In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de wijziging van de voorlopige omgangsregeling voor een minderjarig kind, [minderjarige]. De man, eiser in dit kort geding, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige] iedere week van zondag 17:00 tot zaterdag 17:00 uur bij hem zou verblijven. De vrouw, gedaagde, voerde verweer tegen deze wijziging. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2024 werd duidelijk dat er al langere tijd onenigheid bestaat tussen de ouders over de opvoeding en zorg voor [minderjarige]. De voorzieningenrechter heeft op 29 april 2024 met [minderjarige] gesproken, die aangaf liever minder tijd bij zijn vader te willen doorbrengen. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig en gaf aan dat de ouders in een zorgelijke situatie verkeren, waarbij de opvoedstijlen van beide ouders sterk van elkaar verschillen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet in het belang van [minderjarige] is om de zorgregeling op dit moment te wijzigen, en heeft de vordering van de man afgewezen. De huidige zorgregeling blijft dus van kracht, en de ouders zijn aangespoord om samen te werken aan de opvoeding van [minderjarige] en om negatieve communicatie over elkaar te vermijden. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.