Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer 1 kilogram cocaïne in zijn auto. De zaak kwam aan het licht na een verkeerscontrole op 21 januari 2024, waarbij de verdachte met hoge snelheid door een woonwijk in Diemen reed. Tijdens de controle werd in de auto een bruin, geseald pakket aangetroffen dat later bleek cocaïne te bevatten. De verdachte ontkende echter dat het pakket van hem was en stelde niet op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van de drugs.
De officier van justitie meende dat het bewijs voldoende was om de verdachte te veroordelen, gezien de cocaïne binnen handbereik van de verdachte was aangetroffen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugs. De rechtbank oordeelde dat voor een veroordeling bewezen moest worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en daarover de beschikkingsmacht had.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte de enige inzittende van de auto was, er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat hij wist dat het pakket met cocaïne in de auto lag. De verdachte had verklaard de auto geleend te hebben en er waren geen vingerafdrukken of DNA van hem op het pakket aangetroffen. Gezien het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag en twee telefoons.