ECLI:NL:RBAMS:2024:2779

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/13/742690 / HA ZA 23-1059
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis en schikking in civiele procedure tussen Liberty Mutual Insurance Europe S.E. en gedaagden

In de civiele zaak tussen Liberty Mutual Insurance Europe S.E. (hierna: Liberty) en twee gedaagden, is op 15 mei 2024 een vonnis gewezen door de Rechtbank Amsterdam. Liberty, vertegenwoordigd door mr. M.C. Franken-Schoemaker, had beide gedaagden gedagvaard op 1 augustus 2023. Op 29 november 2023 werd verstek verleend tegen beide gedaagden. Gedaagde 1 heeft zijn verstek gezuiverd en een schikking getroffen met Liberty, waardoor de zaak tegen hem is doorgehaald. Gedaagde 2, die niet verschenen was, bleef in de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft, omdat gedaagde 1 als ankergedaagde kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van Liberty tegen gedaagde 2 beoordeeld en vastgesteld dat de gevorderde bedragen niet onrechtmatig of ongegrond zijn. Liberty vorderde een totaalbedrag van € 35.786,11, inclusief wettelijke rente vanaf 14 april 2022. De rechtbank heeft gedaagde 2 veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten van € 4.733,58. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/742690 / HA ZA 23-1059
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
de Europese vennootschap,
LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE S.E.,
gevestigd te Luxemburg,
eisende partij (hierna: Liberty),
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen

1.1. [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij (hierna: [gedaagde 1] ),
advocaat: mr. M.M.C. Wingen,

2.[gedaagde 2] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
gedaagde partij (hierna: [gedaagde 2] ).

1.De procedure

1.1.
Liberty heeft bij dagvaarding van 1 augustus 2023 met producties 1 tot en met 10, zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] gedagvaard.
1.2.
Op 29 november 2023 is verstek verleend tegen beide gedaagden. [gedaagde 1] heeft zijn verstek gezuiverd en met advocaat van antwoord gediend.
1.3.
Bij tussenvonnis van 13 maart 2024 is een mondelinge behandeling bepaald, die plaatsvond op 29 april 2024. [gedaagde 1] trof een schikking met Liberty, waarna de zaak tegenover [gedaagde 1] op de rol is doorgehaald.
1.4.
[gedaagde 2] was niet op de mondelinge behandeling aanwezig, waarna in de zaak tegenover [gedaagde 2] vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
De zaak tegen [gedaagde 1] is afgerond en doorgehaald, waardoor zich geen situatie meer voordoet van artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) waarin er meerdere gedaagden zijn waarvan er ten minste één niet is verschenen. De daarin vervatte regeling waarbij tegen alle gedaagden een vonnis op tegenspraak wordt gewezen is dus op deze zaak niet van toepassing. Dat betekent dat tegenover [gedaagde 2] een verstekvonnis wordt gewezen. Bij een verstekvonnis wordt het gevorderde toegewezen indien het de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.2.
De rechtbank heeft rechtsmacht in deze zaak omdat [gedaagde 1] is aan te merken als ankergedaagde in de zin van artikel 8 lid 1 Brussel I-
bis [1] voor het geval deze verordening van toepassing is door het verblijf van [gedaagde 2] in een andere Europese lidstaat. Dat maakt dat de rechtbank ook bevoegd is van de vordering jegens [gedaagde 2] kennis te nemen. De zaak richt zich tegen beide gedaagden en tussen beide geschillen bestaat een voldoende nauwe band zodat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Een zelfde uitkomst geldt ingevolge artikel 7 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering als het commune internationale privaatrecht van toepassing is.
2.3.
[gedaagde 2] is een consument, waardoor de rechtbank ambtshalve ook moet toetsen aan het Europese consumentenrecht dat is geïmplementeerd in Nederlandse wetten. De bepalingen die Liberty inroept, namelijk de artikelen 5 en 7 van de betalingsregeling waarin de hoofdelijke aanspraak van de hoofdsom op [gedaagde 2] en [gedaagde 1] is neergelegd, heeft de rechtbank getoetst en zijn niet oneerlijk in de zin van de richtlijn oneerlijke bedingen. [2]
2.4.
Het gevorderde komt de rechtbank verder niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. De vordering begroot Liberty op:
- € 40.360 aan hoofdsom;
- € 1.426,11 aan buitengerechtelijke kosten;
- en aftrek van € 6.000 als reeds betaald.
Dat is in totaal € 35.786,11 en niet € 35.976,69 zoals in het petitum van de dagvaarding (abusievelijk) staat. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2022 zal ook worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Liberty tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,58
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.733,58
2.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 35.786,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van € 4.733,58, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.