ECLI:NL:RBAMS:2024:2751

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23/4600
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens schending contactbeperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig in Amsterdam, had een beroepschrift ingediend tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dit beroepschrift werd echter ingediend terwijl eiser onder een contactbeperking viel, opgelegd door het gerechtsbestuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet op de juiste wijze was ingesteld, aangezien eiser tijdens de contactbeperking in strijd met de opgelegde regels digitaal beroep had ingesteld. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de contactbeperking, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om hierover te oordelen. De rechtbank heeft de mogelijkheid voor eiser om zijn bezwaren voor te leggen aan de Nationale Ombudsman of de civiele rechter benadrukt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om eiser een schadevergoeding of proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 27 juli 2023 een beroepschrift van eiser ontvangen dat is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 juli 2023 (de bestreden uitspraak).

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
Wat is er gebeurd?
2. Het gerechtsbestuur van deze rechtbank heeft eiser bij brief van 6 februari 2023
bericht dat hem een contactbeperking voor de duur van zes maanden wordt opgelegd. Deze contactbeperking houdt in dat eiser alleen via brieven die per post zijn verzonden of bij de Centrale Balie van deze rechtbank zijn ingeleverd met de rechtbank mag communiceren. Alle andere wijzen van communicatie zijn niet toegestaan. In de brief staat ook dat eventuele e-mails en andere digitale berichten die eiser aan de rechtbank verstuurt niet in behandeling worden genomen. De laatste dag van deze termijn van zes maanden is
7 augustus 2023.
3. Eiser heeft via het Digitaal Loket op 27 juli 2023 beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 23/4600.
4. De griffier heeft eiser bij brief van 30 januari 2024 bericht dat het beroep buiten behandeling wordt gesteld, omdat eiser tijdens het contactverbod digitaal beroep heeft ingesteld.
Standpunt eiser
5. Eiser heeft per e-mail van 21 februari 2024 geschreven dat hij het niet eens is met de buiten behandeling stelling van het beroep. Eiser heeft aangevoerd dat het beroepschrift na 7 augustus 2023 op de juiste wijze in behandeling is genomen. Eiser heeft verder aangevoerd dat het beroep eerder in behandeling genomen had moeten worden, omdat eiser tegen de aan hem opgelegde contactbeperking beroep heeft ingesteld bij zowel de Nationale Ombudsman als de Hoge Raad, waardoor de aan hem opgelegde contactbeperking nimmer rechtsgeldig is geworden. Eisers recht op hoger beroep is geschonden. Eiser heeft verzocht om een schadevergoeding van ten minste € 100,-.
Beoordeling
6. Het gerechtsbestuur van deze rechtbank heeft eiser een contactbeperking opgelegd als hierboven onder 2. beschreven. Eiser heeft door het digitaal indienen van beroep op
27 juli 2023 in strijd gehandeld met de aan hem opgelegde contactbeperking. Hieruit volgt dat de rechtbank niet over zal gaan tot een inhoudelijke behandeling van het beroep, maar het in plaats daarvan niet-ontvankelijk zal verklaren.
7. De bestuursrechter volgt eiser niet in zijn betoog dat zijn beroep na afloop van het contactverbod door de rechtbank in behandeling is genomen en – zo begrijpt de rechtbank eiser – zijn beroep daarom inhoudelijk moet worden beoordeeld. Gesteld noch gebleken is dat eiser ten tijde van de aan hem opgelegde contactbeperking
ookop de juiste wijze – schriftelijk per post of via de Centrale Balie – beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Evenmin is gesteld of gebleken dat eiser na afloop van de aan hem opgelegde contactbeperking beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.
8. De omstandigheid dat eiser stelt beroep te hebben ingesteld bij zowel de Nationale Ombudsman als de Hoge Raad maakt de uitkomst voor eiser ook niet anders. Wat daar van zij, gesteld noch gebleken is dat de aan eiser opgelegde contactbeperking is opgeschort of vernietigd. De bestuursrechter gaat er daarom van uit, nu haar niet van het tegendeel is gebleken, dat de oplegging van de contactbeperking rechtmatig was.
9. Voor zover eiser vindt dat de bestuursrechter moet oordelen dat de hem opgelegde contactbeperking onrechtmatig is, volgt de rechtbank hem daarin niet. De bestuursrechter is namelijk niet de rechter die bevoegd is daarover te oordelen. Het gerechtsbestuur is geen bestuursorgaan en besluiten van het gerechtsbestuur zijn daarom geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bepaalt dat in zo’n geval de weg naar de bestuursrechter niet openstaat [2] . De rechter die bevoegd is te oordelen over de contactbeperking is de civiele rechter. Informatie over deze procedure is te vinden op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft verder de mogelijkheid een oordeel te vragen (zoals hij kennelijk al deed) aan de Nationale Ombudsman.
10. Uit het vorenstaande volgt dat het onderhavige beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
11. Er is geen aanleiding om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 april 2024
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: C

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, juncto artikel 1:3, eerste lid van de Awb, juncto artikel 8:1 van de Awb, alsook MvT, Parl. Besch. Awb I, p. 134.