ECLI:NL:RBAMS:2024:275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10640532 \ CV EXPL 23-10709
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in consumentenrechtelijke zaak met betrekking tot informatieplichten en oneerlijke bedingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 1 februari 2024 een vonnis gewezen in een consumentenrechtelijke kwestie tussen DELA Uitvaartverzorging N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, DELA, heeft een vordering ingesteld op basis van een overeenkomst die met de gedaagde is gesloten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 9 november 2023, waarna DELA een akte heeft ingediend met producties. De gedaagde heeft niet gereageerd op deze akte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat DELA voldoende informatie heeft verstrekt aan de gedaagde over de aard van de dienstverlening en de voorwaarden van de overeenkomst. Er is vastgesteld dat de overeenkomst niet mondeling, maar schriftelijk tot stand is gekomen, en dat de gedaagde voldoende is geïnformeerd over zijn rechten en plichten. De rechter heeft de informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l BW als voldaan beschouwd.

Daarnaast heeft de kantonrechter de bedingen in de algemene voorwaarden beoordeeld op oneerlijkheid, in het bijzonder het rentebeding en het incassokostenbeding. De rechter oordeelde dat het rentebeding niet oneerlijk was, omdat het percentage onder de wettelijke handelsrente bleef. Ook het incassokostenbeding werd niet als oneerlijk aangemerkt, ondanks enkele tekortkomingen in de uitvoering. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van DELA toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en wettelijke rente, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10640532 \ CV EXPL 23-10709
991
Vonnis van 1 februari 2024
in de zaak van
DELA UITVAARTVERZORGING N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Dela,
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 november 2023,
- de akte van Dela, met producties.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet gereageerd op de akte van Dela.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Dela is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over, kort gezegd, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gesloten en is voldaan aan de informatieplichten.
2.2.
Dela heeft in haar akte gesteld dat in de dagvaarding abusievelijk is vermeld dat de overeenkomst mondeling is gesloten. Dela beschikt over een schriftelijke overeenkomst. Eerst is telefonisch besproken wat voor soort uitvaart het ging worden. Daarna is een schriftelijk aanbod aan [gedaagde] toegestuurd. Dat aanbod heeft [gedaagde] ondertekend en per e-mail aan Dela geretourneerd.
2.3.
Gelet op de aanvullende stellingen van Dela, wordt vastgesteld dat de stellingen in de dagvaarding over de wijze waarop de overeenkomst is gesloten en is voldaan aan de informatieplichten weliswaar onvolledig, maar niet in strijd met de waarheid waren. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om hieraan gevolgen te verbinden.
2.4.
Over de informatieplichten stelt Dela in de akte dat [gedaagde] door middel van het telefoongesprek en het schriftelijk toegestuurde aanbod voldoende geïnformeerd is over de aard van de dienstverlening, de handelsnaam, de adresgegevens en de contactgegevens van Dela. Vervolgens heeft [gedaagde] het aanbod geaccepteerd door het te ondertekenen en terug te sturen.
2.5.
Vastgesteld wordt dat het gaat om een overeenkomst anders dan op afstand of buiten verkoopruimte, zodat gemotiveerd moet worden gesteld dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230l BW. Dela verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten naar het telefoongesprek en het schriftelijke aanbod. Geoordeeld wordt dat in het schriftelijke aanbod alle informatie als bedoeld in artikel 6:230l BW bevat, zodat is voldaan aan de informatieplichten.
2.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de bedingen in de algemene voorwaarden die aan de vordering ten grondslag zijn, of kunnen worden gelegd, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (richtlijn oneerlijke bedingen, hierna: de richtlijn). Van belang is het rentebeding in artikel 9.5 van de algemene voorwaarden en het incassokostenbeding in artikel 9.6 van de algemene voorwaarden.
2.7.
Ten aanzien van het rentebeding wordt overwogen dat 1% per maand is overeengekomen, wat een hoger percentage is dan de wettelijke rente. Echter, nu de rente is gemaximeerd op 7% per jaar, een percentage dat beneden de destijds geldende wettelijke handelsrente blijft, wordt geoordeeld dat geen sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument. Voor wat betreft de incassokosten wordt in het beding verwezen naar de wettelijke regeling ten aanzien van de hoogte en is ook getracht aansluiting te zoeken bij het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW. Hoewel de termijn in de vruchteloze aanmaning waarbinnen alsnog moet worden betaald niet in overeenstemming is met de eisen die de Hoge Raad, nu niet wordt aangehaakt bij de dag van ontvangst maar bij dag van verzending, kan ook hier niet worden gesproken van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht. Daarom worden beide bedingen niet als oneerlijk aangemerkt.
2.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat Dela zich op de wettelijke regelingen aangaande de rente en incassokosten mocht beroepen. De wettelijke rente is toewijsbaar. De incassokosten worden afgewezen, omdat de brief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW niet bij de dagvaarding is gevoegd en zodoende de gestelde verzending / ontvangst niet is onderbouwd.
2.9.
Met inachtneming van het voorgaande is de vordering toewijsbaar als na te melden. [gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Dela van:
- € 2.490,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 juli 2023 tot de dag van de voldoening,
- € 53,48 aan wettelijke rente, berekend tot 18 juli 2023,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Dela begroot op € 130,49 aan explootkosten, € 232,00 aan salaris gemachtigde en € 487,00 aan griffierecht, één en ander voor zover van toepassing, inclusief btw,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw,
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.