. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt namelijk dat het grootste gedeelte van de inkomende bedragen is overgeboekt naar andere bankrekeningen, waaronder bankrekeningen van verschillende familieleden en bekenden van verdachte en hun bedrijven. Hierna is van deze bankrekeningen het geld weer verder overgeboekt, contant opgenomen, omgezet in cryptocurrencies en/of zijn daarmee betalingen verricht in onder meer winkels, horecagelegenheden en autoverhuurbedrijven.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hier overduidelijk geen sprake is van het bijzondere geval waarin het overmaken van het geld niet wezenlijk verschilt van het enkele voorhanden hebben of verwerven ervan. In zoverre zal het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond dan ook worden verworpen. Het witwassen van in totaal € 406.862,71 kan dus worden bewezen.
GewoonteHet witwassen heeft gedurende ruim een jaar, frequent en op verschillende manieren plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Vrijspraak van medeplegen
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte het gewoontewitwassen samen met een of meer anderen heeft begaan, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat [naam 4] en/of [naam 3] wisten dat het geld van enig misdrijf afkomstig was. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.2.3 Feit 3 – valse TVL-aanvragen
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van het gebruik maken van valse en vervalste geschriften (feit 3) bewezen kan worden. Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte wist dat de inhoud van de TVL-aanvragen van [naam 1] en [naam 2] vals was en dat bij deze aanvragen als bijlagen vervalste aangiftes omzetbelasting zijn ingediend. Hij heeft hierbij nauw en bewust samengewerkt met de tussenpersoon die de TVL-aanvragen voor hem heeft ingediend en met [naam 3] bij de aanvraag voor [naam 1] en met [naam 5] bij de aanvraag voor [naam 2] , aangezien zij wisten dat de inhoud van de TVL-aanvragen onjuist was en zij desondanks hieraan hebben meegewerkt, verdachte van stukken hebben voorzien en/of DigiD/QR-codes hebben gegeven waarmee verdachte de aanvragen kon (laten) indienen.
3.4.2.4 Feit 4 – (gewoonte)witwassen uitgekeerde TVL-bedragen
Het onder feit 4 genoemde geldbedrag van € 117.651,20 betreft het totaalbedrag dat door RvO naar aanleiding van de TVL-aanvragen aan [naam 1] en [naam 2] is uitgekeerd. Gelet op wat hiervoor bij feit 3 is overwogen, kan worden bewezen dat deze bedragen afkomstig zijn uit misdrijf en dat verdachte dat ook wist. Door de raadsman is – net als bij feit 2 – bepleit dat geen sprake is geweest van verhullingshandelingen, waarmee hij wederom een beroep doet op de kwalificatie-uitsluitingsgrond. Zoals hiervoor bij feit 2 is overwogen, blijkt ook hier dat niet alleen sprake is van het verwerven en voorhanden hebben van het geldbedrag, maar ook van het overdragen en omzetten van bedragen. De geldbedragen zijn immers overgeboekt naar andere bankrekeningen met vage omschrijvingen zoals ‘credit finance’ en ‘lening’ die niet ter herleiden zijn tot de TVL-aanvragen, waarna het vervolgens ook contant is opgenomen door verdachte. Het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond wordt wederom verworpen. Het witwassen van in totaal € 117.651,20 kan worden bewezen.
Medeplegen
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het geldbedrag in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 3] en [naam 5] heeft witgewassen, aangezien zij wisten dat het geld van misdrijf afkomstig was, gelet op hun wetenschap over de werkelijke omzet van hun bedrijven, en zij hun bankrekeningen aan verdachte ter beschikking hebben gesteld en/of het geld voor verdachte hebben overgeboekt naar andere bankrekeningen.
Vrijspraak van ‘gewoonte’
Gelet op de korte duur dat het witwassen heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan geen gewoonte heeft gemaakt. Verdachte wordt van dit onderdeel van de tenlastelegging bij feit 4 vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.4.1 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

1.al dan niet h.o.d.n. [naam website 1] en/of [naam bedrijf] op een of meer tijdstippen in de periode 18 mei 2020 tot en met 25 oktober 2021 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde personen en andere personen, telkens heeft bewogen tot (girale) afgifte van een of meer geldbedragen van in totaal EUR 390.656,89, te weten onder meer:

a. a) [naam 7] (geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 1] ) tot afgifte van EUR 8.500 en
b) [naam 8] (geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 2] ) tot afgifte van EUR 2.500 en
c) [naam 9] (geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 3] ) tot afgifte van EUR 4.750 en
d) [naam 10] (geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 4] ) tot afgifte van EUR 10.000 en
e) [naam 11] (geboren te [geboorteplaats 6] , [geboorteland] op [geboortedatum 5] ) tot afgifte van EUR 5.000 en
f) [naam 13] (geboren te [geboorteplaats 7] op [geboortedatum 6] ) tot afgifte van EUR 5.000 en
g) [naam 14] (geboren te [geboorteplaats 8] op [geboortedatum 7] ) tot afgifte van EUR 8.799 en
h) [naam 12] (geboren te [geboorteplaats 9] op [geboortedatum 8] ) tot afgifte van EUR 6.000 en
i. i) [naam 30] (geboren te [geboorteplaats 10] op [geboortedatum 9] ) tot afgifte van EUR 5.100 en
j) [naam 17] (geboren te [geboorteplaats 9] op [geboortedatum 10] ) tot afgifte van EUR 4.000 en
k) [naam 16] (geboren te [geboorteplaats 11] op [geboortedatum 11] ) tot afgifte van EUR 5.000 en
l) [naam 18] (geboren te [geboorteplaats 12] op [geboortedatum 12] ) tot afgifte van EUR 11.900 en
m) [naam 19] (geboren te [geboorteplaats 13] op [geboortedatum 13] ) tot afgifte van EUR 8.000 en
n) [naam 20] (geboren te [geboorteplaats 14] op [geboortedatum 14] ) tot afgifte van EUR 5.500 en
o) [naam 21] (geboren te [geboorteplaats 15] op [geboortedatum 15] ) tot afgifte van EUR 8.000 en
p) [naam 22] (geboren te [geboorteplaats 16] op [geboortedatum 16] ) tot afgifte van EUR 13.219 en
q) [naam 23] (geboren te [geboorteplaats 17] op [geboortedatum 17] ) tot afgifte van EUR 20.000 en
r) [naam 36] (geboren te [geboorteplaats 17] op [geboortedatum 18] ) tot afgifte van EUR 2.325 en
s) [naam 26] (geboren te [geboorteplaats 18] op [geboortedatum 19] ) tot afgifte van EUR 2.452 en
t) [naam 25] (geboren te [geboorteplaats 17] op [geboortedatum 20] tot afgifte van EUR 3.500 en
immers heeft hij, verdachte, telkens met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk in strijd met de waarheid aan bovengenoemde personen en/of aan andere personen, onder meer in persoon en/of telefonisch en/of per e-mail en/of middels een website en/of middels het internet (www. [naam website 1] ) en/of middels informatiemateriaal en/of middels een of meer tussenpersonen en/of middels mond-tot-mondreclame, medegedeeld en/of voorgewend en/of laten meedelen en/of laten voorwenden dat:
I. geldbedragen die (via de website ‘ [naam website 1] ' en/of [naam bedrijf] ) werden ingelegd, zouden worden gebruikt voor de aanschaf van en/of de handel in cryptovaluta; en/of
II. geldbedragen die (via de website ‘ [naam website 1] ’ en/of [naam bedrijf] ) werden ingelegd, zouden worden gebruikt voor de aanschaf en/of ontwikkeling van een cryptomunt (de ‘ [naam cryptomunt] ’); en/of
III. geldbedragen die (via de website ‘ [naam website 1] ’ en/of [naam bedrijf] ) ten behoeve van de ‘ [naam cryptomunt] ’ werden ingelegd, zouden worden verdubbeld; en/of
IV. er (via op de website ‘ [naam website 1] ’ aangeboden beleggingsdiensten) een rendement van 1% en/of 2 % per week en/of 10% en/of 12% en/of 15% per maand en/of 66% in totaal, althans een (hoog) beleggingsrendement zou worden behaald; en/of
V. het (aldus) behaalde rendement (al dan niet verminderd met kosten) vrij opneembaar zou zijn; en/of
VI. [naam website 1] een website van een bonafide financiële instelling zou zijn; en/of
VII. [naam bedrijf] een bonafide financiële instelling zou zijn; en/of
VIII. verzwegen dat een of meer ingelegde geldbedragen (deels) werden aangewend voor een of meer privébestedingen door hem, verdachte,
waardoor bovengenoemde personen en andere personen telkens werden bewogen tot de (girale) afgifte van geldbedragen;
2.
in de periode 1 mei 2020 tot en met 25 oktober 2021, in Nederland, geldbedragen van in totaal EUR 406.862,71, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, door
- voornoemde geldbedragen op bankrekeningen ten name van [naam B.V. 1] en/of [naam 1] en/of [naam bedrijf] en/of [naam B.V. 2] en/of [naam B.V. 3] te ontvangen, over welke bankrekeningen hij, verdachte, mede kon beschikken; en/of
- voornoemde geldbedragen in cryptovaluta om te zetten;
en/of
- voornoemde geldbedragen in contanten op te nemen;
en/of
- voornoemde geldbedragen over te maken op overige bankrekeningen, waaronder bankrekeningen waarover hij, verdachte, mede kon beschikken;
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf en hij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3.
in de periode van 1 december 2020 tot en met 7 januari 2021, tezamen en in vereniging met anderen, in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een aanvraag voor Tegemoetkoming Vaste Lasten ten name van [naam 1] ;
en/of
- een aanvraag voor Tegemoetkoming Vaste Lasten ten name van [naam 2] als ware het echt en onvervalst, door:
- voornoemde aanvraag ten name van [naam B.V. 1] op 18 december 2020 bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in te dienen; en/of
- voornoemde aanvraag ten name van [naam 2] op 30 december 2020 bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in te dienen;
- bij deze aanvragen als bijlagen vervalste aangiftes omzetbelasting te voegen.
4.
in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 tezamen en in vereniging met anderen, in Nederland, geldbedragen van in totaal EUR 117.651,20 heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, door
- voornoemde geldbedragen op een bankrekening ten name van [naam 1] te ontvangen, over welke bankrekening hij, verdachte, mede kon beschikken; en/of
- voornoemde geldbedragen op een bankrekening ten name van [naam 2] te ontvangen, over welke bankrekening hij, verdachte, mede kon beschikken; en/of
- voornoemde geldbedragen over te boeken op overige bankrekeningen, waaronder bankrekeningen waarover hij, verdachte, mede kon beschikken; en/of
- voornoemde geldbedragen contant op te nemen van voornoemde bankrekeningen,
terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De raadsman heeft bepleit dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond bij feit 2 en 4 van toepassing is. Zoals hiervoor onder 3.4.2.2 en 4.4.2.4 is overwogen wordt het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond verworpen.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast is door de officier van justitie een beroepsverbod gevorderd voor de duur van vijf jaar, voor de uitoefening van werkzaamheden als (feitelijk of juridisch) bestuurder van binnenlandse of buitenlandse vennootschappen, beleggingsadviseur, vermogensbeheerder en handelaar in financiële producten waaronder cryptovaluta. Tot slot heeft de officier van justitie ter preventie verzocht om het vonnis niet-geanonimiseerd te publiceren op rechtspraak.nl.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen, met de voorgestelde bijzondere voorwaarden, en er rekening mee te houden dat verdachte zich in de faillissementsprocedure heeft ingespannen om de inleggers zo veel mogelijk schadeloos te stellen. Verder heeft hij verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de schending van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsman heeft zich verzet tegen de publicatie van een niet-geanonimiseerde vonnis op rechtspraak.nl.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting doordat hij in een periode van ruim een jaar (onder meer) twintig slachtoffers heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen, waarbij de slachtoffers is voorgehouden dat er geld werd verdiend met de handel in cryptocurrencies, terwijl hier geen sprake was. Verdachte heeft met de inleggelden onder andere schulden afgelost, luxe goederen aangeschaft en dure auto’s gehuurd. Inmiddels is verdachte persoonlijk failliet verklaard en zijn de investeerders de dupe van deze oplichting.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op het in hem gestelde vertrouwen en hij heeft kennelijk enkel uit financieel gewin gehandeld. Met zijn handelen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door de uit de oplichting afkomstige ingelegde geldbedragen, van in totaal € 406.862,71, over te boeken naar andere bankrekeningen en/of contant op te nemen. Door zo te handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat de opbrengsten van zijn misdrijf aan het zicht van justitie zijn onttrokken. Door witwassen wordt ook de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat hij deze feiten heeft gepleegd terwijl er nog een andere strafzaak speelt waarin hij ook beschuldigd wordt van beleggingsfraude. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het gebruik maken van valse en vervalste geschriften, door onjuiste TVL-aanvragen met vervalste bijlagen bij de RvO in te dienen, waarna hij de door RvO uitgekeerde bedragen, van in totaal € 117.651,20, heeft witgewassen. Hij heeft hiermee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
De persoon van verdachte
Voorts is kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 1 mei 2024, opgemaakt door reclasseringsmedewerker [naam 31] . Het reclasseringsrapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Wij constateren een delictpatroon ten aanzien van het plegen van financiële delicten. Op basis van ons onderzoek kan worden geconcludeerd dat een drang naar luxe en geld in combinatie met (financiële) stress en middelengebruik hebben geleid tot onderhavig delictgedrag. Wij zien betrokkenes gezin, abstinentie van middelen en het ontbreken van een negatief sociaal netwerk als beschermende factoren. Risicofactoren zijn een eventuele terugval in het middelengebruik, stress en een terugval in zijn oude denkpatronen. Op dit moment zijn echter geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van voornoemde risicofactoren. Betrokkene heeft zijn leven in de afgelopen jaren relatief goed op orde gekregen: er is sprake van een structurele baan, een stabiele en steunende partnerrelatie en hij heeft zijn middelengebruik onder controle gekregen. Tevens is tijdens de behandeling bij De Waag veel aandacht geweest voor de denkpatronen van betrokkene. In het reclasseringscontact stelde betrokkene zich vriendelijk en meewerkend op. Wij zien geen meerwaarde in een voortzetting van het reclasseringscontact omdat in de afgelopen jaren aandacht is geweest voor alle leefgebieden en wij niet zien op welk leefgebied wij nog ondersteuning dienen te bieden. Zodoende adviseren wij om betrokkene bij schuldig bevinding een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Tijdens het reclasseringscontact is ingezet op de geconstateerde risicofactoren. Deze factoren zijn niet meer van toepassing en zodoende wordt de kans op recidive ingeschat als laag. Het risico op letsel wordt ingeschat als laag. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Betrokkene heeft zich tijdens het reclasseringscontact goed aan de bijzondere voorwaarden gehouden en was altijd bereikbaar voor de reclassering.
Ook is acht geslagen op de voortgangsverslagen van de reclassering van 18 januari en 19 april 2024, opgemaakt door toezichthouders [naam 32] en [naam 33] . De voortgangsverslagen houden – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Betrokkene heeft meegewerkt aan de behandeling (individuele psychotherapie) en deze positief afgerond. De behandeling heeft plaatsgevonden tussen februari 2022 en april 2023. Hij heeft zich altijd goed aan de meldplichtafspraken gehouden en is open geweest over wat er speelde in zijn leven. Vaak zijn ook lastige onderwerpen besproken zoals zijn verleden, het verliezen van werk, dreiging en de invloed van het delict op zijn gezin en familie. Centraal stond het niet meer opnieuw in aanraking komen met justitie en wat daarvoor nodig is. Betrokkene heeft tijdens het toezicht meerdere banen gehad. Betrokkene kan moeizaam werk vasthouden. Zowel tijdens de meldplichtgesprekken als de behandeling bij De Waag was het behouden van een baan een belangrijk onderwerp van gesprek. Sinds november 2023 is betrokkene aan het werk als kok in een lunchroom. Hij lijkt nu een baan gevonden te hebben waarvoor hij gemotiveerd is om het vast te houden. In juni 2023 is er over gegaan tot uitbetaling van de gedupeerden. Op dat moment kon er om en nabij 80% van het totaalbedrag uitgekeerd worden aan de investeerders. Ook is betrokkene toen aangemeld voor een privé-faillissement. Dit loopt nog. De curator probeert een bankrekening voor hem te openen zodat zijn salaris hierop gestort kan worden. Dit is tot op heden nog niet gelukt. Concluderend heeft betrokkene zich open opgesteld en ingespannen voor het reclasseringstoezicht. De reclassering ziet een jongeman die kan reflecteren op zijn eigen handelen en inzicht heeft in de oorzaken die ertoe hebben geleid dat hij zijn delict heeft gepleegd. Dit inzicht is van essentieel belang om in de toekomst recidive te kunnen voorkomen. Op dit moment wordt het risico op recidive ingeschat als laag. Betrokkene kan zijn motivatie verliezen als het verleden en het heden zich doorkruisen. Hier is hij zich ook bewust van.
Verder is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Andere relevante omstandigheden
Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken (LOVS). Het oriëntatiepunt voor fraude bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,- en € 1.000.000,- wijst op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen 18 en 24 maanden. Deze bandbreedte past bij de door verdachte gepleegde fraude. Strafverzwarend weegt mee dat verdachte de beleggingsfraude over een langere periode heeft gepleegd, er meerdere slachtoffers zijn, verdachte uit de strafbare feiten voordeel heeft verkregen en het niet de eerste keer is.
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte binnen een redelijke termijn wordt afgedaan. Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn door de rechtbank moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld. Dat was op 13 oktober 2021. Dit betekent dat de zaak in principe op 13 oktober 2023 afgerond had moeten zijn. Dat dit niet is gebeurd is, komt mede door de verdediging. Op 9 januari 2023 heeft de verdediging namelijk bij de rechter-commissaris verzocht om getuigen te horen. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van de redelijke termijn. Hoewel geen sprake is van een schending van de redelijke termijn, houdt de rechtbank wel rekening met het tijdsverloop van de zaak en de toepassing van artikel 63 Sr.
De straf
Alles overziend vindt de rechtbank dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan de proeftijd moeten de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan schuldhulpverlening worden verbonden. Het voorwaardelijk deel zal dienen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beroepsverbod
Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat aan verdachte ook het door de officier van justitie geëiste beroepsverbod wordt opgelegd, zodat hij op geen enkele manier nog in de beleggingswereld werkzaam zal kunnen zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar opleggen. Het beroepsverbod zal gelden voor de uitoefening van werkzaamheden als (feitelijk of juridisch) bestuurder van binnenlandse of buitenlandse vennootschappen, beleggingsadviseur, vermogensbeheerder en handelaar in financiële producten, waaronder cryptovaluta.
Geen openbaarmaking van het vonnis
Door de officier van justitie is ook verzocht om als bijkomende straf het vonnis niet-geanonimiseerd te publiceren. Verdachte heeft meerdere beleggers opgelicht en publicatie van een niet-geanonimiseerd vonnis kan strekken tot waarschuwing van hen die later met verdachte in betrekking (zouden kunnen) treden in het kader van financiële producten of dienstverlening. De rechtbank ziet een gevaar voor herhaling bij verdachte, en legt daarom aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op met daarbij bijzondere voorwaarden. Daarnaast wordt aan verdachte ook een beroepsverbod opgelegd. Dit dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden om wederom de fout in te gaan. De rechtbank is van oordeel dat het tevens niet geanonimiseerd publiceren van het vonnis een zodanige inbreuk op de privacy van verdachte maakt die nu niet gerechtvaardigd is in het licht van de met de openbaarmaking te dienen doelen. Gelet hierop ziet de rechtbank in deze zaak daarom onvoldoende noodzaak om het vonnis niet-geanonimiseerd te publiceren.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De hierna genoemde benadeelde partijen hebben een vergoeding van materiële en/of immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Naam benadeelde partij
Materiële schade
Immateriële schade
[naam 22]
€ 56.050,-
-
[naam 13]
€ 6.823,05
-
[naam 18]
€ 7.900,-
-
[naam 12]
€ 21.700,-
-
[naam 26]
€ 2.952,-
-
[naam 8]
€ 2.500,-
-
[naam 25]
€ 4.000,-
€ 16.000,-
[naam 17]
€ 4.000,-
-
[naam 9]
€ 4.750,-
-
[naam 7]
€ 11.000,-
-
[naam 10]
€ 12.400,-
-
[naam 14]
€ 8.547,88
-
[naam 24]
€ 2.325,-
-
[naam 16]
€ 5.000,-
-
[naam 34]
$ 9.423,17
-
[naam 35]
€ 8.916,-
-
[naam 19]
€ 22.032,-
-
[naam 21]
€ 2.250,-
-
Rijksdienst voor ondernemend Nederland
€ 70.611,20
-
[naam 11]
€ 13.598,82
-
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard vanwege de samenloop met voorschriften uit de Faillissementswet.
De rechtbank heeft zowel voorafgaand aan de behandeling van de zaak als op zitting het voornemen geuit om gebruik te maken van de haar toekomende bevoegdheid om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. De achtergrond daarvan is de volgende.
Verdachte is op 10 november 2020 failliet verklaard. De vorderingen zijn na het faillissement ingediend. Op grond van de artikelen 26 en 110 van de Faillissementswet kunnen rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende het faillissement op geen andere wijze worden ingesteld dan bij de curator. Dit betekent dat deze vorderingen niet in het strafproces kunnen worden ingediend, maar alleen bij de curator.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen kennelijk niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal zonder nader onderzoek van de vorderingen op grond van artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partijen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 47, 57, 63, 225, 326, 420bis en 420ter Sr.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
gewoontewitwassen.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals en vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als verdachte gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na afloop van het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 4] . Verdachte moet zich gedurende de proeftijd melden op door de reclassering vastgestelde dagen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte moet meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ontzetverdachte
uit het recht tot de uitoefening van het beroepals (feitelijk of juridisch) bestuurder van binnenlandse of buitenlandse vennootschappen, beleggingsadviseur, vermogensbeheerder en handelaar in financiële producten waaronder cryptovaluta, voor de duur van
5 (vijf) jaar.
Verklaart de
benadeelde partijen[naam 22] , [naam 13] , [naam 18] , [naam 12] , [naam 26] , [naam 8] , [naam 25] , [naam 17] , [naam 9] , [naam 7] , [naam 10] , [naam 14] , [naam 24] , [naam 16] , [naam 34] , [naam 35] , [naam 19] , [naam 21] , Rijksdienst voor ondernemend Nederland en [naam 11]
niet-ontvankelijkin hun vordering.
Bepaalt dat de hiervoor genoemde benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.DOC-001.
3.AMB-016, DOC-046 en DOC-051.
4.AMB-009, DOC-002, DOC-046.
5.AMB-016, DOC-069 en DOC-070.
6.G-001-01, G-002-01, G-003-01, G-004-01, G-005-01, G-006,01, G-007-01, G-008-01, G-009-01, G-012-01, G-013-01, G-014-01, G-015-01, G-018-01, G-019-01, G-020-01 en G-023-01.
7.G-001-01, G-002-01, G-005-01, G-007-01, G-009-01, G-020-01.
8.G-001-01, G-002-01, G-005-01.
9.G-003-01, G-004-01, G-006-01, G-008-01.
10.G-007-01,
11.G-009-01.
12.G-012-01, G-013-01, G-014-01.
13.G-015-01, G-018-01, G-019-01 en G-023-01.
14.G-020-01.
15.AMB-012, BOB-024-03, V-001-07.
16.AMB-012, G-010-01 en V-001-07.
17.AMB-011, BOB-023-04 en BOB-026-05.
18.AMB-012, G-016-01, G-022-01 en DOC-062.
19.G-021-01.
20.AMB-011.
21.AMB-012.
22.AMB-001.
23.AMB-015.
24.AMB-001.
25.AMB-017.
26.AMB-001.
27.AMB-007 en DOC058.
28.AMB-011.
29.G-011-01.
30.Verklaring verdachte ter zitting, V-001-03 en V-001-04.
31.DOC-019.
32.AMB-014, DOC-039, DOC-040 en DOC-054.
33.DOC-041.
34.G-011-01.
35.DOC-021.
36.AMB-014, DOC-032, DOC-033 en DOC-044.
37.DOC-034.
38.V-002-01
39.Verklaring verdachte ter zitting.