3.4.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Website [naam website 1] en [naam bedrijf] .Op 18 mei 2020 is het domein voor de website [naam website 1] ( [naam website 1] ) aangemaakt.Op de website stond onder meer het volgende vermeld: ‘snel, makkelijk en goedkoop cryptovaluta kopen’, ‘maak gratis een account aan waarmee u digitale valuta kunt verhandelen, verzenden, ontvangen en bewaren’, ‘beveiligde offline opslag’, ‘All-In-One Wallet’, ‘maak euro's over naar uw wallet. Zodra de betaling is voltooid, kunt u direct digitale valuta kopen’, ‘geld opnemen of stoppen? Geen probleem, het is jouw geld!’, ‘data protection officer mr. [naam 6] ’. Achter het kopje 'Slim Beleggen' stond vermeld dat er geen verborgen kosten zijn en er een duidelijke fee is, dat de fee afhankelijk is van hoe lang het geld wordt vastgezet en dat het rendement wekelijks wordt uitgekeerd.Op de website werd ook [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) genoemd als bedrijf achter het platform. [naam bedrijf] is op 21 augustus 2020 opgericht naar Engels recht. Het bedrijf is gevestigd op [adres 3] .
Via de website kon een persoonlijk account aangemaakt worden. Via dat account kreeg een investeerder de mogelijkheid om het geld voor de aankoop van cryptocurrencies over te maken naar een bankrekening dan wel direct cryptocurrencies te storten op een van de crypto-adressen van [naam website 1] . Inleggers kregen op hun persoonlijke dashboard een overzicht met het ingelegde geld dan wel cryptocurrencies te zien. Op het dashboard is een tweedeling gemaakt tussen 'Slimbeleggen Saldo' en 'Saldo'. Onder het 'Slimbeleggen Saldo' stond het bedrag waarmee zou worden belegd. Het rendement op de investering was wekelijks zichtbaar onder het kopje 'Investment'.
Verklaringen inleggers [naam website 1]
Uit de verklaringen van getuigen komt naar voren dat zij dachten dat hun inleg bij [naam website 1] zou worden belegd in cryptocurrency, dat hierop een (hoog) rendement zou worden behaald en dat het rendement vrij opneembaar zou zijn. Aan de getuigen is door verdachte niet verteld dat de ingelegde geldbedragen voor andere doeleinden en/of privébestedingen zou worden aangewend.Verder zijn er ook getuigen die hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van de [naam website 1] coin. De getuigen die hebben geïnvesteerd in (de ontwikkeling van) de [naam website 1] coin is voorgehouden dat hun investering zou worden verdubbeld.
De getuigen hebben de volgende redenen aangegeven om te investeren in [naam website 1] en/of de [naam website 1] coin. [naam 7] (€ 8.500,- ingelegd), [naam 8] (€ 4.750,- ingelegd), [naam 9] (€ 2.500,- ingelegd), [naam 10] (€ 10.000,- ingelegd), [naam 11] (€ 5.000,-) en [naam 12] (€ 6.000,- ingelegd) hebben ingelegd bij [naam website 1] omdat verdachte heeft aangegeven dat hij met het ingelegde geld ging traden in crypto en daarmee winst/rendement zou behalen en omdat een andere belegger enthousiast was over het nieuwe platform. Op aanraden van verdachte hebben zij ook geïnvesteerd in de [naam website 1] coin vanwege zijn belofte dat het bedrag zou verdubbelen.
[naam 13] (€ 5.000,- ingelegd), [naam 14] (€ 8.799,- ingelegd), [naam 15] (€ 5.100,- ingelegd) en [naam 16] (€ 5.000,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] vanwege de op de website vermelde informatie en omdat een andere belegger enthousiast was over het nieuwe platform.[naam 17] (€ 4.000,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin omdat hij informatie had ontvangen dat de [naam website 1] coin nog niet ‘gelist’ was, in waarde zou stijgen en zijn inleg zou worden verdubbeld en omdat een andere belegger enthousiast was.[naam 18] (€ 11.900,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin omdat verdachte hem heeft verteld dat hij een eigen token, [naam website 1] coin, zou lanceren die twintig keer zoveel waard zou worden en verdachte aangaf dat hij persoonlijk garant zou staan voor zijn ingelegde geld.[naam 19] (€ 8.000,- ingelegd), [naam 20] (€ 5.500,- ingelegd),
[naam 21] (€ 2.250,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] vanwege het rendement wat op de website stond vermeld.[naam 22] (€ 13.219,- ingelegd, waarvan € 3.500,- en 0.3505 bitcoin), [naam 23] € 20.000,- ingelegd), [naam 24] (€ 2.325,- ingelegd) en [naam 25] (€ 3.500,- ingelegd) hebben geïnvesteerd in [naam website 1] omdat verdachte heeft aangegeven dat hij met het ingelegde geld ging beleggen in crypto en daarmee rendement zou behalen en/of het geld zou worden verdubbeld.[naam 26] (€ 2.452,- ingelegd) heeft geïnvesteerd in de [naam website 1] coin, omdat verdachte heeft aangegeven dat hij daarmee veel winst zou maken.
Ingelegde geldbedragen bij [naam website 1]
De ingelegde geldbedragen voor [naam website 1] kwamen terecht op tien bankrekeningen van [naam B.V. 1] ( [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] , [rekeningnummer 5] , [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] , [rekeningnummer 8] , [rekeningnummer 9] en [rekeningnummer 10] ) en bankrekeningen van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ) en [naam B.V. 2] . ( [rekeningnummer 12] ). In de periode van 18 mei 2020 tot en met 31 augustus 2021 is een bedrag van € 249.053,- aan inleg binnengekomen op de Nederlandse rekeningen. Op de Britse rekening van [naam B.V. 2] ( [rekeningnummer 13] ) is minimaal een bedrag van € 6.500,- aan inleg binnengekomen. In totaal is € 255.553,- middels overboekingen ingelegd in [naam website 1] .
Uit de verklaringen van [naam 27] en verdachte komt naar voren dat ook contant geld is ingelegd in [naam website 1] ad € 50.000,-.
Naast bankoverschrijvingen en contant geld is ook middels cryptocurrencies ingelegd bij [naam website 1] . Op basis van de aangeleverde gegevens van inleggers kunnen zeven cryptoadressen bij het cryptohandelsplatform Binance aan verdachte worden gekoppeld. Vanaf mei 2020 is BUSD 131.784,64 aan cryptocurrencies ingelegd bij [naam website 1] , waarvan BUSD 18.168,11 aan verdachte is geleend om [naam website 1] te starten. Van overboekingen ter waarde van BUSD 391.703,95 is onbekend of het van een inlegger bij [naam website 1] komt of van iemand anders. Aannemelijk is wel dat een deel hiervan inleg betreft.Van drie inleggers is bekend dat zij cryptocurrency bij [naam website 1] hebben ingelegd die niet aan een van de zeven accounts is gekoppeld. Dit gaat om twee inleggen in Ripples ter waarde van € 130,49 en € 2.371,61.Daarnaast heeft getuige [getuige] verklaard dat zijn zoon rond 31 mei 2020, 20 Ethereum heeft ingelegd ter waarde van € 4.275.In euro's is sprake van een minimale inleg bij [naam website 1] in cryptocurrencies van € 101.309,71.
Op basis van het bovenstaande is in totaal € 406.862,71 ingelegd bij [naam website 1] .
Uitgaande geldstromen
Op de Nederlandse bankrekeningen van [naam B.V. 1] zijn geen aankopen of verkopen van cryptocurrency te zien. Het saldo op de Nederlandse bankrekeningen van [naam B.V. 1] was continu laag. Op het moment dat er geld binnenkwam werd dit vrijwel meteen overgeboekt naar andere rekeningen dan wel werden er bestedingen mee gedaan. Op de rekeningen is te zien dat in totaal € 242.762,51 aan geldbedragen van inleggers binnenkwam. Van de € 242.762,51 die is ingelegd door natuurlijke personen, is een klein deel gebruikt om betalingen te doen aan andere (mogelijke) inleggers, waarbij slechts enkele keren in de omschrijving van de overboeking de tekst ' [naam website 1] ' genoemd staat.In totaal is € 16.205,82 aan inleg terugbetaald aan investeerders bij [naam website 1] en € 163.062,11 is uitbetaald als ‘rendement’. Het overgrote deel van het geld dat is ingelegd door natuurlijke personen werd gebruikt voor privé-uitgaven dan wel voor overboekingen naar familie en bekenden van verdachte. Op de rekeningen kan € 85.839,18 worden gecategoriseerd als privé-uitgaven. Deze privé-uitgaven bestonden onder meer uit € 32.707,52 voor horeca, € 22.394,79 voor spullen/kleding en € 16.130,85 voor autokosten, waarvan € 10.997,- voor het huren van zogenaamde ‘supercars’ bij [naam vautoverhuur] . De familie en bekenden waarnaar geld is overgeboekt betreffen [vriendin verdachte] (de vriendin van verdachte), [naam 3] (de schoonvader van verdachte) en zijn bedrijf [naam 1] , [naam 28] (een vriend van verdachte) en zijn bedrijven [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] , [naam 29] (een vriend van verdachte, alsook de neef van zijn vriendin) en zijn bedrijven [naam B.V. 4] , [naam B.V. 5] en [naam VOF] en [naam 5] en zijn bedrijven [naam 2] en [naam VOF] .
Aan [naam 1] is € 103.753,90 overgeboekt, aan de familie [naam 4] € 64.696,80, aan [naam 3] € 5.842,83- en aan de vader van verdachte € 9.342,17,-. Aan [naam 5] en zijn bedrijven is € 8.037,01 overgeboekt, aan [naam 29] en zijn bedrijven € 104.107,74 en aan [naam 28] en zijn bedrijven € 73.395,39. Hierna is van deze rekeningen het geld weer verder overgeboekt of contant opgenomen.In totaal is € 234.290,- contant opgenomen. Verder blijkt uit de rekeningen dat € 148.916,68 is overgemaakt naar Litouwse rekeningen bij [naam bank] , waarvan € 123.714,68 weer is overgemaakt naar familie en bekenden van verdachte.
Op de rekening van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ) is te zien dat in de periode van 20 december 2020 tot en met 27 september 2021 in totaal € 154.870,- contant is opgenomen. Op camerabeelden van geldopnames op 23, 24 en 27 september 2021 is verdachte herkend.
Op de zeven accounts van verdachte bij Binance is te zien dat met de door inleggers gestorte cryptocurrencies weinig tot geen (zichtbare) handelsactiviteiten hebben plaatsgevonden. Op de accounts is vooral sprake van omwisselen van cryptocurrencies die daarna zijn weggeboekt naar andere accounts. In totaal is BUSD 697.572,96 aan cryptocurrencies weggeboekt. Hiervan is BUSD 38.456,40 overgemaakt aan inleggers bij [naam website 1] . Aan personen die geen inlegger bij [naam website 1] waren is BUSD 15.629,62 overgemaakt. Verder was sprake van onderlinge transacties tussen accounts van verdachte ter waarde van BUSD 150.946,95. Van BUSD 492.539,99 is onduidelijk of deze zijn overgeboekt naar inleggers of naar andere personen.
[naam 3] heeft verklaard dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen en pinpassen van [naam B.V. 1] , dat verdachte geld doorsluisde van de rekeningen van [naam B.V. 1] en [naam 1] en daarna contant opnam. Verder heeft [naam 3] verklaard dat het in totaal opgenomen contante geldbedrag van de rekening van [naam 1] door verdachte is opgenomen en gebruikt.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het [naam website 1] -platform heeft laten bouwen door een aantal web-ontwikkelaars, dat een tussenpersoon [naam bedrijf] . voor hem heeft opgezet, dat hij vrij snel na de oprichting van [naam website 1] – ‘een aantal weken na de oprichting’ – niet met het ingelegde geld heeft gehandeld maar dat geld heeft gebruikt voor het aflossen van schulden en privé-uitgaven en dat de geldbedragen die zijn ingelegd ten behoeve van (de ontwikkeling van) de cryptomunt, de [naam website 1] coin, daar ook niet voor zijn gebruikt. Hij heeft ook verklaard dat hij de ingelegde gelden van de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld in ieder geval niet heeft gebruikt voor de handel in cryptocurrencies. Verder heeft hij aangegeven dat de rendementen die zichtbaar waren op (het dashboard van) de website fictief waren, dat het klopt dat hij de beleggers heeft voorgewend dat de behaalde rendementen vrij opneembaar waren en tegenover de beleggers heeft verzwegen dat de geldbedragen zouden worden aangewend voor privé-uitgaven. Verder heeft verdachte verklaard dat al het ingelegde geld is overgeboekt naar andere rekeningen, contant is opgenomen, omgezet in cryptocurrencies, is gebruikt voor het aflossen van schulden, privé-uitgaven en/of het terugbetalen van de inleg/het rendement van andere beleggers. Verder heeft hij verteld dat hij de beschikking had over de rekeningen van [naam B.V. 1] , [naam 1] en [naam B.V. 3] , daarvan bankpassen had en van die rekeningen contant geld heeft opgenomen. Tevens bevestigt verdachte dat hij een rekening had bij [naam bank] en het geld wat daarop is gestort contant heeft opgenomen. Tot slot heeft verdachte verklaard dat de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld hebben ingelegd bij [naam website 1] en dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen kloppen.
Ten aanzien van feit 3 en 4:
[naam 1]Op 31 januari 2020 heeft [naam 1] een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ingediend, waarin een omzet is aangegeven van € 20.948,-.
Op 18 december 2020 is op naam van [naam 1] een TVL-aanvraag bij de RvO ingediend. In de aanvraag is als omzet van het vierde kwartaal 2019 een bedrag van € 822.513,- ingevuld. Als onderbouwing hiervoor is een document met de naam 'D1.pdf' bijgevoegd. De opgegeven omzet komt niet overeen met de op 31 januari 2020 bij de Belastingdienst opgegeven omzet over het vierde kwartaal 2019. Als verwachte omzet voor het vierde kwartaal van 2020 is € 55.000,- ingevuld. Op 18 december 2020 heeft de RvO beslist dat [naam 1] in aanmerking kwam voor subsidie ter hoogte van € 88.264,-. Vervolgens heeft de RvO op 22 december 2020 een voorschot ter hoogte van € 70.611,20 overgemaakt naar de rekening van [naam 1] ( [rekeningnummer 11] ).Binnen een paar uur na ontvangst van de uitkering is in totaal € 60.300 van de rekening van [naam 1] overgeboekt naar andere bankrekeningen: vier geldbedragen (€ 3.000,-, € 16.000,-, € 10.000,- en € 14.000,-) naar [naam B.V. 1] met de omschrijving ‘Credit Finance’, € 7.600,- naar [naam B.V. 3] met de omschrijving ‘short lease’ en € 9.700,- naar [naam 5] met de omschrijving ‘lening’. Diezelfde dag is in totaal ook € 10.000,- van de rekening van [naam 1] contant opgenomen.
[naam 3] heeft verklaard dat hij de TVL-aanvraag niet heeft ingevuld en ingediend, dat de ingevulde omzet in de TVL-aanvraag van € 822.513,- over het vierde kwartaal van 2019 niet klopt en dat de bijgevoegde bijlage ook niet klopt. Verder heeft hij verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd om de aangifte omzetbelasting van [naam 1] over het vierde kwartaal van 2019 op te sturen en dat hij op 17 december 2020 ook een sms-code en de betreffende belastingaangifte naar verdachte heeft gestuurd. Ook heeft hij verklaard dat verdachte de beschikking had over de bankrekeningen en pinpassen van [naam B.V. 1] en dat verdachte de € 10.000,- contant moet hebben opgenomen.
[naam 2]Op 30 januari 2020 heeft [naam 2] een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ingediend, waarin een omzet is aangegeven van € 3.000,-.
Op 30 december 2020 is op naam van [naam 2] een TVL-aanvraag bij de RvO ingediend. In de aanvraag is als omzet van het vierde kwartaal 2019 een bedrag van € 930.000,- ingevuld. Als onderbouwing hiervoor is een document met de naam 'Aangifte_omzetbelasting_2019_30-01-2020_19.17u (1).pdf'. bijgevoegd. De opgegeven omzet kwam niet overeen met de op 30 januari 2020 bij de Belastingdienst opgegeven omzet over het vierde kwartaal 2019. Als verwachte omzet voor het vierde kwartaal van 2020 is € 90.000,- ingevuld. Op 5 januari 2021 heeft de RvO beslist op de aanvraag dat [naam 2] in aanmerking kwam voor subsidie ter hoogte van € 58.800,-. Vervolgens heeft de RvO op 7 januari 2021 een voorschot ter hoogte van € 47.040,- overgemaakt naar de rekening van [naam 2] .Binnen een paar uur na ontvangst van de uitkering zijn de volgende bedragen van de rekening van [naam 2] overgeboekt naar andere bankrekeningen: € 10.000 naar [naam B.V. 3] met de omschrijving ‘borg huurauto’, € 7.000,- naar [naam 1] met de omschrijving ‘website bouwen aanbetaling’ en € 30.000,- naar [naam B.V. 1] met de omschrijving ‘Lening 070121. Conform leningsovereenkomst. Terugbetaling 210121’.
[naam 5] heeft verklaard dat hij de TVL-aanvraag niet heeft ingevuld en ingediend, dat de ingevulde omzet in de TVL-aanvraag van € 930.000,- over het vierde kwartaal van 2019 niet klopt en dat de bijgevoegde bijlage ook niet klopt. Verder heeft hij verklaard dat hij de aangifte omzetbelasting van [naam 2] over het vierde kwartaal van 2019 aan verdachte heeft verstrekt en op verzoek van verdachte de QR-code heeft gescand waarmee verdachte via zijn DigiD gegevens kon inloggen bij de RvO. Ook heeft hij verklaard dat hij op verzoek van verdachte de bedragen heeft overgeboekt naar andere bankrekeningen met de omschrijvingen die verdachte hem heeft aangeleverd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de TVL-aanvragen ten name van [naam 1] en [naam 2] via een tussenpersoon heeft laten indienen bij de RvO en dat hij de aangiften omzetbelasting belasting en QR-codes/DigiD codes bij [naam 3] en [naam 5] heeft opgevraagd. Verder heeft hij verklaard dat hij de door de RvO uitgekeerde geldbedragen heeft overgemaakt dan wel heeft laten overmaken naar andere bankrekeningen en vervolgens contant heeft opgenomen. Ook heeft hij aangegeven dat hij de beschikking had over de rekeningen van [naam B.V. 1] , [naam 1] en [naam B.V. 3] Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren.
3.4.2Overwegingen rechtbank
3.4.2.1 Feit 1 – oplichting
Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte via de website van [naam website 1] en/of in persoon in strijd met de waarheid aan beleggers heeft medegedeeld dat hun inleg zou worden geïnvesteerd in de handel in cryptocurrencies, dat daarmee hoge rendementen zouden worden behaald en dat die rendementen vrij opneembaar zouden zijn. Ook is aan meerdere beleggers in strijd met de waarheid, via de website en/of in persoon, medegedeeld dat hun inleg zou worden gebruikt voor de aanschaf/ontwikkeling van een ‘eigen’ cryptomunt – de [naam website 1] coin – en dat de inleg daarin zou worden verdubbeld. Dit terwijl verdachte in werkelijkheid de ingelegde gelden gebruikte om schulden af te betalen, privé-uitgaven te doen en/of gelden naar familie en bekenden over te boeken. Verdachte heeft dit ook verzwegen tegenover de beleggers. Verder heeft verdachte een valse voorstelling van zaken gegeven door fictieve rendementen te fingeren op het dashboard op de website en door rendementen uit te keren en inleggelden terug te betalen, terwijl deze uitbetalingen in feite werden voldaan uit geld dat door andere investeerders was ingelegd. Ook heeft verdachte voorgewend dat de website en [naam bedrijf] bonafide financiële instellingen zijn door te doen alsof een Engels bedrijf, [naam bedrijf] , achter het platform [naam website 1] zat, terwijl dit in werkelijkheid verdachte was, en door melding te maken van een ‘data protection officer’ die niet bestond.
Deze hiervoor besproken toezeggingen en voorwendselen betreffen een groot aantal onware mededelingen, zodat dit – naar het oordeel van de rechtbank – een opeenstapeling van leugens oplevert. De wijze waarop deze mededelingen werden gepresenteerd, heeft bovendien bijgedragen aan hun vertrouwenwekkende en indringende aard. Zo is door daadwerkelijk (fictieve) rendementen op accounts bij te schrijven en uitkeringen te doen, door verdachte vertrouwen opgewekt.
De rechtbank is van oordeel dat met het aantal onware mededelingen, verzwijgingen en gedragingen in hun onderlinge verband en samenhang bezien sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
De rechtbank is verder van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de inleggers bij [naam website 1] – gelet op hun getuigenverklaringen – door voornoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde gelden.
Vervolgens is de vraag of verdachte ook het oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke bevoordeling. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij vrij snel na de oprichting van [naam website 1] op 18 mei 2020 – in zijn eigen woorden ‘een aantal weken na de oprichting’ – niet met het ingelegde geld heeft gehandeld. Ook heeft hij bevestigd dat hij de ingelegde gelden van de beleggers die op de tenlastelegging staan vermeld al niet heeft gebruikt voor de handel in cryptocurrencies. Dit wordt ook ondersteund door het overige bewijs in het dossier, aangezien op de bankrekeningen en Binance accounts geen aankopen of verkopen van cryptocurrencies te zien zijn. Gelet hierop zijn de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm vanaf het begin (van de oprichting van het platform) erop gericht geweest om hemzelf en/of anderen te bevoordelen en had hij dus het vereiste oogmerk van die wederrechtelijke bevoordeling.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels de investeerders van [naam website 1] heeft bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen.
De raadsman heeft aangevoerd dat een partiële vrijspraak moet volgen voor enkele inleggers. Dit verweer wordt ook verworpen. Allereerst heeft de raadsman niet gespecificeerd om welke beleggers het gaat en waarom in die gevallen niet bewezen kan worden welke bedragen zij hebben ingelegd. De rechtbank ziet ook geen reden om aan de verklaringen van de getuigen te twijfelen. Bovendien heeft verdachte ter zitting uitdrukkelijk aangegeven dat alle namen van de beleggers en de vermelde bedragen op de tenlastelegging kloppen.
Verder is nog aangevoerd dat het totale oplichtingsbedrag moet worden bijgesteld naar € 192.269,78 vanwege de rendementen die zijn uitgekeerd. De rechtbank gaat hier niet in mee, aangezien de rendementen fictief waren en – zoals hiervoor al is vermeld – die uitgekeerde rendementen werden betaald met de inleggelden van andere beleggers.
De uitbetaalde ‘rendementen’ zijn hiermee dus onderdeel van de oplichting. Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden blijkt dat in totaal € 406.862,71 is ingelegd bij [naam website 1] . Door verdachte is € 16.205,82 aan inleggers terugbetaald. Hoewel die inleggelden zijn uitbetaald met gelden van andere beleggers, heeft het Openbaar Ministerie dit bedrag niet meegerekend in het totale oplichtingsbedrag. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank dit bedrag van € 16.205,82 eveneens in mindering brengen op het totaal ingelegde geldbedrag van € 406.862,71. De rechtbank komt dan uit op een totaal oplichtingsbedrag van (€ 406.862,71 – € 16.205,82 =) € 390.656,89.
Vrijspraak van medeplegen
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte de oplichting samen met een of meer anderen heeft begaan, omdat er te weinig bewijs aanwezig is dat [naam 4] en/of [naam 3] het oogmerk had(den) om inleggers middels listige kunstgrepen te bewegen tot de afgifte van geldbedragen. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.2.2 Feit 2 – (gewoonte)witwassen van inleggelden beleggers
Het onder feit 2 genoemde geldbedrag van € 406.862,71 betreft het totaalbedrag dat door beleggers in [naam website 1] is geïnvesteerd. Gelet op wat hiervoor onder 3.4.2.1. is overwogen, kan worden bewezen dat deze inleggelden afkomstig zijn uit oplichting en dat verdachte dat ook wist. Dit betekent dat sprake is van geld dat uit eigen misdrijf afkomstig is. Door de raadsman is bepleit dat geen sprake is geweest van verhullingshandelingen, waarmee hij een beroep doet op de rechtspraak van de Hoge Raad over de kwalificatie-uitsluitingsgrond.
Die rechtspraak komt er – kort gezegd – op neer dat als het aannemelijk is dat een voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, er sprake moet zijn van gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak niet alleen sprake is van het verwerven en voorhanden hebben van het geldbedrag, maar ook van het overdragen en omzetten van bedragen. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt namelijk dat het grootste gedeelte van de inkomende bedragen is overgeboekt naar andere bankrekeningen, waaronder bankrekeningen van verschillende familieleden en bekenden van verdachte en hun bedrijven. Hierna is van deze bankrekeningen het geld weer verder overgeboekt, contant opgenomen, omgezet in cryptocurrencies en/of zijn daarmee betalingen verricht in onder meer winkels, horecagelegenheden en autoverhuurbedrijven.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hier overduidelijk geen sprake is van het bijzondere geval waarin het overmaken van het geld niet wezenlijk verschilt van het enkele voorhanden hebben of verwerven ervan. In zoverre zal het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond dan ook worden verworpen. Het witwassen van in totaal € 406.862,71 kan dus worden bewezen.
GewoonteHet witwassen heeft gedurende ruim een jaar, frequent en op verschillende manieren plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Vrijspraak van medeplegen
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte het gewoontewitwassen samen met een of meer anderen heeft begaan, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat [naam 4] en/of [naam 3] wisten dat het geld van enig misdrijf afkomstig was. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.2.3 Feit 3 – valse TVL-aanvragen
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van het gebruik maken van valse en vervalste geschriften (feit 3) bewezen kan worden. Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte wist dat de inhoud van de TVL-aanvragen van [naam 1] en [naam 2] vals was en dat bij deze aanvragen als bijlagen vervalste aangiftes omzetbelasting zijn ingediend. Hij heeft hierbij nauw en bewust samengewerkt met de tussenpersoon die de TVL-aanvragen voor hem heeft ingediend en met [naam 3] bij de aanvraag voor [naam 1] en met [naam 5] bij de aanvraag voor [naam 2] , aangezien zij wisten dat de inhoud van de TVL-aanvragen onjuist was en zij desondanks hieraan hebben meegewerkt, verdachte van stukken hebben voorzien en/of DigiD/QR-codes hebben gegeven waarmee verdachte de aanvragen kon (laten) indienen.
3.4.2.4 Feit 4 – (gewoonte)witwassen uitgekeerde TVL-bedragen
Het onder feit 4 genoemde geldbedrag van € 117.651,20 betreft het totaalbedrag dat door RvO naar aanleiding van de TVL-aanvragen aan [naam 1] en [naam 2] is uitgekeerd. Gelet op wat hiervoor bij feit 3 is overwogen, kan worden bewezen dat deze bedragen afkomstig zijn uit misdrijf en dat verdachte dat ook wist. Door de raadsman is – net als bij feit 2 – bepleit dat geen sprake is geweest van verhullingshandelingen, waarmee hij wederom een beroep doet op de kwalificatie-uitsluitingsgrond. Zoals hiervoor bij feit 2 is overwogen, blijkt ook hier dat niet alleen sprake is van het verwerven en voorhanden hebben van het geldbedrag, maar ook van het overdragen en omzetten van bedragen. De geldbedragen zijn immers overgeboekt naar andere bankrekeningen met vage omschrijvingen zoals ‘credit finance’ en ‘lening’ die niet ter herleiden zijn tot de TVL-aanvragen, waarna het vervolgens ook contant is opgenomen door verdachte. Het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond wordt wederom verworpen. Het witwassen van in totaal € 117.651,20 kan worden bewezen.
Medeplegen
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het geldbedrag in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 3] en [naam 5] heeft witgewassen, aangezien zij wisten dat het geld van misdrijf afkomstig was, gelet op hun wetenschap over de werkelijke omzet van hun bedrijven, en zij hun bankrekeningen aan verdachte ter beschikking hebben gesteld en/of het geld voor verdachte hebben overgeboekt naar andere bankrekeningen.
Vrijspraak van ‘gewoonte’
Gelet op de korte duur dat het witwassen heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan geen gewoonte heeft gemaakt. Verdachte wordt van dit onderdeel van de tenlastelegging bij feit 4 vrijgesproken.